Wet van 26 januari 2004 tot wijziging van de Huursubsidiewet en enkele andere wetten (introductie van een nieuwe procedure voor huurders die een aanvraag om toekenning van huursubsidie indienen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Huursubsidiewet en enkele andere wetten te wijzigen teneinde aan huurders die een aanvraag om toekenning van huursubsidie indienen een huursubsidiebericht of een beperkt huursubsidiebericht te doen toekomen en enkele andere wijzigingen in die wetten aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Huursubsidiewet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. beperkt huursubsidiebericht: een schriftelijke kennisgeving van Onze Minister aan een huurder met gegevens over:

1°. samenstelling van het huishouden, inkomen en vermogen;

2°. samenstelling van het huishouden en huurprijs, of

3°. samenstelling van het huishouden.

2. Onderdeel k komt te luiden:

k. peildatum:

1°. als de huurder een aanvraag als bedoeld in artikel 28, eerste lid, heeft ingediend: de eerste dag van de kalendermaand volgend op die waarin die aanvraag is ingediend;

2°. als, in andere gevallen dan bedoeld onder 1°, aan de huurder een beperkt huursubsidiebericht of huursubsidiebericht is toegezonden: de eerste dag van het subsidietijdvak;

3. Onderdeel o komt te luiden:

o. subsidietijdvak:

1°. het subsidiejaar, als de huurder in het daaraan voorafgaande subsidiejaar huursubsidie heeft ontvangen dan wel in de maand juni voorafgaand aan dat subsidiejaar een aanvraag als bedoeld in artikel 28, eerste lid, heeft ingediend;

2°. de resterende volle kalendermaanden van het subsidiejaar, als de huurder in een andere maand dan de maand juni een aanvraag als bedoeld in artikel 28, eerste lid, heeft ingediend.

B

In artikel 4, derde lid, vervalt: de vrijstelling kapitaalverzekeringen voor kinderen, bedoeld in artikel 5.12 van die wet,.

C

In artikel 5, tweede lid, wordt:

a. «aan Onze Minister of aan de huurder» vervangen door «aan Onze Minister en aan de huurder» en

b. een volzin toegevoegd, luidende: Bij algemene maatregel van bestuur kunnen omtrent die verklaring nadere regels worden gesteld.

D

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.

2. Onderdeel a, onder 3°, komt te luiden:

3°. vreemdeling is en, na rechtmatig verblijf te hebben gehouden in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000, rechtmatig verblijf houdt als bedoeld in artikel 8, onder g of h, van die wet en huursubsidie heeft ontvangen over het subsidietijdvak waarin hij voor het laatst rechtmatig verblijf hield, en.

DA

In artikel 11, eerste lid, onder b, wordt «in eigendom van» vervangen door: in eigendom van en aan de huurder verhuurd door.

E

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «een woning» vervangen door: een woning met een rekenhuur boven de aftoppingsgrenzen, bedoeld in artikel 20, tweede lid,.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Alvorens Onze Minister tot toepassing van het eerste lid overgaat, stelt hij burgemeester en wethouders in de gelegenheid om binnen vier weken een advies daarover uit te brengen. Op verzoek van burgemeester en wethouders wordt die termijn met ten hoogste vier weken verlengd.

EA

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Geen huursubsidie wordt toegekend als de rekenhuur, vermeerderd met het bedrag dat daarop eventueel krachtens artikel 5, vierde lid, in mindering wordt gebracht:

    a. hoger is dan EUR 565,44 per maand als:

    1°. de huurder of een van de medebewoners op de peildatum 23 jaar of ouder is, dan wel de woning deelt met een kind of pleegkind van de huurder of een medebewoner of

    2°. de huurder of de medebewoner, ten behoeve van wie in en rond de woning voorzieningen zijn aangebracht die noodzakelijk zijn in verband met een handicap van die huurder of die medebewoner, op de peildatum 18 jaar of ouder is

    of

    b. hoger is dan EUR 307,49 per maand in andere gevallen dan bedoeld onder a.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel c wordt «het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onder a,» vervangen door: de bedragen, genoemd in het eerste lid,.

b. Onderdeel d vervalt onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt.

3. Het vierde lid vervalt onder vernummering van het vijfde lid tot vierde lid.

F

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «€ 35 200» vervangen door: het bedrag, genoemd in artikel 5.5, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals dit luidt in het peiljaar,.

2. In het tweede lid wordt «het eerste lid» vervangen door: het eerste lid, onder a, c en d,.

G

Artikel 21, eerste lid, onderdeel d, vervalt.

H

Artikel 22a vervalt.

I

In artikel 26 wordt na het derde lid een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Onze Minister beslist op een verzoek binnen vijftien maanden na de datum van indiening van dat verzoek of na de aanvulling daarvan, bedoeld in artikel 29, tweede lid.

J

Artikel 26a wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, na onderdeel c een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. toetsdatum:

1°. als de huurder een aanvraag als bedoeld in artikel 26b, eerste lid, binnen drie maanden na de inkomensdaling heeft ingediend: de eerste dag van een kalendermaand als de inkomensdaling per die datum heeft plaatsgevonden of de eerste dag van de kalendermaand die volgt op de inkomensdaling in andere gevallen;

2°. als de huurder een aanvraag als bedoeld in artikel 26b, eerste lid, niet binnen drie maanden na de inkomensdaling heeft ingediend: de eerste dag van een kalendermaand als de aanvraag op die datum is ingediend of de eerste dag van de kalendermaand die volgt op de indiening van de aanvraag in andere gevallen.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Artikel 3, tweede, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op de bepaling van het actueel inkomen, met dien verstande dat in het tweede lid van dat artikel voor «peildatum» wordt gelezen: toetsdatum.

K

Artikel 26b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Indien voor het einde van het subsidietijdvak blijkt dat het rekeninkomen 20 procent hoger is dan het actueel inkomen» vervangen door: Indien voor het einde van het subsidietijdvak blijkt dat het actueel inkomen ten minste 20 procent lager ligt dan het rekeninkomen.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De artikelen 7, tweede en derde lid, 8 tot en met 11, en 13 tot en met 22 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

    a. indien de huurder geen aanvraag als bedoeld in artikel 28, eerste lid, heeft ingediend dan wel geen beperkt huursubsidiebericht of een huursubsidiebericht heeft ontvangen, in de artikelen 8, 9, eerste lid, 10, onder b, 11, vierde lid, en 13, eerste lid, onderdeel a, voor «peildatum» telkenmale wordt gelezen: toetsdatum;.

    b. in artikel 13, tweede lid, onderdeel c, voor «over de maand juni» wordt gelezen: over de maand;

    c. in artikel 14 voor «rekeninkomen» wordt gelezen: actueel inkomen.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Voor de toepassing van het begrip «subsidietijdvak», genoemd in het eerste lid, wordt de huurder geacht tevens huursubsidie te hebben aangevraagd op dezelfde dag als waarop hij een aanvraag als bedoeld in het eerste lid heeft ingediend, dan wel een beperkt huursubsidiebericht of een huursubsidiebericht te hebben ontvangen.

L

Artikel 26c, zevende lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden: De artikelen 23, 24, eerste lid, onder a, en tweede lid, 28, eerste lid, eerste en tweede volzin, en tweede lid, 29, eerste en tweede lid, 31, tweede lid, 32, 33, 35 en 48 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:.

2. Onderdeel b komt te luiden:

b. burgemeester en wethouders, in plaats van Onze Minister, de bevoegdheden en taken hebben die zijn genoemd in de artikelen 24, tweede lid, 28, eerste lid, eerste en tweede volzin, en tweede lid, 29, eerste en tweede lid, en 35.

3. In onderdeel c wordt «en niet» vervangen door: in plaats van.

4. Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt, vervalt onderdeel d.

M

Artikel 26g wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na «wordt» ingevoegd: bij burgemeester en wethouders.

2. Na het tweede lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Burgemeester en wethouders zenden een volledig verzoek binnen drie maanden na de datum van ontvangst door aan Onze Minister, met daarop een advies over de afhandeling.

  • 4. Artikel 26, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor «binnen vijftien maanden na de datum van indiening van dat verzoek» wordt gelezen: binnen vijftien maanden na de datum van indiening bij burgemeester en wethouders.

N

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Indien de bedragen, bedoeld in het eerste lid, onder a, met ingang van 1 juli van enig jaar zijn aangepast op de wijze, bedoeld in het eerste lid, aanhef, en met ingang van 1 juli van het daaropvolgende jaar worden aangepast op de wijze, bedoeld in de eerste volzin, wordt toepassing gegeven aan het eerste lid, tweede volzin.

2. In het derde lid wordt «15, eerste lid» vervangen door: 15, eerste lid, onder a, c en d,.

3. Het zesde lid, derde volzin, komt te luiden:

Bij een volgende aanpassing van de grenzen en de bedragen, bedoeld in de tweede volzin, wordt uitgegaan van de grenzen en de bedragen zoals die waren, voordat zij werden afgerond.

4. Het achtste lid komt te luiden:

  • 8. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de bedragen, genoemd in de artikelen 3, tweede lid, onder b (inkomensvrijlating), 4, tweede lid (vermogensvrijlating), 5, eerste lid, onder b, en derde lid, onder a, b, c en d (garage-aftrek en maximum-servicekosten), 17, eerste lid, onder c en d (ouderentoeslag bij minimum-inkomensijkpunt), en derde lid, onder a en b (verlaging van de normhuur bij minimum-inkomensijkpunt), en 18, derde lid, onder a, b, c en d (verlaging van de normhuur bij referentie-inkomensijkpunt), hoger of lager worden gesteld.

O

Artikel 28 komt te luiden:

Artikel 28

  • 1. Een aanvraag om toekenning van huursubsidie wordt gedaan door de huurder, door middel van een volledig ingevuld en ondertekend formulier, dat wordt vastgesteld door Onze Minister. Onze Minister stelt het formulier verkrijgbaar. De aanvraag wordt ingediend bij Onze Minister.

  • 2. Bij de aanvraag verklaart elk van de medebewoners dat hij er mee instemt dat de inspecteur der rijksbelastingen of Onze Minister terzake van de hen betreffende gegevens inzake inkomen en vermogen inlichtingen inwint bij, en informatie verschaft aan, de huurder, zo daartoe bij de toepassing van de artikelen 1a, zesde lid, 35 en 36 aanleiding mocht zijn.

P

De artikelen 29 en 30 komen te luiden:

Artikel 29

  • 1. Onze Minister onderzoekt de juistheid en volledigheid van de bij de aanvraag verstrekte gegevens en bescheiden. Tevens onderzoekt Onze Minister of de personen die in de aanvraag als bewoners van de woning worden vermeld, als zodanig staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, en of in die administratie geen andere personen als bewoner van de woning staan ingeschreven. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen hieromtrent nadere regels worden gesteld.

  • 2. Als de aanvrager het aanvraagformulier, bedoeld in artikel 28, eerste lid, niet volledig of niet juist heeft ingevuld of niet heeft ondertekend, of de verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, geeft Onze Minister de aanvrager ten minste vier weken de gelegenheid de aanvraag aan te vullen.

  • 3. Onze Minister beslist met betrekking tot het aan de huurder toezenden van een huursubsidiebericht of een beperkt huursubsidiebericht, na een daartoe ingesteld onderzoek, mede op basis van de door de huurder onder toepassing van het tweede lid overgelegde gegevens.

  • 4. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een verzoek als bedoeld in de artikelen 26, eerste lid, en 26g, tweede lid.

Artikel 30

Indien de gegevens, bedoeld in artikel 29, tweede lid, na het verstrijken van de in dat artikellid genoemde termijn door de huurder worden ingediend, wordt geen huursubsidie toegekend voor de kalendermaand waarin de datum van de aanvraag, bedoeld in artikel 28, eerste lid, valt, de kalendermaand waarin die gegevens worden ingediend en de tussenliggende kalendermaanden.

Q

Artikel 30a, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Onze Minister zendt over een subsidietijdvak een door hem vastgesteld huursubsidiebericht of beperkt huursubsidiebericht:

    a. aan de huurders die een aanvraag om toekenning van huursubsidie hebben ingediend en waarvan Onze Minister de gegevens, bedoeld in de artikelen 5, tweede lid, 12, tweede lid, en 30b, heeft ontvangen, binnen vier weken na ontvangst van die gegevens, en

    b. aan de huurders die over het subsidietijdvak voorafgaand aan het in de aanhef genoemde subsidietijdvak een huursubsidiebericht of een beperkt huursubsidiebericht hebben ontvangen, waarna in eerstgenoemd tijdvak positief is beschikt, uiterlijk 1 juli van elk jaar.

R

Artikel 30aa wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Indien een huurder een beperkt huursubsidiebericht ontvangt, zendt hij de ontbrekende gegevens binnen vier weken na de verzenddatum van dat bericht aan Onze Minister.

2. In het vierde lid wordt «verstreken» vervangen door: genoemde.

3. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Indien de huurder niet heeft voldaan aan het tweede lid, beslist Onze Minister binnen acht weken na het verstrijken van de in dat lid bedoelde termijn.

RA

In artikel 30ab, derde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Indien de huurder die gegevens volledig indient voordat Onze Minister toepassing heeft gegeven aan artikel 30aa, vijfde lid, blijft dat lid buiten toepassing.

S

Artikel 30b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel b wordt na «het inkomen» ingevoegd: en het vermogen, bedoeld in artikel 4,.

b. Onderdeel c komt te luiden:

c. de verhuurders, voor zover het gegevens betreft inzake de huurprijs van de woning.

2. In het derde lid vervalt: gegevens inzake het vermogen van de huurder en de medebewoners.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Het beperkt huursubsidiebericht omvat:

    a. indien het een beperkt huursubsidiebericht is als bedoeld in artikel 1, onder a, onder 1°: uitsluitend de gegevens, verstrekt krachtens het eerste lid, onder a en b;

    b. indien het een beperkt huursubsidiebericht is als bedoeld in artikel 1, onder a, onder 2°: uitsluitend de gegevens, verstrekt krachtens het eerste lid, onder a en c, of

    c. indien het een beperkt huursubsidiebericht is als bedoeld in artikel 1, onder a, onder 3°: uitsluitend de gegevens, verstrekt krachtens het eerste lid, onder a.

T

Artikel 30c komt te luiden:

Artikel 30c

  • 1. Burgemeester en wethouders bevorderen dat binnen hun gemeente een of meer voorzieningen tot stand komen die de dienstverlening, voortvloeiende uit de uitvoering van deze wet, welke ten goede komt aan de huurders, verbeteren.

  • 2. Onze Minister verstrekt de gegevens, bedoeld in artikel 30b, eerste lid, uitsluitend ten behoeve van de voorzieningen, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de taken en van de inrichting van de voorzieningen, bedoeld in het eerste lid.

U

In artikel 30d wordt «de artikelen 30a, 30aa, 30ab, 30b en 30c» vervangen door: de artikelen 28 tot en met 30c.

V

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De huursubsidie wordt maandelijks uitbetaald.

2. Het derde en vierde lid worden vervangen door drie leden, luidende:

  • 3. Onze Minister kan aan de huurder, voordat op een aanvraag als bedoeld in artikel 28, eerste lid, een huursubsidiebericht of een beperkt huursubsidiebericht is beschikt, de huursubsidie zo nodig in de vorm van een voorschot uitbetalen.

  • 4. Onze Minister kan, na een daartoe ingesteld onderzoek, de ten onrechte of te veel onder toepassing van het derde lid uitbetaalde voorschotten van de huurder terugvorderen of verrekenen met aanspraken op huursubsidie van de huurder. Onze Minister stelt de hoogte van het terug te vorderen of te verrekenen voorschot en de wijze van terugvordering of verrekening vast.

  • 5. Op verzoek of met instemming van de huurder kan Onze Minister de huursubsidie uitbetalen aan de verhuurder van de woning; de verhuurder verleent hieraan zijn medewerking. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de gevallen waarin en de wijze waarop zodanige betaling plaatsvindt.

W

Artikel 34 vervalt.

X

In artikel 36, vierde lid, wordt «het aanvraagformulier» vervangen door: het aanvraagformulier, bedoeld in artikel 28, eerste lid,.

XA

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 26f, vijfde lid,» vervangen door: de artikelen 26f, vijfde lid, en 31, vierde lid,.

2. Het tweede lid, onder b, komt te luiden:

b. de huurder in gebreke blijft het door hem ontvangen voorschot terug te betalen en het door hem verschuldigde bedrag te voldoen binnen de daarvoor gestelde termijn.

XB

De opschriften van hoofdstuk 8 en paragraaf 1 worden vervangen door een opschrift, luidende:

HOOFDSTUK 8. BEPERKING HUURSUBSIDIETOEKENNING BOVEN DE AFTOPPINGSGRENS

Y

Paragraaf 2 van hoofdstuk 8 vervalt.

Z

(Vervallen)

AA

Het opschrift van hoofdstuk 9 komt te luiden:

HOOFDSTUK 9. BESTUURLIJKE INFORMATIEVOORZIENING, ADMINISTRATIE, TOEZICHT OP DE NALEVING, GEMEENTELIJK WOONLASTENFONDS EN EXPERIMENTEN

BB

In artikel 48 wordt na de laatste volzin een volzin toegevoegd, luidende:

Onder sociaal-fiscaalnummer wordt verstaan: het nummer, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel j, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

CC

Artikel 48a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

b. de onderzoeken die worden verricht ingevolge artikel 26c, zevende lid, aa/nhef, juncto onderdeel b.

2. Onderdeel c komt te luiden:

c. de toepassing van de artikelen 12, tweede lid, en 38.

DD

Na artikel 48b wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 48c

Onze Minister verstrekt op verzoek aan burgemeester en wethouders de gegevens, bedoeld in artikel 30b, eerste lid, uitsluitend ten behoeve van het doen van uitkeringen uit een bij verordening op basis van artikel 108 van de Gemeentewet ingesteld gemeentelijk woonlastenfonds.

DDA

In artikel 50 wordt «artikel 27, eerste lid, onder a, en tweede lid,» vervangen door: artikel 27, eerste lid, onder a, en tweede lid, eerste volzin,.

EE

Artikel 56a vervalt.

ARTIKEL II

  • 1. Indien de zending van huursubsidieberichten en beperkte huursubsidieberichten, bedoeld in artikel 30a, eerste lid, van de Huursubsidiewet, het met betrekking tot die zending zenden van gegevens, bedoeld in artikel 30aa, eerste lid, van die wet, het stellen van een termijn, bedoeld in artikel 30aa, tweede lid, van die wet, het verstrekken van gegevens ten behoeve van het opstellen van huursubsidieberichten of beperkte huursubsidieberichten, bedoeld in artikel 30b, eerste lid, van die wet, of het uitbetalen van een voorschot, bedoeld in artikel 31, derde lid, van die wet, plaatsvindt vóór de inwerkingtreding van deze wet, wordt die zending van huursubsidieberichten of beperkte huursubsidieberichten, die zending van gegevens, dat stellen van een termijn, die gegevensverstrekking of die uitbetaling aangemerkt als te hebben plaatsgevonden ingevolge het betrokken genoemde artikellid van de Huursubsidiewet, zoals dit komt te luiden na inwerkingtreding van deze wet.

  • 2. In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 22a en 28 tot en met 30 van de Huursubsidiewet, zoals zij laatstelijk luidde vóór de inwerkingtreding van deze wet, niet van toepassing.

ARTIKEL III

  • 1. Een aanvraag om toekenning van huursubsidie wordt afgedaan overeenkomstig de Huursubsidiewet, zoals zij laatstelijk luidde vóór de inwerkingtreding van deze wet, indien het een aanvraag betreft die wordt ingediend vóór de inwerkingtreding van deze wet en betrekking heeft op het subsidietijdvak 1 juli 2001 tot en met 30 juni 2002.

  • 2. Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zendt binnen vier weken na de positieve beschikking op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid aan de betrokken huurders een door hem vastgesteld huursubsidiebericht of beperkt huursubsidiebericht als bedoeld in artikel 1, onderdeel g respectievelijk a, van de Huursubsidiewet.

  • 3. Een aanvraag om toekenning van huursubsidie wordt afgedaan overeenkomstig de Huursubsidiewet, zoals zij komt te luiden na inwerkingtreding van deze wet, indien het een aanvraag betreft die wordt ingediend vóór de inwerkingtreding van deze wet en betrekking heeft op het subsidietijdvak 1 juli 2002 tot en met 30 juni 2003 of het subsidietijdvak 1 juli 2003 tot en met 30 juni 2004.

  • 4. Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zendt uiterlijk 1 juli 2003 respectievelijk 1 juli 2004 na de positieve beschikking op een aanvraag als bedoeld in het derde lid aan de betrokken huurders een door hem vastgesteld huursubsidiebericht of beperkt huursubsidiebericht als bedoeld in artikel 1, onderdeel g respectievelijk a, van de Huursubsidiewet.

ARTIKEL IV

Indien over het tijdvak dat loopt van 1 juli 2002 tot en met 30 juni 2003 een aanvraag om toekenning van huursubsidie als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Huursubsidiewet gedurende de eerste vijf dagen van een kalendermaand wordt ingediend, wordt huursubsidie toegekend voor die kalendermaand.

ARTIKEL V

Voor de periode van 1 juli 2002 tot het tijdstip van inwerkingtreding van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte geldt in plaats van artikel 17, eerste lid, tweede volzin, van de Huurprijzenwet woonruimte het volgende:

Als een dergelijk verzoek wordt mede aangemerkt een verzoek ingevolge artikel 3a van de Wet op de huurcommissies, indien een aanvraag om huursubsidie voor de betreffende woonruimte is ingediend binnen de in de eerste volzin bedoelde termijn en indien en zodra de voorzitter van de huurcommissie op dat verzoek een verklaring heeft afgegeven waaruit blijkt dat de overeengekomen huurprijs hoger is dan de bij de desbetreffende woonruimte behorende maximale huurprijsgrens.

ARTIKEL VI

Voor de periode van 1 juli 2002 tot het tijdstip van inwerkingtreding van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte geldt in plaats van artikel 3a van de Wet op de huurcommissies het volgende:

1. De voorzitter van de huurcommissie verstrekt op verzoek van Onze Minister ten behoeve van een aanvraag om huursubsidie krachtens de Huursubsidiewet binnen vier weken een verklaring omtrent de redelijkheid van de huurprijs en de juistheid van andere gegevens betreffende de woonruimte, een en ander voorzover van belang voor de toepassing van die wet, in de gevallen die bij algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 5, tweede lid, van genoemde wet zijn aangewezen.

2. Indien de voorzitter de verklaring niet binnen vier weken verstrekt, stelt hij Onze Minister en de huurder hier onmiddellijk van in kennis onder vermelding van de redenen daarvoor, en geeft daarbij aan binnen welke termijn de verklaring zal worden verstrekt.

ARTIKEL VII

De Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6, onderdeel b, komt te luiden:

b. in de gevallen die bij algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 5, tweede lid, van de Huursubsidiewet zijn aangewezen op verzoek van Onze Minister binnen zes weken een verklaring te verstrekken omtrent de redelijkheid van de huurprijs en de juistheid van andere gegevens betreffende de woonruimte waarvoor een aanvraag om huursubsidie is ingediend, een en ander voorzover van belang voor de toepassing van genoemde wet.

B

In artikel 11, eerste lid, wordt «indien dat verzoek is gedaan» vervangen door: indien een aanvraag om huursubsidie voor de desbetreffende woonruimte is ingediend.

ARTIKEL VIII

De artikelen 32 en 62, derde lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit3 vervallen.

ARTIKEL IX

In artikel 475d, vijfde lid, onder b, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering4 vervalt de laatste volzin.

ARTIKEL X

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. In het besluit kan worden bepaald dat de verschillende artikelen of onderdelen daarvan terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip, dat voor die artikelen of onderdelen verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit wordt zonodig toepassing gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 26 januari 2004

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker

Uitgegeven de vierentwintigste februari 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 1998, 462, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 9 oktober 2003, Stb. 411.

XNoot
2

Stb. 2002, 589, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 oktober 2003, Stb. 449.

XNoot
3

Stb. 2000, 575, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 9 oktober 2003, Stb. 376.

XNoot
4

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 9 oktober 2003, Stb. 376.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2002/2003, 28 777.

Handelingen II 2002/2003, blz. 4828–4829.

Kamerstukken I 2002/2003, 28 777 (268); 2003/2004, 28 777 (A, B, C, D, E, F, G).

Handelingen I 2003/2004, zie vergadering d.d. 20 en 27 januari 2004.

Naar boven