Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | Staatsblad 2004, 606 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | Staatsblad 2004, 606 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 5 juli 2004, nr. MJZ2004065790, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Gelet op richtlijn nr. 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (PbEG L 309) en artikel 59, eerste lid, van de Wet inzake de luchtverontreiniging;
De Raad van State gehoord (advies van 29 juli 2004, nr. W08.04.0325/V);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 9 november 2004, nr. MJZ2004112441, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder richtlijn 2001/81: richtlijn nr. 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (PbEG L 309).
1. Onze Minister draagt zorg voor de uitvoering van de verplichting, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van richtlijn 2001/81, om jaarlijks nationale emissie-inventarissen op te stellen.
2. Het opstellen van de emissie-inventarissen geschiedt overeenkomstig bijlage III bij richtlijn 2001/81.
3. Een wijziging van artikel 7, eerste lid, van richtlijn 2001/81 gaat voor de toepassing van het eerste lid gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
4. Een wijziging van bijlage III bij richtlijn 2001/81 gaat voor de toepassing van het tweede lid gelden met ingang van de dag waarop aan de desbetreffende wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
Onze Minister draagt zorg voor de uitvoering van de verplichtingen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van richtlijn 2001/81.
Indien het bij koninklijke boodschap van 7 februari 2004 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet inzake de luchtverontreiniging (uitvoering EG-richtlijn nationale emissieplafonds) (Kamerstukken 29 422) nadat het tot wet is verheven, in werking treedt, treedt dit besluit op hetzelfde tijdstip in werking.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
S. M. Dekker
Uitgegeven de dertigste november 2004
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Dit besluit geeft uitvoering aan richtlijn nr. 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (PbEG L 309), hierna: richtlijn 2001/81. In deze richtlijn zijn voor iedere lidstaat plafonds opgenomen voor de emissies van zwaveldioxide, stikstofoxiden, vluchtige organische stoffen en ammoniak, welke plafonds uiterlijk in 2010 bereikt moeten worden (zie bijlage I bij de richtlijn). Richtlijn 2001/81 heeft tot doel de emissies van verzurende en eutrofiërende verontreinigende stoffen en van precursoren van ozon te beperken om aldus in de Gemeenschap de bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid tegen de risico’s van schadelijke gevolgen van verzuring, bodemeutrofiëring en ozon op leefniveau te verbeteren.
De implementatie van richtlijn 2001/81 bestaat in hoofdzaak uit het treffen van (wettelijke) maatregelen die zijn gericht op de geleidelijke reductie van de nationale emissies van zwaveldioxide, stikstofoxiden, vluchtige organische stoffen en ammoniak. Daarnaast bleken de artikelen 7 en 8 van richtlijn 2001/81 enige aanvullende wettelijke maatregelen te vergen. Deze artikelen verplichten de lidstaten ertoe voor de in artikel 4 van de richtlijn vermelde luchtverontreinigende stoffen voor 2010 nationale emissie-inventarissen en -prognoses op te stellen, deze jaarlijks bij te werken en de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna: Commissie) hierover te informeren. Bij het opstellen van de emissie-inventarissen en -prognoses moeten de in bijlage III bij de richtlijn aangeduide methoden worden gehanteerd. De noodzakelijke wettelijke maatregelen bestaan enerzijds uit aanvulling van de Wet inzake de luchtverontreiniging (hierna: Wlv) en anderzijds uit vaststelling van het onderhavige besluit. Voor bedoelde aanvulling van de Wlv is, voorafgaand aan het in procedure brengen van dit besluit, een wetsvoorstel in procedure gebracht (voorstel van wet tot wijziging van de Wet inzake de luchtverontreiniging (uitvoering EG-richtlijn nationale emissieplafonds), Kamerstukken II 2003/04, 29 422, nrs. 1–2).
Het onderhavige besluit wijst de instantie aan, die belast wordt met taken in richtlijn 2001/81 op het gebied van het opstellen van emissie-inventarissen en de verslaglegging aan de Commissie. Tevens wordt voorgeschreven welke methoden bij het opstellen van de emissie-inventarissen moeten worden gehanteerd. Op deze punten wordt hieronder nader ingegaan.
De implementatie van richtlijn 2001/81 had op 27 november 2002 voltooid moeten zijn. Dit besluit komt derhalve te laat. Nederland heeft echter wel voldaan aan de feitelijke verplichtingen uit de richtlijn waarop dit besluit betrekking heeft. In opdracht van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft het Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu (hierna: RIVM) zowel in 2002 als in 2003 een emissie-inventaris opgesteld. Meest recentelijk is de in 2003 opgestelde emissie-inventaris bij brief van 22 januari 2004 (kenmerk MJZ2004007365) aan de Commissie aangeboden. Het RIVM heeft daarnaast in 2003 de bestaande emissieprognose aangepast, mede om te voldoen aan de op dit punt in richtlijn 2001/81 gestelde eisen. Deze prognose is opgenomen in de notitie «Erop of eronder» die bij brief van 24 december 2003 aan de Tweede Kamer is aangeboden (Kamerstukken II 2003/04, 28 663, nr. 12).
De transponeringstabel biedt een overzicht van de artikelen van richtlijn 2001/81 en de implementatie daarvan, voorzover nodig, in de Nederlandse wetgeving.
Het onderhavige besluit leidt niet tot een wijziging van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Aan het bedrijfsleven worden geen nieuwe verplichtingen opgelegd met betrekking tot het verschaffen van informatie aan de overheid. Er wordt geheel aangesloten bij reeds bestaande informatievoorzieningen. In paragraaf 2 wordt hierop nader ingegaan.
2. Het opstellen van nationale emissie-inventarissen
Artikel 2, eerste lid, van het besluit bepaalt dat de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zorg draagt voor de uitvoering van de verplichting, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van richtlijn 2001/81, om jaarlijks nationale emissie-inventarissen op te stellen voor de verontreinigende stoffen die worden genoemd in artikel 4 van de richtlijn. Het opstellen van de emissie-inventarissen geschiedt in opdracht van de Ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Verkeer en Waterstaat vanaf 1 april 2004 door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Voordien geschiedde dat door de VROM-Inspectie.
Artikel 2, tweede lid, van het besluit bepaalt dat bij het opstellen van de emissie-inventarissen ingevolge artikel 7, tweede lid, van richtlijn 2001/81 de methoden van bijlage III bij de richtlijn moeten worden gehanteerd. Bijlage III verwijst op haar beurt naar de methoden die in het kader van het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand zijn overeengekomen. De lidstaten maken daarbij bij voorkeur gebruik van de gemeenschappelijke handleiding van EMEP/CORINAIR (door het Europees Milieuagentschap opgestelde inventaris van emissies in de atmosfeer). Ingevolge deze methoden worden emissies deels gemeten en deels door middel van een collectieve schatting vastgesteld (een berekening van de emissies aan de hand van onder meer type installatie, energieverbruik en aantal draaiuren). De gegevens die nodig zijn voor het opstellen van de emissieregistraties worden door de 550 belangrijkste bedrijven met emissies naar de lucht opgenomen in het milieuverslag. Inrichtingen, die behoren tot een categorie die bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen, stellen jaarlijks ten behoeve van het bestuursorgaan dat bevoegd is, een vergunning krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer (hierna: Wm) voor de betrokken inrichting te verlenen, een milieuverslag op («overheidsverslag»; artikel 12.4, eerste lid, Wm). Het verslag bevat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gegevens over onder meer de nadelige gevolgen voor het milieu die de inrichting in het verslagjaar heeft veroorzaakt (artikel 12.4, tweede lid, Wm). Al die emissiegegevens kunnen worden gevraagd die redelijkerwijs nodig zijn voor de uitvoering van regelgeving van de Europese Unie (artikel 12.4, vierde lid, Wm). In het overheidsverslag worden de onderwerpen behandeld en de gegevens vermeld die zijn aangegeven in bijlage II bij het Besluit milieuverslaglegging (artikel 3, eerste lid, Besluit milieuverslaglegging). Deze gegevens betreffen onder meer: emissies naar de lucht van stoffen die de ozonlaag aantasten of het broeikaseffect versterken, emissies naar de lucht van verzurende stoffen, en emissies naar de lucht van stoffen of stofgroepen waarvoor milieubeleid of milieubeleidsdoelstellingen zijn vastgesteld in het nationale milieubeleidsplan dan wel in het nationaal milieuprogramma zoals die gelden in het betreffende verslagjaar. Het bestuursorgaan zendt van elk ontvangen verslag een exemplaar aan de regionale inspecteur van het Inspectoraat-Generaal VROM (artikel 12.8, tweede lid, Wm).
Daarnaast zijn er bedrijven die niet vallen onder de verplichting een milieuverslag op te stellen, maar wel onder de werking van het Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A (hierna: Bees A). Deze bedrijven rapporteren volgens hetzelfde format (artikel 43a, derde lid, Bees A).
Van alle overige bedrijven en van andere broncategorieën vindt een collectieve schatting plaats, volgens de methoden van bijlage III bij de richtlijn.
Artikel 2, vierde lid, van het besluit regelt de doorwerking van toekomstige wijzigingen van bijlage III (methoden voor emissie-inventarissen) bij richtlijn 2001/81.
Artikel 3 van het besluit bepaalt dat de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zorg draagt voor de uitvoering van de in artikel 8, eerste lid, van richtlijn 2001/81 bedoelde verplichtingen. Het gaat hierbij om de verslagen die de lidstaten voor 31 december moeten uitbrengen aan de Commissie over hun emissie-inventarissen en hun emissieprognoses voor 2010. De richtlijn eist dat de lidstaten verslag doen van de definitieve emissie-inventarissen over het op een na laatste jaar, en van de voorlopige emissie-inventarissen over het voorafgaande jaar (artikel 8, eerste lid, van de richtlijn). Doordat artikel 3 van het besluit een dynamische verwijzing bevat naar genoemde bepaling van de richtlijn, is verzekerd dat eventuele toekomstige wijzigingen van die bepaling, zoals een wijziging van het jaar waarop de prognose betrekking moet hebben, automatisch doorwerken in de nationale regelgeving.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
P. L. B. A. van Geel
Artikelen richtlijn | Artikelen NL-regelgeving |
|---|---|
1 (doel) | Behoeft geen implementatie |
2, eerste alinea (toepassingsgebied) | Zie bij artikel 4, eerste lid |
2, tweede alinea, onder a | Artikel 2 Besluit zwavelgehalte brandstoffen (uitzondering voor internationale zeevaart m.b.t. zwaveldioxide). Annex VI van het MARPOL-verdrag1 (verbod gebruik bepaalde soort zware stookolie). |
2, tweede alinea, onder b | Internationale luchtvaart valt onder jurisdictie van VN-organisatie International Civil Avation Organization (ICAO). NOx-eisen voor vliegtuigmotoren gelden sinds 1986. |
2, tweede alinea, onder c t/m e | Niet van toepassing op Nederlandse situatie |
3, onder a t/m d, f en j (definities) | Van belang voor artikel 5 richtlijn (tussentijdse milieudoelstellingen). Behoeft als zodanig geen implementatie in Nederlandse regelgeving. |
3, onder e | Van belang voor toepassing richtlijn. Nederlandse regelgeving over emissies bevat veelal geen expliciete definitie van dat begrip, omdat dit op zichzelf duidelijk is en de betekenis ervan niet afwijkt van het normale spraakgebruik. |
3, onder g | Van belang voor werkingssfeer richtlijn. Behoeft als zodanig geen implementatie in Nederlandse regelgeving |
3, onder h | Definitie van nationaal emissiemaximum vooral van belang voor uitleg van richtlijn zelf. Begrip behoeft als zodanig geen omzetting in Nederlandse regelgeving. Implementatie van richtlijn geschiedt in hoofdzaak door, en is beperkt tot, nationale emissiereducerende (wettelijke) maatregelen waarmee emissiemaxima kunnen worden gehaald. |
3, onder i | Geen definitie van stikstofoxiden nodig in Nederlandse regelgeving. Begrip is op zichzelf reeds voldoende duidelijk. |
3, onder k | Artikel 1, eerste lid, onder q, Oplosmiddelenbesluit omzetting EG-VOS-Richtlijn milieubeheer; artikel 1.1, onder f, Besluit vluchtige organische stoffen Wms (VOS-Besluit). |
4, eerste lid (nationale emissieplafonds in 2010) | Zie de vigerende regelgeving op het gebied van het terugdringen van emissies van luchtverontreinigende stoffen en voorgenomen aanscherpingen daarvan, en nieuwe regelgeving en beleidsinstrumenten die ertoe bijdragen dat de nationale emissieplafonds in 2010 worden bereikt zoals beschreven in het NMP-4. |
4, tweede lid (nationale emissieplafonds na 2010) | Zie bij artikel 4, eerste lid |
5 (tussentijdse milieudoelstellingen) | Tussentijdse doelstellingen voor Gemeenschap als geheel in 2010. Behoeft geen implementatie. |
6, eerste en tweede lid (opstellen nationaal programma; inhoud nationaal programma) | Artikel 4.3 Wm (NMP); artikel 4.7 Wm (nationaal milieuprogramma). |
6, derde lid (bijstelling en herziening nationaal programma) | Artikel 4.3, eerste lid, Wm; artikel 4.7, eerste lid, Wm. |
6, vierde lid (beschikbaarheid informatie) | Artikel 4.5, tweede lid, Wm; artikel 4.8 Wm. |
7, eerste en tweede lid (opstellen emissie-inventarissen en -prognoses) | Nieuw artikel 59a WLV (taakopdracht RIVM voor opstellen emissieprognoses); gewijzigd artikel 59 WLV (basis voor aanwijzing verantwoordelijke organen voor opstellen emissie-inventarissen); artikel 2 Besluit uitvoering EG-richtlijn nationale emissieplafonds (aanwijzing verantwoordelijke organen voor opstellen emissie-inventarissen); artikelen 12.4 en 12.8, tweede lid, Wm, jo (artikel 3, eerste lid) Besluit milieuverslaglegging; artikel 43a, derde lid, Bees A. |
7, derde en vierde lid (opstellen emissie-inventarissen en -prognoses Commissie) | Bepalingen zijn gericht tot de Commissie. Behoeft geen implementatie. |
8, eerste lid (informeren Commissie over emissie-inventarissen en -prognoses) | Artikel 3 Besluit uitvoering EG-richtlijn nationale emissieplafonds. |
8, tweede lid (informeren Commissie over nationaal programma) | Behoeft geen implementatie. |
8, derde en vierde lid (doorzending en verslaglegging nationaal programma) | Bepalingen zijn gericht tot de Commissie. Behoeft geen implementatie. |
9 (verslagen Commissie) | Behoeft geen implementatie, omdat deze bepaling is gericht tot de Commissie. |
10 (herziening) | Behoeft geen implementatie, omdat deze bepaling is gericht tot de Commissie. |
11 (samenwerking met derde landen) | Deze bepaling is in eerste instantie gericht tot de Commissie. Voorzover de verplichting zich richt tot de lidstaten, kan hieraan worden voldaan door middel van feitelijk handelen. Behoeft geen implementatie. |
12 (verslagen) | Behoeft geen implementatie, omdat deze bepaling is gericht tot de Commissie. |
13 (comitologie) | Bepalingen over comité. Behoeft geen implementatie. |
14 (sancties) | Sanctionering geschiedt in het kader van de geldende regelgeving en vergunningverlening. |
15 t/m 17 | Behoeven geen implementatie. |
1 Annex VI van het protocol onder de International Convention for Prevention of Pollution from ships (MARPOL) van de International Maritime Organization (IMO).
Legenda:
Amvb: algemene maatregel van bestuur
Bees A: Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A
NMP: nationaal milieubeleidsplan
RIVM: Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu
VOS: vluchtige organische stoffen
WLV: Wet inzake de luchtverontreiniging
Wm: Wet milieubeheer
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2004-606.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.