Besluit van 21 september 2004, houdende vaststelling van het tijdstip van
inwerkingtreding van de Wet bestuurlijke boete
Arbeidstijdenwet
Wij Beatrix, bij
de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 september
2004, nr. AV/WTZ/2004/63956;
Gelet op artikel VII van de Wet
bestuurlijke boete
Arbeidstijdenwet;
Hebben goedgevonden en
verstaan:
Enig Artikel
De
Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet treedt in werking met ingang
van 1 oktober 2004, met uitzondering
van:
a. artikel I, onderdeel B;
b. artikel I, onderdeel D, ten aanzien van artikel
10:1, voor zover het de in artikel 5:12, tweede lid, onderscheiden
categorieën van arbeid betreft alsmede arbeid in bedrijven of
inrichtingen die rechtstreeks betrekking heeft op arbeid verricht in of
op motorrijtuigen als bedoeld in artikel 5:12, tweede lid, onderdeel
a;
c. artikel I, onderdeel D, de
artikelen 10:14 tot en met 10:18;
d. artikel I, onderdeel E, voor zover het de in
artikel 5:12, tweede lid, onderscheiden categorieën van arbeid
betreft alsmede arbeid in bedrijven of inrichtingen die rechtstreeks
betrekking heeft op arbeid verricht in of op motorrijtuigen als bedoeld
in artikel 5:12, tweede lid, onderdeel a;
e. artikel II, voor zover het de in artikel 5:12,
tweede lid, onderscheiden categorieën van arbeid betreft alsmede
arbeid in bedrijven of inrichtingen die rechtstreeks betrekking heeft
op arbeid verricht in of op motorrijtuigen als bedoeld in artikel 5:12,
tweede lid, onderdeel a;
f. artikel V,
en
g. artikel
VI.
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met de
uitvoering van dit besluit dat met bijbehorende toelichting in het
Staatsblad zal worden
geplaatst.
's-Gravenhage, 21
september
2004
Beatrix
De
Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid,
A.
J. de Geus
Uitgegeven de dertigste september 2004
De Minister van
Justitie,
J.
P.
H. Donner
NOTA VAN TOELICHTING
In dit besluit wordt de gedeeltelijke
inwerkingtreding van de Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet
geregeld.
Allereerst is van de inwerkingtreding artikel VI van
deze wet uitgezonderd. De inwerkingtreding van dit artikel is bij
afzonderlijk inwerkingtredingsbesluit geregeld. Vervolgens zijn van de
inwerkingtreding per 1 oktober 2004 ook uitgezonderd de in artikel
5:12, tweede lid, Arbeidstijdenwet onderscheiden categorieën van
arbeid. Het gaat dan
om:
a. personen, werkzaam in of op railvoertuigen of
motorrijtuigen;
b. personen, werkzaam
aan boord van luchtvaartuigen, zee- of binnenschepen;
c. loodsen.
Dit betekent
derhalve dat de bestuurlijke boete als sanctiemogelijkheid nog niet met
ingang van 1 oktober 2004 wordt ingevoerd voor de vervoersectoren.
Bovendien wordt de bestuurlijke boete als sanctie nog niet ingevoerd
waar het gaat om arbeid in bedrijven of inrichtingen die rechtstreeks
betrekking heeft op arbeid verricht in of op motorrijtuigen als bedoeld
in artikel 5:12, tweede lid, onderdeel a, Arbeidstijdenwet.
Dit houdt weer in dat een aantal onderdelen van de artikelen van de
Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet tot nadere tijdstip nog niet in
werking kunnen treden voor die sectoren.
Het gaat dan
om:
– de wijziging van artikel 7:2 waarin het
administratief beroep is geregeld tegen overheidsbeslissingen in
artikel I, onderdeel B;
– de
aanduiding van de beboetbare feiten in artikel I, onderdeel D, waar het
gaat om de vervoerssectoren en de arbeid in bedrijven of inrichtingen
die rechtstreeks betrekking heeft op arbeid verricht in of op
motorrijtuigen;
– de bijzondere
voorschriften voor bestuurders van motorrijtuigen zonder bekende woon-
of verblijfplaats in Nederland in artikel I, onderdeel D, de artikelen
10:14 tot en met 10:18;
– de
strafbepalingen herhaalde recidive en het door het niet naleven van met
name genoemde artikelen in de Arbeidstijdenwet waardoor een gevaar voor
de verkeersveiligheid is gebracht of redelijkerwijs kan worden
aangenomen dat de verkeersveiligheid ernstig in gevaar is gebracht in
artikel I, onderdeel E, waar het gaat om de vervoerssectoren en de
arbeid in bedrijven of inrichtingen die rechtstreeks betrekking heeft
op arbeid verricht in of op motorrijtuigen;
– de wijziging van de Wet op de economische
delicten in artikel II, waar het gaat om de vervoerssectoren en de
arbeid in bedrijven of inrichtingen die rechtstreeks betrekking heeft
op arbeid verricht in of op motorrijtuigen, en
– de overgangsregeling voor de
strafbaarstelling voor de vervoerssectoren in artikel
V.
De
Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid,
A.
J. de
Geus