Besluit van 11 oktober 2004, houdende vaststelling van het tijdstip van
inwerkingtreding van de Implementatiewet EG-richtlijn handel in
broeikasgasemissierechten
Wij
Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de
voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer van 8 oktober 2004, nr. MJZ2004099295,
Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Gelet op
artikel XIII van de Implementatiewet
EG-richtlijn handel in
broeikasgasemissierechten;
Hebben goedgevonden en
verstaan:
Enig Artikel
1. Artikel I, onderdelen A, E, voorzover het
betreft de artikelen 16.1, 16.2, eerste en tweede lid, 16.3 en 16.23
tot en met 16.31, O, P, onder 1, en R, en de artikelen II, IV tot en
met VI en XI van de Implementatiewet EG-richtlijn handel in
broeikasgasemissierechten treden in werking met ingang van de dag na de
datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt
geplaatst.
2. Artikel I, onderdelen
C, voorzover het betreft de artikelen 2.2, 2.16a en 2.16b, D, E,
voorzover het betreft de artikelen 16.2, derde lid, 16.4 tot en met
16.22 en 16.32 tot en met 16.46, F tot en met N, P, onder 2, Q en S, en
de artikelen III, VII tot en met X en XII van de Implementatiewet
EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten treden in werking met
ingang van 1 januari
2005.
Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de
daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden
geplaatst.
's-Gravenhage, 11
oktober
2004
Beatrix
De
Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
S.
M. Dekker
Uitgegeven de negentiende oktober 2004
De Minister van
Justitie,
J.
P.
H. Donner
NOTA VAN TOELICHTING
In
het onderhavige besluit wordt de gedeeltelijke inwerkingtreding van de
Implementatiewet EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten
geregeld.
De (onderdelen van) artikelen die
betrekking hebben op de werking van het Europese systeem van handel in
broeikasgasemissierechten zoals voorzien in richtlijn nr. 2003/87/EG
van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13
oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in
broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van
Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PbEU L 275), treden in werking met
ingang van 1 januari 2005 (tweede lid). Het gaat hierbij onder meer om
het verbod om zonder emissievergunning een inrichting in werking te
hebben die emissies van broeikasgassen in de lucht veroorzaakt, de
verplichting om voldoende broeikasgasemissierechten in te leveren ter
dekking van de feitelijke emissies en de bepalingen over de handhaving.
De datum van 1 januari 2005 hangt samen met de start op die datum van
het Europese systeem van handel in broeikasgasemissierechten. Een
snelle inwerkingtreding van deze onderdelen van de wet is mogelijk
omdat zowel de betrokken overheid, het bestuur van de Nederlandse
emissieautoriteit, als de betrokken bedrijven al geruime tijd met de
voorbereiding van het nieuwe wettelijke handelssysteem bezig zijn en
met name de voorbereiding van de verlening van emissievergunningen
reeds ter hand is genomen.
Een deel van de
(onderdelen van) artikelen die betrekking hebben op de toewijzing van
broeikasgasemissierechten treedt echter al eerder in werking (eerste
lid). Dit is noodzakelijk om een juridische basis te verschaffen voor
het nationale toewijzingsbesluit dat ingevolge de EG-richtlijn handel
in broeikasgasemissierechten nog in 2004, dus voorafgaand aan de start
van handelssysteem, genomen moet worden. Een inwerkingtreding van die
artikelen op de kortst mogelijke termijn is derhalve
geboden.
Bij afzonderlijk besluit zal te
gelegener tijd worden voorzien in de inwerkingtreding van artikel I,
onderdelen B en C, waarin de instelling van de Nederlandse
emissieautoriteit is geregeld. De artikelen 2.2, 2.16a en 2.16b in
onderdeel C treden echter reeds met ingang van 1 januari 2005 in
werking, omdat deze artikelen noodzakelijk zijn voor het toekennen van
taken aan de emissieautoriteit zolang zij nog dienstonderdeel is van
het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer en als zodanig losstaan van de (regeling van de) status
van zelfstandig bestuursorgaan.
De
Staatssecretaris van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
P. L. B.
A. van
Geel