Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatsblad 2004, 469 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatsblad 2004, 469 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 17 mei 2004, nr. HDJZ/SCH/2004-1110, Hoofddirectie Juridische Zaken;
Gelet op de resolutie van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 26 en 27 november 2003 (protocol 2003-II-26) en artikel 12a, eerste lid, van de Binnenschepenwet;
De Raad van State gehoord (advies van 15 juli 2004, nr. W09.04.0198/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 27 augustus 2004, nr. HDJZ/SCH/2004-1863, Hoofddirectie Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk 24 van het bij het Besluit Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 behorende Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 komt te luiden:
1. De artikelen 24.02 tot en met 24.04 zijn slechts van toepassing op vaartuigen, die bij de inwerkingtreding van dit reglement voorzien zijn van een geldig certificaat van onderzoek overeenkomstig het op 31 december 1994 geldende Reglement onderzoek schepen op de Rijn of in aanbouw zijn dan wel verbouwd worden.
2. Onverminderd artikel 2.09, tweede lid, blijven de overeenkomstig het op 31 december 1994 geldende Reglement onderzoek schepen op de Rijn afgegeven certificaten van onderzoek geldig tot de op deze certificaten aangegeven datum van beëindiging van de geldigheid.
3. Op vaartuigen, die niet onder het eerste lid vallen, is artikel 24.06 van toepassing.
1. Onverminderd de artikelen 24.03 en 24.04 moeten vaartuigen, die niet volledig aan de bepalingen van dit reglement voldoen:
a. daaraan volgens de in de onderstaande tabel vermelde overgangsbepalingen worden aangepast,
b. totdat de aanpassing heeft plaatsgevonden, voldoen aan het op 31 december 1994 geldende Reglement onderzoek schepen op de Rijn.
2. In de onderstaande tabel betekent:
– «N.V.O.»: het voorschrift is niet van toepassing op reeds in bedrijf zijnde vaartuigen, tenzij de betreffende delen worden vervangen of omgebouwd, dat wil zeggen dat dit voorschrift slechts van toepassing is op Nieuwbouw, bij Vervanging of bij Ombouw van de betreffende delen of sectoren. Worden bestaande delen vervangen door delen welke in technische zin en bouwwijze gelijk zijn, dan wordt dit niet beschouwd als vervanging «V» volgens deze overgangsbepalingen.
– «Verlenging certificaat»: aan het voorschrift moet zijn voldaan bij de eerstvolgende verlenging van de geldigheidsduur van het certificaat van onderzoek na de daarop aangegeven datum.
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden |
---|---|---|
3.03, lid 1, onder a | Plaats van het aanvaringsschot | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
3.03, lid 2 | Verblijven | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
3.03, lid 2 | Noodzakelijke voorzieningen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
3.03, lid 4 | Gasdichte afscheiding van verblijven van machinekamers, ketel- en laadruimen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
3.03, lid 5, 2e alinea | Bewaking op afstand van deuren in het hekschot | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
3.03, lid 7 | Voorschip met ankernissen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2041 |
3.04, lid 3, tweede zin | Isolaties in machinekamers | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek |
3.04, lid 3, derde en vierde zin | Openingen en afsluitinrichtingen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek |
3.04, lid 6 | Uitgangen van machinekamers | Machinekamers die vóór 1995 overeenkomstig artikel 1.01 niet onder het begrip «machinekamer» waren te rangschikken, behoeven pas van een tweede uitgang te worden voorzien bij N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden |
---|---|---|
5.06, lid 1, eerste zin | Minimum snelheid | Voor vaartuigen met een bouwjaar van vóór 1996 bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden |
---|---|---|
6.01, lid 1 | Manoeuvreereigenschappen volgens hoofdstuk 5 | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
6.01, lid 3 | Helling en omgevingstemperatuur | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
6.01, lid 7 | Doorvoering van roerkoningen | Voor vaartuigen met een bouwjaar van vóór 1996 bij N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
6.02, lid 2 | In bedrijf brengen van de 2e aandrijfinrichting met slechts één bedieningshandeling | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
6.02, lid 3 | Voldoen aan de manoeuvreereigenschappen volgens hoofdstuk 5 bij het in bedrijf zijn van de tweede aandrijving/handbedrijf | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
6.03, lid 1 | Aansluiten andere verbruikers op hydraulische aandrijfinstallaties | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
6.03, lid 2 | Afzonderlijke hydraulische tanks | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
6.05, lid 1 | Automatische ontkoppeling van het handstuurwerk | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
6.06, lid 1 | Twee van elkaar onafhankelijke stuursystemen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
6.07, lid 2, onder a | Niveau alarm van de beide hydrauliektanks en systeemdruk | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
6.07, lid 2, onder e | Bewaking van het buffersysteem | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek |
6.08, lid 1 | Eisen aan elektronische installaties volgens artikel 9.20 | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden |
---|---|---|
7.02, lid 3, tweede alinea | Vrij uitzicht in de zichtas van de roerganger | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
7.02, lid 5 | Gekleurde vensters | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
7.03, lid 7 | Buiten werking stellen van alarmen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek voor zover geen éénmansstuurstelling voor het varen op radar aanwezig is |
7.03, lid 8 | Automatisch omschakelen op een andere stroombron | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
7.04, lid 1 | Bediening aandrijfwerktuigen en stuurinrichtingen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek |
7.04, lid 2 | Machinebediening | Voor zover geen éénmansstuurstelling voor het varen op radar aanwezig is: N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 in het geval van direct omkeerbare machines, na 1.1.2010 in het geval van overige machines |
7.09 | Alarminstallatie | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
7.12, eerste alinea | In hoogte verstelbare stuurhuizen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek. In het geval van niet hydraulisch kunnen neerlaten: uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
7.12, tweede en derde alinea | In hoogte verstelbare stuurhuizen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek |
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden |
---|---|---|
8.01, lid 3 | Alleen verbrandingsmotoren waarvan het vlampunt van de brandstof boven 55° ligt | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
8.02, lid 1 | Beveiliging van machine-installaties tegen onopzettelijke in bedrijf stelling | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
8.02, lid 4 | Isolaties van machineonderdelen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek |
8.03, lid 2 | Aangeven van het kritieke peil | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
8.03, lid 3 | Inrichting voor automatische reductie van het toerental | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
8.03, lid 4 | Doorvoeringen van assen van de voortstuwingsinstallaties | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
8.05, lid 1 | Brandstoftanks van staal | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
8.05, lid 2 | Zelfsluitende afsluitinrichting voor het ontnemen van water | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek |
8.05, lid 3 | Geen brandstoftanks vóór het aanvaringsschot | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
8.05, lid 4 | Geen dagtank en appendages boven machine-installaties of uitlaatgassenleidingen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010. Tot aan dat tijdstip moet door opvangcontainers of druipblikken verzekerd zijn dat uitlopende brandstof zonder gevaar kan worden afgevoerd |
8.05, lid 6 | Inrichting en afmetingen van ontluchtings- en verbindingsleidingen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
8.05, lid 7 | Bediening vanaf het dek van afsluitinrichtingen van de tank | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
8.05, lid 9, eerste zin | Peilinrichtingen moeten tot aan de hoogste vulstand afleesbaar zijn | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
8.05, lid 13 | Controle van de vulstand niet alleen voor de aandrijvingsmotoren maar ook voor de andere motoren die voor de vaart nodig zijn | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
8.06, lid 8 | Een afsluiter (zonder terugslagklep) als aansluiting van ballasttanks aan het lenssysteem geldt niet voor laadruimen die zijn ingericht voor het opnemen van ballast | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
8.06, lid 9 | Peilmogelijkheden voor vullingen van ruimen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
8.07, lid 2 | Inrichtingen voor het verzamelen van bilgewater en afgewerkte olie | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
8.08, lid 3 | Geluidsgrens van 65 dB(A) voor stilliggende schepen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden |
---|---|---|
Hoofdstuk 8a | Uitstoot van schadelijke gassen en luchtverontreinigende deeltjes door dieselmotoren | De voorschriften gelden niet a. voor motoren die vóór 1.1.2003 aan boord ingebouwd waren, en niet b. voor vervangingsmotoren * die tot en met 31.12.2011 aan boord van schepen, die op 1.1.2002 in bedrijf waren, geïnstalleerd worden. |
* Een vervangingsmotor is een gebruikte, gereviseerde motor, die voor wat betreft vermogen, toerental en installatievoorwaarden vergelijkbaar is met de motor die deze vervangt.
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden |
---|---|---|
9.01, lid 1, tweede zin | Benodigde bescheiden voorleggen aan de Commissie van Deskundigen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
9.01, lid 2, onder b | Schema's van hoofd- en noodschakelbord en de verdeelkasten moeten zich aan boord bevinden | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
9.01, lid 3 | Omgevingstemperatuur in het schip en aan dek | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
9.02, lid 1 tot en met 3 | Systemen voor de energieverzorging | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
9.05, lid 4 | Doorsnede van de aardleiding | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
9.11, lid 4 | Ventilatie van gesloten ruimten, kisten of kasten waarin accumulatoren zijn opgesteld | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek |
9.12, lid 2, onder d | Directe voeding vanaf het hoofdschakelbord van verbruikers die voor de voortstuwing en het manoeuvreren noodzakelijk zijn | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
9.12, lid 3, onder b | Aardfoutbewakingsinrichting | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
9.13 | Noodstopschakelaars | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
9.14, lid 3, tweede zin | Eenpolige schakelaars zijn in was-, bad- en overige natte ruimten niet toegestaan | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
9.15, lid 2 | Minimale doorsnede van de aders van 1,5 mm² | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
9.15, lid 9 | Kabels naar beweegbare stuurhuizen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
9.16, lid 3, tweede zin | Tweede stroomkring | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
9.19 | Alarm- en beveiligingssystemen voor werktuigbouwkundige inrichtingen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
9.20 | Elektronische installaties | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
9.21 | Elektromagnetische verdraagbaarheid | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden |
---|---|---|
10.01 | Ankeruitrusting | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
10.02, lid 2, onder a | Keuringsbewijs voor stalen trossen en andere kabels | Voor de eerste tros die op het schip wordt vervangen: N.V.O., uiterlijk 1.1.2008. Voor de tweede en derde tros: 1.1.2013 |
10.03, lid 1 | Europese norm | Bij vervanging, uiterlijk 1.1.2010 |
10.03, lid 2 | Geschiktheid voor brandklasse A, B en C | Bij vervanging, uiterlijk 1.1.2010 |
10.03, lid 4 | Hoeveelheid CO2 en inhoud van de ruimten | Bij vervanging, uiterlijk 1.1.2010 |
10.03a | Vast ingebouwde brandblusinstallaties in verblijven, stuurhuizen en passagiersruimten | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
10.03b | Vast ingebouwde brandblusinstallaties in machinekamers, ketelruimen en pompkamers | * |
10.04 | Toepassing Europese norm op bijboten | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
10.05, lid 2 | Opblaasbare zwemvesten | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010. Zwemvesten die op 30.9.2003 aan boord zijn mogen tot aan de verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 verder worden gebruikt |
* 1. Vóór 1 oktober 1980 vast ingebouwde CO2-brandblusinstallaties blijven uiterlijk tot aan de verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 toegelaten, wanneer zij voldoen aan artikel 7.03, vijfde lid, in de versie van protocol 1975-I-23.
2. Vóór 1 april 1992 vast ingebouwde brandblusinstallaties die met het blusmiddel Halon 1301 (CBrF3) werken blijven tot aan de verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2005, echter uiterlijk tot 1.1.2010, toegelaten, wanneer zij voldoen aan artikel 7.03, vijfde lid, in de versie van protocol 1985-II-26.
3. Tussen 1 april 1992 en 1 januari 1995 vast ingebouwde CO2-brandblusinstallaties blijven uiterlijk tot aan de verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 toegelaten, wanneer zij voldoen aan artikel 7.03, vijfde lid, van het op 31 december 1994 van kracht zijnde Reglement onderzoek schepen op de Rijn.
4. Tussen 1 april 1992 en 1 januari 1995 verstrekte aanbevelingen van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart voor de toepassing van artikel 7.03, vijfde lid, van het op 31 december 1994 van kracht zijnde Reglement onderzoek schepen op de Rijn blijven uiterlijk tot aan de verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 geldig.
5. Artikel 10.03b, tweede lid onder a, geldt uiterlijk tot aan de verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 alleen dan, wanneer deze installaties worden ingebouwd in schepen waarvan de kiel is gelegd ná 1 oktober 1992.
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden |
---|---|---|
11.02, lid 4 | Voorziening aan de buitenkanten van dekken, gangboorden en andere werkplekken | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
11.04 | Gangboord | ** Bij eerste verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 bij een breedte van meer dan 7,30 m |
11.05, lid 1 | Toegang tot de werkplekken | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
11.05, lid 2 en lid 3 | Deuren, in- en uitgangen en gangen die hoogte verschillen van meer dan 0,50 m hebben | Bij verlenging van het certificaat van onderzoek |
11.05, lid 4 | Trappen bij permanent bezette werkplekken | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
11.06, lid 2 | Uitgangen en nooduitgangen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
11.07, lid 1, tweede zin | Klimvoorzieningen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
11.07, lid 2 en lid 3 | Bij verlenging van het certificaat van onderzoek | |
11.10 | Luiken | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
11.11 | Lieren | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
11.12, lid 2 tot en met lid 6 en lid 8 tot en met lid 10 | Kranen: fabriekslabel, maximaal toelaatbare bedrijfslast, beveiliging, rekenkundig bewijs, controle door deskundige, bescheiden aan boord | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
11.13 | Opslag van brandbare vloeistoffen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek |
** Dit artikel geldt voor schepen waarvan de kiel is gelegd ná 31.12.1994 en voor in bedrijf zijnde schepen met in acht name van het volgende: Bij vernieuwingswerkzaamheden, het gehele laadruim omvattend, is artikel 11.04 van toepassing. Bij een verbouwing, die de totale lengte van de gangboorden omvat en waardoor de vrije breedte van het gangboord wordt gewijzigd:
a. is artikel 11.04 van toepassing, indien de vóór de verbouwing beschikbare vrije breedte van het gangboord tot een hoogte van 0,90 m, of de vrije breedte daarboven, moet worden verminderd;
b. mag de vóór de verbouwing beschikbare vrije breedte van het gangboord tot een hoogte van 0,90 m, of de vrije breedte daarboven, niet worden verminderd, indien deze afmetingen kleiner zijn dan die bedoeld in artikel 11.04.
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden |
---|---|---|
12.01, lid 1 | Verblijven voor de gewoonlijk aan boord verblijvende personen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
12.02, lid 3 | Positie van de vloer | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
12.02, lid 4 | Woon- en slaapruimten | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
12.02, lid 6 | Stahoogte in verblijven | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
12.02, lid 8 | Vloeroppervlak in woonruimten | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
12.02, lid 9 | Inhoud van ruimten | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
12.02, lid 10 | Luchtvolume per persoon | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
12.02, lid 11 | Afmetingen van deuren | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
12.02, lid 12, onder a en b | Aanbrengen van trappen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
12.02, lid 13 | Leidingen van gevaarlijke gassen en vloeistoffen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
12.03 | Sanitaire voorzieningen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
12.04 | Keukens | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
12.05 | Drinkwaterinstallaties | N.V.O., uiterlijk 31.12.2006 |
12.06 | Verwarming en ventilatie | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
12.07, lid 1, tweede zin | Overige bepalingen inzake de inrichting van de verblijven | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden |
---|---|---|
15.01, lid 4 | Passagiersruimten achter het vlak van het aanvaringsschot | N.V.O. |
15.01, lid 5 | Ruimten voor boordpersoneel | N.V.O. |
15.02, lid 5 | Uitgangspunten voor de lekberekening | Dit voorschrift geldt niet voor passagiersschepen waarvan de kiel is gelegd vóór 1.1.1996 |
15.03, lid 1 | Indompelingsgrenslijn indien geen schottendek | Dit voorschrift geldt niet voor passagiersschepen waarvan de kiel is gelegd vóór 1.1.1996 |
15.03, lid 4 | Duur van het sluiten door afstandsbediening | N.V.O. |
15.03, lid 5 | Optische alarminstallatie | N.V.O. |
15.07, lid 1 | Minimum hoogte van de vaste verschansing of reling | N.V.O. |
15.07, lid 2, onder a, tweede zin | Vrije breedte van hutten voor passagiers en andere kleine ruimten | Voor de maat van 0,70 m geldt N.V.O. |
15.07, lid 2, onder c | Veilige gebied van trappen onder het hoofddek | N.V.O. |
15.07, lid 7 | Aard van ruiten | N.V.O. |
15.08, lid 4 | Opblaasbare zwemvesten | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek ná 1.1.2010. Zwemvesten die op 30.9.2003 aan boord zijn mogen tot aan de verlenging van het certificaat van onderzoek ná 1.1.2010 verder worden gebruikt |
15.09, lid 1, eerste zin | Brandvertragende uitvoering | N.V.O. |
15.09, lid 1, vijfde zin | Onbrandbare constructies | N.V.O. |
15.09, lid 2 | Moeilijk ontvlambare traptreden | N.V.O. |
15.09, lid 6 | Centrale sluiting van deuren | N.V.O. |
15.09, lid 9 | Druk en lengte van de waterstraal | N.V.O. |
15.10, lid 10 | Vast ingebouwde brandblusinstallaties in machinekamers | Dit voorschrift geldt niet voor passagiersschepen waarvan de kiel is gelegd vóór 1.1.1996 |
15.11 | Voorzieningen voor het opvangen en verwijderen van afvalwater | Dit voorschrift geldt voor hotelschepen waarvan de kiel ná 1.1.1995 wordt gelegd |
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden |
---|---|---|
16.01, lid 2 | Speciale lieren of gelijkwaardige inrichtingen op het voor het duwen geschikte vaartuig | Het voorschrift geldt voor schepen die voor 1.1.1995 zijn toegelaten om te duwen zonder eigen inrichting voor het spannen van de kabels bij N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
16.01, lid 3, laatste zin | Eisen met betrekking tot aandrijvingen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden |
---|---|---|
17.02, lid 3 | Aanvullende bepalingen | Dezelfde overgangsbepalingen als van kracht voor de in dit lid genoemde artikelen |
17.03, lid 1 | Algemene alarminstallatie | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek |
17.03, lid 4 | Maximaal toelaatbare last van heftoestellen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek |
17.04, lid 2 en lid 3 | Resterende veiligheidsafstand bij openingen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek |
17.05, lid 2 en lid 3 | Resterend vrijboord | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek |
17.06, 17.07, 17.08 | Hellingproef en aantonen van de stabiliteit | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek |
17.09 | Inzinkingsmerken en diepgangsschalen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek |
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden |
---|---|---|
20.01 | Artikelen 7.01, lid 2, 8.05, lid 13, en 8.08 | De voorschriften van de artikelen 7.01, lid 2, 8.05, lid 13, en 8.08 gelden voor zeeschepen die niet zijn bestemd voor het vervoer van goederen in de zin van het ADNR en waarvan de kiel is gelegd vóór 1.10.1987 pas bij N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
20.01 | Artikel 8.07, lid 2 | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 |
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden |
---|---|---|
21.01 t/m 21.03 | Deze voorschriften gelden voor pleziervaartuigen die zijn gebouwd vóór 1.1.1995 pas bij N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
1. Vaartuigen waarvan de kiel is gelegd op 1 april 1976 of daarvóór moeten, behalve aan artikel 24.02, voldoen aan de hierna genoemde bepalingen. In de onderstaande tabel betekent:
– «V.O.»: het voorschrift is niet van toepassing op reeds in bedrijf zijnde vaartuigen, tenzij de betreffende delen worden vervangen of omgebouwd, dat wil zeggen dat dit voorschrift slechts van toepassing is bij Vervanging of bij Ombouw van de betreffende delen of sectoren. Worden bestaande delen vervangen door delen welke in technische zin en bouwwijze gelijk zijn, dan wordt dit niet beschouwd als vervanging «V» volgens deze overgangsbepalingen.
– «Verlenging certificaat»: aan het voorschrift moet zijn voldaan bij de eerstvolgende verlenging van de geldigheidsduur van het certificaat van onderzoek na de daarop aangegeven datum.
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden |
---|---|---|
3.03, lid 1 | Plaats van het aanvaringsschot | V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
3.04, lid 2 | Begrenzingsvlakken van bunkers met ruimten bestemd voor passagiers en verblijven | V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 |
3.04, lid 7 | Ten hoogste toegestane niveau van de geluidsdruk | Bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden |
---|---|---|
4.01, lid 2, 4.02 en 4.03 | Veiligheidsafstand, vrijboord, kleinste vrijboord | Bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden |
---|---|---|
7.01, lid 2 | Niveau van de geluidsdruk voortgebracht door het schip | V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
7.05, lid 2 | Controle van de navigatielichten | Bij verlenging van het certificaat van onderzoek |
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden |
---|---|---|
8.06, lid 3 en lid 4 | Minimale capaciteit en diameter van de lensleidingen | Bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
8.08, lid 2 | Door een varend schip voortgebracht geluid | V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden |
---|---|---|
9.01 | Eisen aan elektrische installaties | V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
9.03 | Bescherming tegen aanraken, binnendringen van vreemde voorwerpen en water | V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
9.06 | Ten hoogste toegelaten spanningen | V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
9.10 | Generatoren en motoren | V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
9.11, lid 2 | Opstelling van accumulatoren | V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
9.12 | Schakelinrichtingen | V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
9.14 | Installatiemateriaal | V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
9.15 | Kabels | V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
9.17 | Navigatielantaarns | V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
9.18 | Noodstroominstallatie | V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden |
---|---|---|
12.02, lid 5 | Geluidshinder en trillingen in verblijven | Bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden |
---|---|---|
15.01, lid 3 | Aantonen van het drijfvermogen | V.O. |
15.02, lid 2 | Waterdichte vensters | Het voorschrift geldt niet voor passagiersschepen waarvan de kiel is gelegd vóór 1.1.1996 |
15.03, lid 2 tot en met lid 8 | Indompelingsgrenslijn indien er geen schottendek is | Het voorschrift geldt niet voor passagiersschepen waarvan de kiel is gelegd vóór 1.1.1996 |
15.04, lid 1, lid 3, lid 4, lid 6, lid 7, lid 8 | Aantonen van de stabiliteit | V.O. |
15.05 | Aantal passagiers | Bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 |
15.06 | Veiligheidsafstand, vrijboord, inzinkingsmerken | V.O. |
2. Artikel 15.09, tweede lid, is op schepen voor dagtochten, waarvan de kiel is gelegd op 1 april 1976 of daarvóór, slechts met dien verstande van toepassing dat het voldoende is wanneer, in plaats van de dragende constructie vervaardigd van staal van trappen die als vluchtweg dienen, deze trappen zo zijn uitgevoerd dat zij in geval van brand ongeveer even lang bruikbaar blijven als trappen met een dragende constructie van staal.
3. Artikel 15.09, vierde lid, eerste en tweede volzin, is op schepen voor dagtochten, waarvan de kiel is gelegd op 1 april 1976 of daarvóór, slechts met dien verstande van toepassing dat slechts de verven, lakken en andere behandelingsmiddelen voor interieurs, gebruikt voor de naar de vluchtwegen toegekeerde oppervlakken, moeilijk ontvlambaar moeten zijn en rook en andere giftige gassen niet in gevaarlijke mate kunnen ontstaan.
1. Voor vaartuigen, waarvan het minste vrijboord overeenkomstig artikel 4.04 van de op 31 maart 1983 geldende voorschriften is vastgesteld, kan de Commissie van Deskundigen op verzoek van de eigenaar het vrijboord vaststellen op grond van artikel 4.03 van de op 1 januari 1995 geldende voorschriften.
2. Vaartuigen, waarvan de kiel is gelegd vóór 1 juli 1983, behoeven niet te voldoen aan hoofdstuk 9. Deze vaartuigen moeten echter ten minste voldoen aan hoofdstuk 6 van de op 31 maart 1983 geldende voorschriften.
3. Artikel 15.07, tweede lid, onder b, en artikel 15.09, negende lid, tweede volzin, met betrekking tot de bepaling over de enige slanglengte, zijn slechts van toepassing op vaartuigen waarvan de kiel is gelegd ná 30 september 1984, alsmede in geval van verbouwing op het verbouwde deel.
4. Indien de toepassing van de in dit hoofdstuk genoemde bepalingen na afloop van de overgangsbepalingen in de praktijk moeilijk uitvoerbaar is of onevenredig hoge kosten met zich brengt, kan de Commissie van Deskundigen op grond van aanbevelingen van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart afwijkingen van deze voorschriften toestaan. Deze afwijkingen moeten in het certificaat van onderzoek worden aangetekend.
5. Indien dit voorschrift bij de vereisten aan de hoedanigheid van uitrustingsstukken verwijst naar een Europese of internationale norm, mogen na een nieuwe formulering of bewerking van die norm de betreffende uitrustingsstukken nog 20 jaar na de nieuwe formulering of bewerking van de norm verder worden gebruikt.
Onverminderd artikel 23.03 betreffende de lichamelijke geschiktheid geldt de volgende overgangsregeling voor hoofdstuk 23:
1. Een op 31 december 2001 in de binnenvaart werkzame deksman kan de bevoegdheid als matroos verkrijgen, nadat hij zijn 19e levensjaar heeft beëindigd en een vaartijd als lid van de dekbemanning van ten minste drie jaar heeft aangetoond; daarvan moeten ten minste een jaar in de binnenvaart en twee jaar in de binnenvaart of in de zee- of kustvaart of visserij vervuld zijn. Deze matroos kan de bevoegdheid als:
a. volmatroos verkrijgen, wanneer hij een vaartijd in de Rijnvaart van ten minste een jaar als matroos kan aantonen,
b. stuurman verkrijgen, wanneer hij een vaartijd in de Rijnvaart van ten minste twee jaar als matroos kan aantonen.
2. Een op 31 december 2001 in de binnenvaart werkzame matroos kan de bevoegdheid als volmatroos verkrijgen, wanneer hij een vaartijd in de Rijnvaart van ten minste een jaar als matroos kan aantonen.
3. Een op 31 december 2001 in de binnenvaart werkzame matroos kan de bevoegdheid als stuurman verkrijgen, wanneer hij een vaartijd in de Rijnvaart van ten minste twee jaar als matroos kan aantonen.
4. Een op 31 december 2001 in de Rijnvaart werkzame volmatroos kan de bevoegdheid als stuurman verkrijgen, wanneer hij een vaartijd in de Rijnvaart van ten minste een jaar als volmatroos kan aantonen.
5. Tot aan de eerstvolgende verlenging van het certificaat van onderzoek, echter uiterlijk tot 1 juli 2007, kan het voldoen aan artikel 23.09, lid 1.1 of lid 1.2, zoals vereist in artikel 23.09, tweede lid, als volgt in het certificaat van onderzoek worden aangetekend:
a. Voor het voldoen aan artikel 23.09, lid 1.1, volstaat een aantekening onder punt 47 als volgt: «Het schip voldoet aan artikel 23.09, eerste lid».
b. Voor het voldoen aan artikel 23.09, lid 1.2, volstaan de volgende aantekeningen:
– in het geval van alleen varende motorschepen en van motorschepen die een gekoppeld samenstel voortbewegen:
• onder punt 47: «Het schip voldoet aan artikel 23.09, eerste lid» en
• onder punt 34:
34 | ||||
---|---|---|---|---|
boegbesturingsinstallatie | afstandbediend | aan- en afstellen op afstand | ||
ja | boegstraal | ja | ja |
– in het geval van passagiersschepen:
• onder punt 47: «Het schip voldoet aan artikel 23.09, eerste lid» en ofwel
• onder punt 34:
34 | ||||
---|---|---|---|---|
boegbesturingsinstallatie | afstandbediend | aan- en afstellen op afstand | ||
ja | boegstraal of andere inrichting | ja | ja |
dan wel
• onder punt 27:
27. Aantal voortstuwingsmotoren «...» (meer dan 1) |
. en
• onder punt 29:
29. Aantal hoofdschroeven «...» (meer dan 1) |
1. Op vaartuigen waarvoor vanaf 1 januari 1995 voor het eerst een certificaat van onderzoek als bedoeld in dit reglement is afgegeven zijn de volgende bepalingen van toepassing, tenzij zij op 31 december 1994 in aanbouw of in ombouw waren.
2. Deze vaartuigen moeten voldoen aan de versie van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn die van kracht is op de dag waarop het certificaat van onderzoek is afgegeven.
3. Deze vaartuigen moeten aan de voorschriften, die na de eerste afgifte van hun certificaat van onderzoek van kracht zijn geworden, volgens de in de onderstaande tabel vermelde overgangsbepalingen worden aangepast.
4. Artikel 24.04, vierde en vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
5. In de onderstaande tabel betekent:
– «N.V.O.»: de betreffende bepaling is niet van toepassing op reeds in bedrijf zijnde vaartuigen, tenzij de betreffende delen worden vervangen of omgebouwd, dat wil zeggen dat deze bepaling slechts van toepassing is op Nieuwbouw, bij Vervanging of bij Ombouw van de betreffende delen of sectoren. Worden bestaande delen vervangen door delen welke in technische zin en bouwwijze gelijk zijn, dan wordt dit niet beschouwd als vervanging «V» volgens deze overgangsbepalingen.
– «Verlenging certificaat»: aan het voorschrift moet zijn voldaan bij de eerstvolgende verlenging van de geldigheidsduur van het certificaat van onderzoek na de daarop aangegeven datum.
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden | Van kracht |
---|---|---|---|
3.03, lid 7 | Voorschip; ankernissen | Het voorschrift geldt vanaf 01.01.2001 bij N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2041 | 1.10.1999 |
3.03, lid 3, tweede zin | Isolaties in machinekamers | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek | 1.04.2003 |
3.04, lid 3, derde en vierde zin | Openingen en afsluitorganen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek | 1.10.2003 |
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden | Van kracht |
---|---|---|---|
8.02, lid 4 | Isolaties van machineonderdelen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek | 1.4.2003 |
8.03, lid 4 | Inrichting voor automatische reductie van het toerental | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 | 1.4.2004 |
8.05, lid 9, 1e alinea | Peilinrichtingen moeten afleesbaar zijn tot aan de hoogste vulstand | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 | 1.4.1999 |
8.05, lid 13 | Controle van de hoeveelheid brandstof niet alleen voor de voortstuwingsmotoren maar ook voor de voor de vaart noodzakelijke andere motoren | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 | 1.4.1999 |
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden | Van kracht |
---|---|---|---|
De voorschriften gelden niet a. voor motoren die vóór 1.1.2003a n boord ingebouwd waren, en niet b. voor vervangingsmotoren *, die tot 31.12.2011 aan boord van schepen, die op 1.1.2002 in bedrijf waren, geïnstalleerd worden | 1.1.2002 |
*) Een vervangingsmotor is een gebruikte, gereviseerde motor, die voor wat betreft vermogen, toerental en installatievoorwaarden vergelijkbaar is met de motor die deze vervangt.
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden | Van kracht |
---|---|---|---|
10.02, lid 2, onder a | Keuringsbewijs voor stalen trossen en andere kabels | Voor de 1e tros die op het schip wordt vervangen: N.V.O., uiterlijk 1.1.2008. Voor de 2e en 3e tros: 1.1.2009, 1.1.2013 | 1.4.2003 |
10.03, lid 1 | Europese norm | Bij vervanging, uiterlijk 1.1.2010 | 1.4.2002 |
10.03, lid 2 | Geschiktheid voor brandklasse A, B en C | Bij vervanging, uiterlijk 1.1.2010 | 1.4.2002 |
10.03, lid 4 | Hoeveelheid CO2 en inhoud van de ruimten | Bij vervanging, uiterlijk 1.1.2007 | 1.4.2002 |
10.03a | Vast ingebouwde brandblusinstallaties in verblijven, stuurhuizen en passagiersruimten | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 | 1.4.2002 |
10.03b | Vast ingebouwde brandblusinstallaties in machinekamers, ketelruimen en pompkamers | **, uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 | 1.4.2002 |
10.04 | Toepassing Europese norm op bijboten | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015 | 1.10.2003 |
10.05, lid 2 | Opblaasbare zwemvesten | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010. Zwemvesten die op 30.9.2003 aan boord zijn mogen tot aan de verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 verder worden gebruikt | 1.10.2003 |
** 1. Tussen 1 januari 1995 en 31 maart 2003 vast ingebouwde CO2-brandblusinstallaties blijven uiterlijk tot aan de verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 toegelaten, wanneer zij voldoen aan artikel 10.03, vijfde lid, van het op 31 maart 2002 van kracht zijnde Reglement onderzoek schepen op de Rijn.
2. Tussen 1 januari 1995 en 31 maart 2002 verstrekte aanbevelingen van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart voor de toepassing van artikel 10.03, vijfde lid, van het op 31 maart 2002 van kracht zijnde Reglement onderzoek schepen op de Rijn blijven uiterlijk tot aan de verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 geldig.
3. Artikel 10.03b, tweede lid, onder a, geldt uiterlijk tot aan de verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2035 alleen dan, wanneer deze installaties worden ingebouwd in schepen waarvan de kiel is gelegd ná 1 oktober 1992.
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden | Van kracht |
---|---|---|---|
11.13 | Opslag van brandbare vloeistoffen | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek | 1.10.2002 |
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden | Van kracht |
---|---|---|---|
12.05 | Drinkwaterinstallaties | N.V.O., uiterlijk 31.12.2006 | 1.4.2001 |
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden | Van kracht |
---|---|---|---|
15.02, lid 5 | In aanmerking te nemen leksituaties | Het voorschrift geldt niet voor passagiersschepen waarvan de kiel is gelegd tussen 1.1.1995 en 31.12.1995 | 1.1.1995 |
15.03, lid 1 | Indompelingsgrenslijn wanneer er geen schottendek is | Het voorschrift geldt niet voor passagiersschepen waarvan de kiel is gelegd tussen 1.1.1995 en 31.12.1995 | 1.1.1995 |
15.07, lid 2, onder a, 2e alinea | Vrije breedte van deuren van cabines voor passagiers en vergelijkbare kleine ruimten | Voor de afmeting van 0,70 m geldt N.V.O. | 1.10.1998 |
15.08, lid 4 | Opblaasbare zwemvesten | N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010. Zwemvesten die op 30.9.2003 aan boord zijn mogen tot aan de verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 verder worden gebruikt | 1.10.2004 |
15.10, lid 10 | Vast ingebouwde brandblusinstallaties in de machinekamer | Het voorschrift geldt niet voor passagiersschepen waarvan de kiel is gelegd tussen 1.1.1995 en 31.12.1995 | 1.1.1995 |
Artikel | Inhoud | Termijn en voorwaarden | Van kracht |
---|---|---|---|
22a.05, lid 2 | Aanvullende eisen voor vaartuigen met L van meer dan 110 m die bovenstrooms van Mannheim willen varen | Voor vaartuigen die een op 1.10.2001 nog geldige vergunning van een bevoegde autoriteit bezitten, gelden tot en met 31.12.2034 de voorschriften op het te bevaren riviergedeelte, waarvoor de vergunning was verleend, niet. | 1.10.2001 |
6. Bij nieuwbouw van schepen met een lengte van meer dan 110 m, waarvan de kiel is gelegd vóór 1 oktober 2001, kan het voldoen aan artikel 22a.05, tweede lid, onder d, achterwege blijven voor de vaart tussen Mannheim en Karlsruhe. Deze vaartbeperking moet in het certificaat van onderzoek worden aangetekend onder punt 10.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs
Uitgegeven de achtentwintigste september 2004
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Bij haar resolutie van 26 en 27 november 2003 (protocol 2003-II-26) heeft de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) hoofdstuk 24 van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 (ROSR) vervangen door een nieuwe tekst. De bedoeling van de wijziging is een volledige herziening van het stelsel van overgangsbepalingen.
Voorheen gold voor vele van de overgangsbepalingen het beginsel van «Nieuwbouw, Vervanging of Ombouw» (N.V.O.), hetgeen wil zeggen dat een bepaald voorschrift op het schip pas behoeft te worden toegepast ingeval van één van de bedoelde drie omstandigheden. In de praktijk betekende dit voor veel schepen dat gedurende een vrijwel onbeperkte periode niet aan de betreffende bepalingen van het ROSR voldaan hoefde te worden. De CCR heeft gemeend dat deze situatie niet langer in overeenstemming was met het door haar nagestreefde hoge niveau van veiligheid in de Rijnvaart en dat een modernisering van de Rijnvloot tevens in het belang is van deze belangrijke tak van vervoer.
Van groot belang hierbij is tevens het streven naar een zelfde technisch en veiligheidsniveau voor alle binnenvaartschepen in Europa, waarbij onder meer ook wordt gedacht aan de toetreding van nieuwe landen tot de Europese Unie (EU). Thans mogen schepen voorzien van een certificaat van onderzoek voor de Rijn alle vaarwegen binnen de EU bevaren. Schepen met een EU-certificaat (een zg. communautair certificaat), dat is gebaseerd op wetgeving ter uitvoering richtlijn nr. 82/714/EEG van de Raad van de Europese Unie van 4 oktober 1982 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen (PbEG L 301), hebben echter nog niet het recht de conventionele Rijn te bevaren. In samenwerking tussen de Commissie van de EU en de CCR wordt daarom gestreefd naar de situatie waarin met één certificaat alle EU-wateren met inbegrip van de Rijn kunnen worden bevaren. Hierbij zou het uiteraard een vorm van concurrentievervalsing betekenen wanneer schepen van nieuwe EU-landen onverkort aan alle voorschriften zouden moeten voldoen, terwijl veel oude schepen uit de EU nog een beroep op een groot aantal overgangsbepalingen zou kunnen doen.
Veel van de voorheen ongeveer 130 overgangsbepalingen zijn vervallen. Voorts komt in het nieuwe stelsel van overgangsbepalingen niet langer het criterium van N.V.O. zonder meer voor. Hieraan wordt nu steeds een eindtermijn gekoppeld, inhoudende dat aan de bepaling moet worden voldaan bij verlenging van het certificaat van onderzoek, direct dan wel bij verlenging van het certificaat na enkele standaard jaren (te weten: 2010, 2015 en 2035). Hierop zijn met het bedrijfsleven enkele uitzonderingen overeengekomen. Een uitzondering vormen de overgangsbepalingen bij hoofdstuk 15 (Passagiersschepen), die niet zijn gewijzigd in afwachting van een zeer uitgebreide herziening van dit hoofdstuk in de CCR. Deze herziening zal naar verwachting eind 2004 zijn afgerond. Daarbij zullen ook nieuwe overgangsbepalingen worden vastgesteld waarbij van overeenkomstige uitgangspunten zal worden uitgegaan, als voor de thans reeds gewijzigde overgangsbepalingen zijn gehanteerd. De harmonisatie ten opzichte van de bepalingen in de overeenkomstige EG-richtlijn zal worden verzekerd doordat in de te wijzigen richtlijn 82/714/EEG een vrijwel gelijkluidend hoofdstuk voor passagiersschepen met de bijbehorende overgangsbepalingen zal worden opgenomen.
Het geheel is vastgesteld na uitgebreid overleg tussen de CCR en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, waarbij overeenstemming is bereikt.
De CCR heeft de datum van inwerkingtreding van het nieuwe hoofdstuk 24 bepaald op 1 oktober 2004.
De wijzigingen hebben geen consequenties op het gebied van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven tot gevolg. Aangezien de onderhavige wijzigingen geen verandering brengen in de procedure voor het aanvragen van nieuwe certificaten van onderzoek zijn er op dat punt reeds geen nieuwe administratieve lasten te verwachten. De wijzigingen hebben tot gevolg dat inhoudelijke verplichtingen op andere tijdstippen dan voorheen voor een schip, waarvoor het certificaat van onderzoek moet worden verlengd, gaan gelden. Het is derhalve aan de controlerende instantie (de Commissie van Deskundigen) die over een dergelijke verlenging beslist om de consequenties van het nieuwe hoofdstuk 24 ROSR per scheepsdossier vast te stellen.
Het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) heeft medegedeeld, dat het onderhavige dossier niet geselecteerd zal worden voor een zogenaamde Actaltoets.
In dit artikel wordt het nieuwe hoofdstuk 24 van het ROSR vastgesteld.
In dit artikel is het derde lid nieuw.
Dit derde lid was reeds ingevoerd als tijdelijke wijziging van 1 april 2001 tot en met 31 maart 2004 (Stcrt. 2001, 62), verlengd tot 1 oktober 2004 bij protocol 2003-II-24. Voor het overige komt het artikel overeen met artikel 24.01 oud.
Het eerste lid is ongewijzigd. In het tweede lid van dit artikel is het begrip «Vernieuwing certificaat» vervangen door «Verlenging certificaat». De omschrijving daarvan kon voorts worden verkort.
Het tweede lid bevat de nieuwe tabel van overgangsbepalingen.
In het eerste lid van het oude artikel werden de bepalingen opgesomd waaraan oudere schepen moeten voldoen voorzover hierdoor geen hogere eisen worden gesteld dan door de tot inwerkingtreding van het ROSR 1995 geldende voorschriften. Die bepalingen waren dan uitsluitend van toepassing op delen die verbouwd of vervangen werden. In het nieuwe artikel wordt, behalve de bepaling dat deze schepen aan artikel 24.02 moeten voldoen, in het tweede lid een aanvullende tabel van overgangsbepalingen opgenomen. Als begrip is hierbij «N.V.O.» vervangen door «V.O.» aangezien het hier slechts oude schepen betreft. Voorts is het begrip «Vernieuwing certificaat» vervangen door «Verlenging certificaat».
Het tweede en derde lid zijn ongewijzigd.
In het derde lid is de verwijzing naar artikel 15.09 aangepast.
Het vijfde lid, dat een overgangsbepaling bevat voor uitrustingsstukken die voldoen aan een Europese of internationale norm, is nieuw, maar was reeds als tijdelijke wijziging ingevoerd van 1 oktober 2002 tot en met 30 september 2005 bij protocol 2002-I-31 (Stcrt. 2003, 39). Ingevolge protocol 2003-II-26 wordt deze tijdelijke wijziging per 1 oktober 2004 ingetrokken.
De andere leden zijn ongewijzigd.
Dit artikel was reeds ingevoerd met ingang van 1 juli 2002 ter gelegenheid van de nieuwe bemanningsregeling (hoofdstuk 23 van het ROSR) bij protocol 2001-I-22 (Stb. 2002, 291). Het vijfde lid is ten opzichte daarvan nieuw en was reeds ingevoerd als tijdelijke wijziging van 1 juli 2002 tot en met 30 april 2005 bij protocol 2002-I-32 (Stcrt. 2003, 30). Ingevolge protocol 2003-II-26 wordt deze tijdelijke wijziging per 1 oktober 2004 ingetrokken.
Dit artikel, dat afwijkingen bevat voor vaartuigen die niet onder artikel 24.01 vallen, is nieuw en was reeds ingevoerd als tijdelijke wijziging van 1 april 2001 tot en met 31 maart 2004 (Stcrt. 2001, 62), verlengd tot 1 oktober 2004 bij protocol 2003-II-24. In het vijfde lid is eveneens het begrip «Vernieuwing certificaat» vervangen door «Verlenging certificaat».
Het zesde lid was als tijdelijke wijziging toegevoegd van 1 januari 2002 tot en met 31 september 2004 bij protocol 2001-II-21 (Stcrt. 2002, 92). Het komt qua opzet overeen met artikel 24.02 en bevat de veel kortere tabel van overgangsbepalingen voor de nieuwere schepen.
Dit artikel bevat de datum van inwerkingtreding, die in overeenstemming met het desbetreffende protocol van de CCR is bepaald op 1 oktober 2004.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 oktober 2004, nr. 196.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2004-469.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.