Besluit van 5 november 2004, houdende vrijstelling van verzekeraars die exportkredietverzekeringen sluiten voor rekening of met garantie van de Staat

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 20 september 2004, nr. FM 2004-1191 M, Generale Thesaurie, Directie Financiële Markten;

Gelet op artikel 20, aanhef en onderdeel c, en artikel 187, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993;

De Raad van State gehoord (advies van 7 oktober 2004, nr. W06.04.0471/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 1 november 2004, nr. FM 2004-1296 U, Generale Thesaurie, Directie Financiële Markten;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De artikelen 32, 64, tweede lid, 66 tot en met 68, 69a tot en met 69k, 72 tot en met 72c, 137 tot en met 140a, 148, eerste lid, aanhef en onderdeel c, en 156 tot en met 172 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, zijn niet van toepassing op een verzekeraar als bedoeld in artikel 20, aanhef en onderdeel c, van die wet die voldoet aan de krachtens artikel 3 van de Kaderwet financiële verstrekkingen Financiën door de Minister van Financiën gestelde regels.

Artikel 2

Een verzekeraar als bedoeld in artikel 1 dient binnen twee maanden na afloop van elk boekjaar bij de Pensioen- & Verzekeringskamer een verklaring in van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt dat alle door deze verzekeraar in verzekering genomen risico’s door de Staat zijn herverzekerd.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vrijgestelde exportkredietverzekeraars.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 5 november 2004

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de dertigste november 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Ingevolge artikel 3 van de Kaderwet financiële verstrekkingen Financiën kan de Staat verzekeringen in herverzekering nemen die een verzekeraar met ondernemers heeft afgesloten ter dekking van aan het handels- en dienstenverkeer met het buitenland verbonden risico’s. Een analoge regeling geldt voor verzekeringen die een verzekeraar heeft afgesloten ter dekking van niet-commerciële risico’s in het buitenland, verbonden aan investeringen.

Het sluiten van exportkredietverzekeringen die de Staat in herverzekering neemt, wordt in Nederland van oudsher aan marktpartijen overgelaten. Hoewel de Beschikking toelating kredietverzekeringsmaatschappijen van 14 juni 1983 (Stcrt. 132) het mogelijk maakt verschillende kredietverzekeraars toe te laten tot de herverzekeringsfaciliteit van de Staat, is in de praktijk tot dusverre alleen de Nederlandse Credietverzekering Maatschappij N.V. als zodanig toegelaten. Inmiddels is NCM Holding N.V. verkocht aan Swiss Reinsurance Company en Deutsche Bank, als gevolg waarvan de naam per 1 januari 2004 is veranderd in Atradius.

Mede met het oog op de beheersing en administratie van door de Staat in herverzekering genomen risico’s, heeft het voordelen om deze risico’s door de kredietverzekeraars in aparte rechtspersonen onder te laten brengen. Deze rechtspersonen kunnen dan uitsluitend de staatsfaciliteit uitvoeren en niet meer daarnaast een eigen bedrijf voeren. Het onderscheid tussen de commerciële en overheidsactiviteiten van de kredietverzekeraars schept ook duidelijkheid voor verzekerden. Dit is voor banken van groot belang in verband met hun eigen risicoweging en de toepassing van het solvabiliteitstoezicht op verzekerde kredieten. De activiteiten die Atradius bij de Staat herverzekert worden ondergebracht in de aparte rechtspersoon Atradius Dutch State Business N.V. (Atradius D.S.B.).

Voor de goede orde wordt overigens opgemerkt dat ook andere kredietverzekeraars tot de herverzekeringsfaciliteit kunnen worden toegelaten.

Voor verzekeraars die uitsluitend een staatsfaciliteit als hier aan de orde uitvoeren, is ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel d, van de eerste richtlijn schadeverzekering1, de Europese regelgeving op het gebied van toezicht op schadeverzekeraars niet van toepassing. De aan deze uitzondering ten grondslag liggende gedachte is dat de Staat altijd solvabel wordt geacht.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de harmonisatierichtlijn middellang en lang2, die voornamelijk beoogt de concurrentieverstoring te verminderen die ontstaat op het terrein van de exportkredietverzekering doordat nationale overheden verschillende polisvoorwaarden toepassen onder de door hun gesteunde exportkredietverzekeringsstelsels, geen bepalingen bevat ten aanzien van het toezicht op exportkredietverzekeraars. Die richtlijn is derhalve in het kader van dit besluit niet van belang.

Met de Wet actualisering en harmonisatie financiële toezichtwetten is aan artikel 20 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (Wtv 1993) een onderdeel c toegevoegd, waarmee de mogelijkheid is gecreëerd om exportkredietverzekeraars in de zin van artikel 2, tweede lid, onderdeel d, van de eerste richtlijn schadeverzekering, bij algemene maatregel van bestuur geheel of gedeeltelijk van de toezichtwetgeving uit hoofde van de Wtv 1993 uit te sluiten. Met het onderhavige besluit wordt aan deze bevoegdheid uitvoering gegeven.

De bepalingen waarvan bedoelde exportkredietverzekeraars worden vrijgesteld betreffen in het bijzonder de financiële eisen die de Wtv 1993 aan verzekeraars stelt, terwijl evenmin het hoofdstuk inzake noodregeling en in andere lidstaten dan Nederland vastgestelde saneringsmaatregelen op hen van toepassing is. Dit sluit aan op het eerder genoemde uitgangspunt in de eerste richtlijn schadeverzekering, dat de Staat altijd solvabel wordt geacht. Een verzekeraar die zijn gehele portefeuille heeft herverzekerd bij de Staat loopt immers geen noemenswaardig sovabiliteitsrisico. Het uiteindelijke voordeel voor de verzekeraar en indirect ook voor de Staat, is een verlaging van de kapitaalkosten, omdat geen onnodig solvabiliteitsbeslag wordt opgelegd.

Exportkredietverzekeraars als hier bedoeld worden verplicht jaarlijks een verklaring van een externe accountant aan de Pensioen- & Verzekeringskamer te overleggen, waaruit blijkt dat de verzekeraar aan de voorwaarden van de vrijstelling voldoet.

Voor verzekeraars die exportkredietverzekeringen sluiten die de Staat in herverzekering neemt en waarop ingevolge het onderhavige besluit een aantal artikelen van de Wtv 1993 niet van toepassing is, geldt dat hun bedrijfskosten, daaronder begrepen de administratieve lasten, dalen. Op basis van de door Cap Gemini Ernst & Young opgestelde nulmeting van de administratieve lastendruk met betrekking tot het toezicht op financiële ondernemingen, vermindert de administratieve lastendruk van bedoelde exportkredietverzekeraars op jaarbasis met € 456.860. In het geval van Atradius D.S.B. betekent dit daarnaast dat de op basis van de huidige portefeuille vereiste solvabiliteitsmarge van € 3,6 miljoen, voortaan niet meer behoeft te worden aangehouden.

Voor andere verzekeraars heeft het besluit geen bedrijfseffecten en veroorzaakt het geen verandering in de administratieve lasten.

De Minister van Financiën,

G. Zalm


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

XNoot
1

Richtlijn nr. 73/239/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche en de uitoefening daarvan (PbEG L 228).

XNoot
2

Richtlijn nr. 98/29/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 7 mei 1998 betreffende de harmonisatie van de voornaamste bepalingen inzake de exportkredietverzekering op middellange en lange termijn (PbEG L 148).

Naar boven