Wet van 10 november 2004 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering strekkende tot aanpassing van de eisen te stellen aan de motivering van de bewezenverklaring bij een bekennende verdachte

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te bevorderen dat bij de motivering van de bewezenverklaring met een opgave van verklaringen en schriftelijke bescheiden kan worden volstaan voor zover de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 138b komt de zinsnede na «waarin» te luiden: geen bewijsmiddelen zijn opgenomen, noch een opgave daarvan.

B

In artikel 138c wordt «verkorte vonnis» vervangen door: vonnis.

C

Artikel 327a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Behoudens in het geval omschreven in het tweede lid, kan een verkort proces-verbaal worden opgemaakt.

2. De eerste zin van het derde lid komt te luiden: Indien tegen het vonnis een gewoon rechtsmiddel wordt aangewend of aan een vordering of verzoek als omschreven in artikel 365c gevolg wordt gegeven, wordt het verkorte proces-verbaal zodanig aangevuld, dat het voldoet aan de in artikel 326 gestelde eisen.

D

Artikel 359 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede na «ten laste gelegde» vervangen door: alsmede de vordering van de officier van justitie.

1a. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidend: Het vonnis geeft, indien de beslissing afwijkt van door de verdachte dan wel door de officier van justitie uitdrukkelijk onderbouwde standpunten, in het bijzonder de redenen op die daartoe hebben geleid.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit.

3. Het zevende lid vervalt, onder vernummering van het achtste en negende lid tot zevende en achtste lid.

E

In artikel 365a, tweede lid, wordt «artikel 359, eerste lid, en de redengevende feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 359, derde lid,» vervangen door: artikel 359, derde lid, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, wordt toegepast, een opgave van bewijsmiddelen.

ARTIKEL II

De wijzigingen, vervat in artikel I van deze wet, zijn van toepassing in zaken waarin het onderzoek ter terechtzitting na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet wordt gesloten.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

's-Gravenhage, 10 november 2004

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de zestiende november 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven