Wet van 9 september 2004 tot wijziging van de Waterleidingwet (eigendom waterleidingbedrijven)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het gewenst is de Waterleidingwet te wijzigen teneinde te verzekeren dat de eigendom van waterleidingbedrijven in handen van de overheid blijft;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Waterleidingwet wordt als volgt gewijzigd.

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd.

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «afzonderlijke watervoorziening» vervangen door: collectieve watervoorziening.

2. In het eerste lid wordt na onderdeel d, onder aanduiding van de onderdelen e tot en met k als respectievelijk onderdelen h tot en met n, ingevoegd:

e. «publiekrechtelijke rechtspersoon»: staat, provincie, gemeente, waterschap of gemeenschappelijke regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen;

f. «gekwalificeerde rechtspersoon»:

1°. publiekrechtelijke rechtspersoon;

2°. naamloze of besloten vennootschap die voldoet aan de volgende voorwaarden:

i. in de statuten is bepaald dat de aandelen in zijn kapitaal uitsluitend middellijk of onmiddellijk worden gehouden door publiekrechtelijke rechtspersonen en

ii. de vennootschap heeft zich niet verbonden de zeggenschap over het waterleidingbedrijf dat haar toebehoort of zal toebehoren, uit te oefenen of te doen uitoefenen tezamen met anderen dan een publiekrechtelijke rechtspersoon of een vennootschap als bedoeld in dit onderdeel;

3°. coöperatie waarvan de leden voldoen aan de voorwaarden, bedoeld onder 2°;

g. «bestaand waterleidingbedrijf»: waterleidingbedrijf dat op 1 september 2000 drinkwater leverde, alsmede diens rechtsopvolger onder algemene of bijzondere titel voorzover deze een gekwalificeerde rechtspersoon is;.

3. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 4. Voor de toepassing van hoofdstuk IA wordt met een bestaand waterleidingbedrijf respectievelijk met een waterleidingbedrijf gelijkgesteld een bedrijf, genoemd in de bij deze wet behorende bijlage.

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 1a

De overheid draagt zorg voor de openbare drinkwatervoorziening.

C

Na hoofdstuk I wordt ingevoegd:

HOOFDSTUK IA. DE OPENBARE DRINKWATERVOORZIENING

EERSTE AFDELING. DE PRODUCTIE EN DE LEVERING VAN DRINKWATER
Artikel 3i

Het is verboden drinkwater:

a. te produceren ten behoeve van verbruikers, of

b. te leveren.

Artikel 3j
  • 1. Het verbod in artikel 3i, aanhef en onderdeel a, geldt niet:

    a. voor een bestaand waterleidingbedrijf waarover de zeggenschap uitsluitend wordt uitgeoefend door gekwalificeerde rechtspersonen;

    b. voor degene die een inrichting drijft als bedoeld in de Wet milieubeheer:

    1e. voor het produceren ten behoeve van verbruikers binnen die inrichting, alsmede ten behoeve van verbruikers in een dergelijke inrichting die eerder onderdeel uitmaakte van de eerstbedoelde inrichting;

    2e. voor het produceren ten behoeve van verbruikers in een dergelijke inrichting, die voor het tijdstip van ingang van het in dit lid bedoelde verbod was aangesloten op de collectieve watervoorziening van de in de aanhef bedoelde inrichting.

  • 2. Het verbod in artikel 3i, aanhef en onderdeel b, geldt niet:

    a. voor een bestaand waterleidingbedrijf waarover de zeggenschap uitsluitend wordt uitgeoefend door gekwalificeerde rechtspersonen: in het bij ministeriële regeling per bedrijf vast te stellen distributiegebied.

    b. voor degene die een inrichting drijft als bedoeld in de Wet milieubeheer:

    1e. voor het leveren aan verbruikers binnen die inrichting, alsmede voor het leveren aan verbruikers in een dergelijke inrichting die eerder onderdeel uitmaakte van de eerstbedoelde inrichting;

    2e. voor het leveren aan verbruikers in een dergelijke inrichting, die voor het tijdstip van ingang van het in dit lid bedoelde verbod was aangesloten op de collectieve watervoorziening van de in de aanhef bedoelde inrichting;

    c. voor de eigenaar van een collectief leidingnet.

  • 3. Op een daartoe strekkende aanvraag kan Onze Minister aan de eigenaar van een collectieve watervoorziening ontheffing verlenen van de in artikel 3i gestelde verboden, voor het produceren ten behoeve van en het leveren aan verbruikers in een of meerdere inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer, indien:

    a. de aansluiting van die inrichting of inrichtingen op het leidingnet van een waterleidingbedrijf naar het oordeel van Onze Minister in strijd is met het belang van een doelmatige openbare drinkwatervoorziening, en

    b. het belang van de volksgezondheid zich daartegen niet verzet.

  • 4. Aan de ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Onze Minister kan de voorschriften en beperkingen wijzigen.

  • 5. De paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing met betrekking tot de totstandkoming van de beschikking op een aanvraag als bedoeld in het derde lid.

  • 6. Onze Minister kan de ontheffing intrekken, indien de houder van de ontheffing:

    a. bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

    b. de aan de ontheffing verbonden voorschriften of beperkingen niet nakomt;

    c. niet langer voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het derde lid.

  • 7. Paragraaf 3.5.6 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing met betrekking tot de totstandkoming van een beschikking krachtens het zesde lid.

Artikel 3k

Degene die bevoegd is in een distributiegebied drinkwater te leveren, kan die bevoegdheid geheel of gedeeltelijk overdragen aan een waterleidingbedrijf waarover de zeggenschap uitsluitend wordt uitgeoefend door gekwalificeerde rechtspersonen.

TWEEDE AFDELING. DE ZEGGENSCHAP OVER EEN WATERLEIDINGBEDRIJF
Artikel 3l
  • 1. De eigenaar van een waterleidingbedrijf meldt de volgende handelingen terstond aan Onze Minister:

    a. het wijzigen van de statuten;

    b. het uitgeven van aandelen in het kapitaal van het waterleidingbedrijf;

    c. het overdragen van de eigendom van watervoorzieningswerken of werken ten behoeve van de productie van drinkwater;

    d. het belasten van watervoorzieningswerken of werken ten behoeve van de productie van drinkwater met enig zakelijk of persoonlijk recht;

    e. het belasten van de winst met enig zakelijk of persoonlijk recht;

    f. het sluiten van een overeenkomst waardoor zeggenschap over het waterleidingbedrijf door of tezamen met derden wordt uitgeoefend dan wel waardoor deze daartoe feitelijk in de gelegenheid wordt gesteld.

  • 2. Bij de melding geeft hij aan of er sprake is van een overdracht als bedoeld in artikel 3k.

Artikel 3m

Het is verboden een rechtshandeling te verrichten, die tot gevolg heeft dat middellijk of onmiddellijk, alleen of tezamen met derden, door anderen dan een gekwalificeerde rechtspersoon zeggenschap wordt verkregen over een waterleidingbedrijf of een deel daarvan of over de bedrijfsvoering van een waterleidingbedrijf of een deel van die bedrijfsvoering.

Artikel 3n

Tot de handelingen, bedoeld in artikel 3m, behoren in ieder geval:

a. het wijzigen van de bepalingen in de statuten van een waterleidingbedrijf zodanig dat daardoor de mogelijkheid wordt geboden dat een derde, niet zijnde een gekwalificeerde rechtspersoon, houder wordt van de aandelen;

b. het overdragen van aandelen in het kapitaal van een waterleidingbedrijf aan een derde als bedoeld in onderdeel a;

c. het overdragen aan een zodanige derde van de eigendom van watervoorzieningswerken of werken ten behoeve van de productie van drinkwater in het kader van een waterleidingbedrijf;

d. het belasten of bezwaren van watervoorzieningswerken of werken ten behoeve van de productie van drinkwater ten behoeve van een zodanige derde met enig zakelijk of persoonlijk recht indien als gevolg daarvan de zeggenschap over het waterleidingbedrijf feitelijk niet meer zelfstandig wordt uitgeoefend door een gekwalificeerde rechtspersoon;

e. het belasten of bezwaren van de winst van een waterleidingbedrijf ten behoeve van een zodanige derde met enig zakelijk of persoonlijk recht;

f. het aangaan van een overeenkomst waardoor zeggenschap over een waterleidingbedrijf door of tezamen met een zodanige derde wordt uitgeoefend dan wel waardoor deze daartoe feitelijk in de gelegenheid wordt gesteld.

Artikel 3o
  • 1. Indien er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van een handeling als bedoeld in artikel 3m, geeft hij een aanwijzing aan de daarbij betrokken partijen tot het ongedaan maken van de gevolgen daarvan.

  • 2. Bij de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, kan tevens een last onder dwangsom worden opgelegd.

  • 3. Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid is een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4. Van een aanwijzing doet Onze Minister mededeling in de Staatscourant.

HOOFDSTUK IB. AANSLUIT- EN LEVERINGSPLICHTEN VOOR EIGENAREN VAN WATERLEIDINGBEDRIJVEN

Artikel 3p
  • 1. De eigenaar van een waterleidingbedrijf is verplicht, binnen het distributiegebied waarin hij bevoegd is drinkwater te leveren, degene die daarom verzoekt een aanbod te doen te voorzien van een aansluiting op het door hem beheerde leidingnet.

  • 2. De eigenaar van een waterleidingbedrijf is verplicht aan degene die daarom verzoekt een aanbod te doen met gebruikmaking van het door hem beheerde leidingnet drinkwater te leveren.

  • 3. De eigenaar van een waterleidingbedrijf hanteert tarieven en voorwaarden die redelijk, transparant en niet discriminerend zijn.

  • 4. Onze Minister kan, na overleg met Onze Minister van Economische Zaken, regels stellen in verband met de toepassing van het eerste tot en met derde lid. De regeling, bedoeld in de eerste volzin wordt niet eerder vastgesteld dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

D

In artikel 15d, tweede lid, wordt «gedurende drie jaren» vervangen door: gedurende vijf jaren.

E

Er wordt een bijlage toegevoegd, die luidt:

Lijst van bedrijven die gelijkgesteld worden met een bestaand waterleidingbedrijf respectievelijk een waterleidingbedrijf.

NV Waterwinningbedrijf Brabantse Biesbosch

NV Watertransportmaatschappij Rijn-Kennemerland.

ARTIKEL II

De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd.

1. In artikel 1, onder 1°, wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: de Waterleidingwet, artikel 3i;.

2. In artikel 1, onder 2°, wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: de Waterleidingwet, de artikelen 3m en 3o, eerste lid;.

3. In artikel 1, onder 4°, wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: de Waterleidingwet, artikel 3l;.

ARTIKEL III

In afwijking van artikel 3j van de Waterleidingwet kan, voor de periode gedurende welke dat nodig is voor de uitvoering van een plan tot reorganisatie als bedoeld in hoofdstuk III van die wet, een distributiegebied worden toegewezen aan een waterleidingbedrijf dat niet voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, onder 2°, van die wet.

ARTIKEL IV

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

's-Gravenhage, 9 september 2004

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker

Uitgegeven de zesentwintigste oktober 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven