Besluit van 18 oktober 2004, houdende vaststelling van het tijdstip waarop enige artikelen van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 vervallen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 oktober 2004, Directie Algemeen Arbeidsmarktbeleid, nr. AAM/BR/68435;

Gelet op de artikelen 27, tweede lid, en 132, eerste lid, van de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig Artikel

De artikelen 2, 5, 10, 21, 28, 42, 43, 60, 61, 62, 64, 66, 67, 83, 84, 85, 86, 88, 90 en 91 van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 vervallen met ingang van 1 november 2004.

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 18 oktober 2004

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Uitgegeven de zesentwintigste oktober 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

In het kader van de verzelfstandiging van onderdelen van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie is indertijd besloten de Arbeidsvoorzieningsorganisatie nog enige tijd na de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) in stand te laten en daartoe enkele artikelen van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 tijdelijk van kracht te laten blijven. Dit is geregeld in artikel 2, onderdeel a, van het inwerkingtredingsbesluit van de Wet SUWI c.a. (Stb. 2001, 682). Vervolgens zijn in verband met de verdere afwikkeling van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie bij koninklijk besluit van 12 juni 2002, Stb. 310, nog een aantal – niet langer noodzakelijke – artikelen van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 vervallen. Inmiddels is het stadium van de definitieve opheffing van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie bereikt en kunnen dus ook de nog resterende artikelen en daarmee de Arbeidsvoorzieningswet 1996 in haar geheel komen te vervallen. Dit zal geschieden per 1 november 2004. Met het vervallen per die datum van het artikel van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 dat de instelling van de rechtspersoon (het openbaar lichaam de Arbeidsvoorzieningsorganisatie) regelt (artikel 2 van genoemde wet) is de opheffing van die rechtspersoon per dezelfde datum gerealiseerd. Ook vervalt hiermee de grondslag aan de regelgeving die op de Arbeidsvoorzieningswet 1996 is gebaseerd. Daartoe behoort het besluit van 27 maart 2001, Stb.127, houdende tijdelijke bestuurlijke voorziening Arbeidsvoorzieningsorganisatie, op grond waarvan de (enig) bestuurder van het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorzieningsorganisatie is benoemd, die in de voorafgaande periode met de vereffening was belast.

Op grond van artikel 27, derde lid, van de Invoeringswet SUWI zullen de gevolgen van de opheffing bij ministeriële regeling worden geregeld. Dit betreft o.a. de overgang van aanspraken van voormalig personeel, van de resterende vermogensbestanddelen en van procedures, de financiële afwikkeling over de periode tot 1 november 2004 en de afwikkeling en administratie over de periode na die datum. De aanpassingen die in verband met de opheffing van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en het (geheel) vervallen van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 elders in de regelgeving nodig of wenselijk zijn zullen bij daarvoor geschikte gelegenheden worden aangebracht.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Naar boven