Besluit van 9 september 2004 tot wijziging van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw en van het Besluit beperking kring verzekerden Ziekenfondswet in verband met enkele technische wijzigingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 12 juli 2004, kenmerk Z/VV-2495064, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, onderdeel d, en negende lid, en 18, eerste lid, van de Ziekenfondswet.

De Raad van State gehoord (advies van 5 augustus 2004, nummer W13.04.0356/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 3 september 2004, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1 wordt een nieuw onderdeel l ingevoegd, luidende:

l. degene, die werkloos is en die geen recht heeft op een uitkering ingevolge artikel 16, 17a of 20 van de Werkloosheidswet, en die een vervangende uitkering ontvangt ingevolge artikel 24C van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf en die op de dag, voorafgaande aan die met ingang waarvan de vervangende uitkering wordt toegekend, verzekerd was ingevolge de Ziekenfondswet;.

B

Artikel 1, onderdeel m, komt te luiden:

m. gedurende het kalenderjaar waarop de verklaring ziet, maar uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene die een verklaring heeft ontvangen als bedoeld in artikel 3d, tweede lid, van de Ziekenfondswet, en van wie nadien wordt vastgesteld dat hij over het jaar waarop de verklaring ziet, niet voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet, tenzij de afgifte van de verklaring het gevolg is van het feit dat deze persoon de rijksbelastingdienst of het ziekenfonds ten onrechte niet heeft gemeld dat hij niet langer voldoet aan de voorwaarden van artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet;.

C

Artikel 1, onderdeel q, komt te luiden:

1. tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene van 55 jaar of ouder die zijn woonplaats hier te lande heeft en die ten gevolge van bedrijfsbeëindiging niet langer voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet, indien hij op de dag, voorafgaande aan die waarop die verzekering ten gevolge van bedrijfsbeëindiging is geëindigd, verzekerd is op grond van artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet. Onder bedrijfsbeëindiging wordt verstaan het geheel staken van de onderneming en het in verband daarmee niet langer genieten van winst uit onderneming als bedoeld in artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet. De verzekering vangt aan met ingang van de eerste dag van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de verzekering ingevolge artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet eindigt. De verzekering eindigt op het tijdstip waarop betrokkene weer verzekerd wordt ingevolge 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet;

2. voor de verzekerde, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de inspecteur van de rijksbelastingdienst bij voor bezwaar vatbare beschikking een verklaring waaruit blijkt dat hij voldoet aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarden;

3. artikel 76 van de Ziekenfondswet is van overeenkomstige toepassing;

D

Artikel 3b wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel d wordt de zinsnede «€ 136 per jaar» vervangen door: € 35 per jaar.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. een tegemoetkoming in de voor rekening van de vervroegd gepensioneerde komende ziekenfondspremie tot ten hoogste het bedrag, dat overeenstemt met het werkgeversdeel, dat verschuldigd zou zijn, als de uitkering als loon zou worden aangemerkt.

E

Na artikel 10b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10c

  • 1. Degenen, bedoeld in artikel 1, onder l, zijn over de uitkering een premie verschuldigd tot het krachtens artikel 15, eerste lid, van de Ziekenfondswet vastgestelde percentage.

  • 2. Artikel 9, tweede lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering is van overeenkomstige toepassing, waarbij de uitkering, bedoeld in het eerste lid, als loon wordt aangemerkt.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel is het bepaalde krachtens artikel 15, derde en vijfde lid, van de Ziekenfondswet van overeenkomstige toepassing, waarbij de uitkering, bedoeld in het eerste lid, als loon wordt aangemerkt en het orgaan dat de uitkering doet, als werkgever wordt beschouwd.

  • 4. Onze Minister kan voorschriften geven met betrekking tot de vaststelling, de invordering, de afdracht en de verantwoording van de premie.

F

1. Artikel 11a, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Artikel 15a, tweede, derde, vijfde en zesde lid, van de Ziekenfondswet zijn van overeenkomstige toepassing.

2. Artikel 11a, vijfde lid, komt te vervallen.

G

Artikel 14d, eerste volzin, komt te luiden:

Voor zover de premie welke ingevolge dit besluit verschuldigd is, niet wordt geheven door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verricht het College zorgverzekeringen de controle op de inning en afdracht van de ziekenfondspremie.

H

In artikel 16a, eerste lid, wordt voor «m» ingevoegd: l,.

ARTIKEL II

Het Besluit beperking kring verzekerden Ziekenfondswet wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 2d wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel b komt te luiden:

b. behoort tot het personeel, bedoeld in de titels 12 en 13 van hoofdstuk 1 van het Rechtspositiebesluit WPO/WEC, dan wel.

2. De onderdelen e tot en met g komen te luiden:

e. bij een door het Rijk bekostigde bijzondere instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, 12.3.8 of 12.3.9 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, behoort tot het onderwijzend personeel of tot de leden van het college van bestuur of tot de centrale directie, dan wel

f. bij een innovatie- en praktijkcentrum als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b1, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, behoort tot het onderwijzend personeel of tot de leden van het college van bestuur of tot de centrale directie, dan wel

g. bij een kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b2, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, behoort tot de consulenten of de directie, dan wel.

B

Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:

1. Van de verzekeringsduur, genoemd in artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet is uitgezonderd:

a. de periode in enig kalenderjaar, waarin geen belastingplicht bestaat in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001;

b. de periode in enig kalenderjaar, waarin buitenlandse belastingplicht bestaat in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 gedurende de periode waarin nog geen winst wordt genoten uit een Nederlandse onderneming, bedoeld in afdeling 7.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, die feitelijk voor eigen rekening wordt gedreven;

c. de periode in enig kalenderjaar, waarin binnenlandse belastingplicht bestaat in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 zonder dat op enig moment in die periode winst wordt genoten uit een onderneming als bedoeld in paragraaf 3.2.1. van de Wet inkomstenbelasting 2001, die feitelijk voor eigen rekening wordt gedreven.

ARTIKEL III

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdelen A, E en H, werken terug tot en met 1 september 2004.

  • 3. Artikel I, onderdelen B en C, en Artikel II, onderdeel B, werken terug tot en met 1 augustus 2004.

  • 4. Artikel II, onderdeel A, ten tweede, werkt terug tot en met 1 juli 2004.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 9 september 2004

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de achtentwintigste september 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

In het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw in het Besluit beperking kring verzekerden Ziekenfondswet worden enige technische wijzigingen aangebracht. Voorts wordt in het Aanwijzingsbesluit opgenomen dat werknemers die werkzaam zijn in de schildersbranche en die geconfronteerd worden met cyclische werkloosheid, ziekenfondsverzekerd blijven gedurende de periode dat zij werkloos zijn en geen uitkering ontvangen ingevolge de Werkloosheidswet. De branche heeft besloten zorg te dragen voor een vervangende (private) werkloosheidsuitkering als overbrugging van periodes van werkloosheid.

Artikel I, onderdeel A

Op grond van de Werkloosheidswet (WW) en de regeling met betrekking tot cyclische werkloosheid heeft de werknemer die (steeds) werkzaam is in een wisselend arbeidspatroon met een vaste cyclus, geen recht op een werkloosheidsuitkering in de periode dat hij niet of minder werkt. Zo’n werknemer is aangewezen op een bijstandsuitkering. In de CAO voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland hebben werkgevers en werknemers afgesproken cyclisch werklozen, die niet in aanmerking komen voor een werkloosheidsuitkering, een vervangende, private uitkering toe te kennen.

Een werknemer die op basis van deze private regeling een uitkering ontvangt, vervalt niet in de bijstand. Zonder nadere regeling zou dit tot gevolg hebben dat deze werknemer gedurende de periode dat hij die uitkering ontvangt, niet meer verzekerd is ingevolge de Ziekenfondswet. De meeste werknemers die onder bovengenoemde CAO vallen, zijn ziekenfondsverzekerd. Na het laagseizoen, als opnieuw een arbeidsovereenkomst wordt aangeboden, zijn zij opnieuw ziekenfondsverzekerd. De onderhavige aanpassing van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw zorgt voor continuering van de ziekenfondsverzekering gedurende de periode dat aan deze werknemers de private uitkering is toegekend.

Volgens inschatting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaat het om een betrekkelijk gering belang: in het jaar 2003 betrof het enkele honderden werknemers die tijdelijk werkloos waren.

Artikel I, onderdeel B en C, onder 1

In verband met afschaffing van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) dienen in artikel 1 de onderdelen m en q te worden gewijzigd. Voor de zelfstandige die voldoet aan de eisen voor ziekenfondsverzekering, maar die in verband met de afschaffing van de WAZ niet meer op grond van deze wet verzekerd zal zijn, is het wenselijk dat hij verzekerd blijft ingevolge de Ziekenfondswet. Ten einde dit te bewerkstelligen, wordt in artikel 3d van de Ziekenfondswet de ziekenfondsverzekering voor deze zelfstandigen rechtstreeks gebaseerd op de bepalingen in de Wet op de inkomstenbelasting 2001 en wordt niet langer aansluiting gezocht bij het zelfstandigenbegrip in de WAZ. De bepalingen zijn aan deze gewijzigde systematiek aangepast.

Artikel I, onderdeel C, onder 2

Voor de beschikking, genoemd in artikel 1, onder q, ten tweede, gelden dezelfde regels als die welke van toepassing zijn op bezwaar, beroep of beroep in cassatie als bedoeld in hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, zoals beschreven in artikel 76 Zfw. Aan artikel 1, onder q, ten tweede, wordt derhalve toegevoegd dat artikel 76 van de Zfw van overeenkomstige toepassing is.

Artikel I, onderdeel D, onder 1

Het genoemde bedrag is aangepast aan de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 december 2003, nr. SV/F&W/03/96097a tot wijziging van enige regelingen op grond van de Coördinatiewet Sociale Verzekering in verband met aanpassing van de bedragen per 1 januari 2004, alsmede in verband met enige andere wijzigingen.

Artikel I, onderdeel D, onder 2

Voor ziekenfondsverzekerde werknemers bestaat de premie uit een werkgevers- en werknemersdeel. Dit geldt ook voor de groepen van verzekerden die met werknemers gelijkgesteld worden, zoals degene die een uitkering ontvangt ingevolge de Werkloosheidswet of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, alsmede voor personen die ziekenfondsverzekerd zijn op grond van een VUT-uitkering. Via het werkgeversdeel van de ziekenfondspremie draagt de werkgever bij in de kosten van de premie voor de verzekering tegen ziektekosten. Om die reden bestaat in die gevallen geen verdere tegemoetkoming van werkgevers in de ziekenfondspremie voor hun werknemers. Daarom is er ook geen reden zo’n tegemoetkoming in de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV) uit te sluiten. Voor particulier verzekerden ligt dat precies andersom; voor die gevallen zondert de CSV de tegemoetkoming van de heffing uit.

Voor vervroegd gepensioneerden bestaat geen werkgeversdeel in de premie: de premie komt volledig voor rekening van de gepensioneerde.

De afgelopen jaren zijn er veel VUT-regelingen omgezet in vervroegde pensioenen. Bij die omzetting is veelal geregeld dat het orgaan dat het pensioen uitbetaalt, tevens een tegemoetkoming in de premie ziekenfondsverzekering verstrekt. Zonder nadere regeling is betrokkene over die tegemoetkoming ziekenfondspremie verschuldigd. Om deze reden is er voor gekozen om de tegemoetkoming in de ziekenfondspremie buiten beschouwing te laten voor de premieheffing. Deze wijziging strekt daartoe.

Artikel I, onderdeel E en H

Voor de voortgezette ziekenfondsverzekering van degenen die verzekerd zijn op grond van artikel 1, onder l, wordt de premieheffing geregeld in artikel 10c. Het kabinet is in zijn algemeenheid van mening dat tegenover het bieden van dekking tegen ziektekosten een redelijke premie moet staan. Voor de premievaststelling wordt uitgegaan van de hoogte van de vervangende private uitkering op grond van de CAO. Er is premie verschuldigd overeenkomstig het in artikel 15, eerste lid, van de Ziekenfondswet vastgestelde percentage. Dit betekent dat over de vervangende uitkering zowel het werkgeversdeel als het werknemersdeel door de uitkerende instantie wordt ingehouden als premie voor de ziekenfondsverzekering. Tevens wordt nominale premie in rekening gebracht.

Artikel I, onderdeel F

Met betrekking tot het eerste tot en met het vijfde lid van artikel 15a van de Ziekenfondswet kunnen op grond van het zesde lid bij ministeriële regeling nadere en zonodig afwijkende regels worden gesteld. De mogelijkheid afwijkende regels op te nemen dient ook te gelden voor artikel 11a. Bij een eerdere wijziging is dit niet geregeld.

Verder werd in het vijfde lid abusievelijk verwezen naar artikel 15b, tweede lid, Zfw. Daarom komt artikel 11a, vijfde lid, te vervallen.

Artikel I, onderdeel G

In de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) en de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Invoeringswet SUWI) heeft een aantal uitvoeringsorganen nieuwe namen gekregen en is een aangepaste taakverdeling voor die organen geregeld. Deze wijziging strekt tot wijziging van de benaming en aanpassing van de regelgeving aan de instanties die premie inhouden.

Situaties waarin het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet de premie inhoudt en waar het College zorgverzekeringen de inning en afdracht controleert, zijn te vinden in artikel 14 van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw, waarin is bepaald dat de premie over een AOW-uitkering wordt geïnd door de Sociale verzekeringsbank, over pensioen door de pensioeninstellingen, over arbeid en bijstandsuitkering door het ziekenfonds, en in artikel 1, onder e, waarin is geregeld dat degene die ononderbroken onbetaald verlof opneemt ziekenfondsverzekerd blijft. In artikel 7 van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw is bepaald dat een verzekerde als bedoeld in artikel 1, onder e, zelf premie dient af te dragen aan het ziekenfonds.

Artikel II, onderdeel A, onder 1

Deze wijziging houdt verband met het onder de werkingssfeer brengen van de wettelijke werknemersverzekeringen van het overheidspersoneel (Stb. 1997, 715). Het Besluit beperking kring verzekerden Ziekenfondswet was hieraan nog niet aangepast.

Artikel II, onderdeel A, onder 2

Deze wijzigingen houden verband met de wet van 29 april 2004 tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met verbeteringen van uiteenlopende, voornamelijk uitvoeringstechnische aard (technische herziening WEB) (Stb. 216). Het gaat hierbij om technische wijzigingen, namelijk de wijze waarop naar de instellingen is verwezen en de wijziging van de naamgeving van de landelijke organen in kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven. Wat betreft de instellingen, zijn er geen verwijzingen meer naar de inhoudelijke artikelen in de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) die over die instellingen gaan, maar naar de begripsbepaling in artikel 1.1.1 van de WEB.

Artikel II, onderdeel B

In verband met afschaffing van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) zijn in artikel 4, eerste lid, de onderdelen b en c gewijzigd. Voor de zelfstandige die voldoet aan de eisen voor ziekenfondsverzekering maar die in verband met de afschaffing van de WAZ niet meer op grond van die wet verzekerd zal zijn, is het wenselijk dat hij verzekerd blijft ingevolge de Ziekenfondswet. Ten einde dit te bewerkstelligen, wordt in artikel 3d van de Ziekenfondswet de ziekenfondsverzekering voor deze zelfstandigen rechtstreeks gebaseerd op de bepalingen in de Wet op de inkomstenbelasting 2001 en wordt niet langer aansluiting gezocht bij het zelfstandigenbegrip in de WAZ. De bepalingen zijn aan deze gewijzigde systematiek aangepast.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt onderdeel a aan te passen aan de huidige stand der wetgeving.

Artikel III

Artikel I, onderdelen A, E en H treden met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 september 2004, aangezien vanaf die datum de vervangende uitkering, genoemd in artikel I, onder A, kan worden uitgekeerd.

Artikel I, onderdelen B en C, en artikel II, onderdeel B, hangen samen met de inwerkingtreding van de Wet einde toegang verzekering WAZ. Artikel VII van die wet is in werking getreden met ingang van 1 augustus 2004 (Stb. 357). Met de inwerkingtreding van die wet is de grondslag voor ziekenfondsverzekering voor zelfstandigen ingevolge de verzekering voor de WAZ vervallen. Daarom moesten ook deze onderdelen met terugwerkende kracht tot 1 augustus 2004 gaan gelden.

Artikel II, onderdeel A, tweede lid, hangt samen met de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met verbeteringen van uiteenlopende, voornamelijk uitvoeringstechnische aard (technische herziening WEB) (Stb. 216). Die wet is in werking getreden met ingang van 1 juli 2004 (Stb. 281).

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 oktober 2004, nr. 196.

Naar boven