Besluit van 13 september 2004, houdende tijdelijke verlaging van de
voorraadheffing op aardolieproducten
Wij Beatrix, bij
de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van
Onze Minister van Economische Zaken van 23 augustus 2004, nr.
WJZ 4052503;
Gelet
op artikel 22, tweede lid, van de Wet
voorraadvorming aardolieproducten 2001;
De Raad van State gehoord (advies van 1
september 2004, nr. W10.04.0421/II);
Gezien het nader rapport van Onze
Minister van Economische Zaken van 8 september 2004, nr. WJZ
4056495;
Hebben
goedgevonden en
verstaan:
Artikel 1
In artikel
22, eerste lid, van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001,
wordt voor de periode van 1 oktober 2004 tot en met 30 september 2006
het bedrag «€ 5,90» telkens gewijzigd in: €
5,30.
Artikel 2
Dit besluit
treedt in werking met ingang van 1 oktober 2004 en vervalt met ingang
van 1 oktober
2006.
Lasten
en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden
geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 13
september
2004
Beatrix
De
Minister van Economische
Zaken,
L.
J. Brinkhorst
Uitgegeven de eenentwintigste september 2004
De Minister van
Justitie,
J. P.
H. Donner
NOTA VAN TOELICHTING
In artikel 21 van de Wet voorraadvorming
aardolieproducten 2001 (hierna WVa) is in een voorraadheffing voorzien
ter financiering van de exploitatiekosten van de Stichting Centraal
Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (hierna COVA). De hoogte van
de voorraadheffing is bepaald in artikel 22, eerste lid van de WVa en
bedraagt voor lichte olie, halfzware olie en gasolie € 5,90 per
1000 liter en voor vloeibaar gemaakt petroleumgas € 5,90 per
1000 kilogram. Op grond van artikel 22, tweede lid van de Wva, kan de
voorraadheffing bij algemene maatregel van bestuur worden verlaagd of
op nihil worden gesteld. Onderhavig besluit strekt tot verlaging van de
voorraadheffing.
De voorraadheffing kan thans worden verlaagd
aangezien de COVA op grond van recente ramingen verwacht dat het
huidige tarief structureel exploitatieoverschotten genereert waardoor
het positieve saldo op de egalisatierekening, dat thans reeds een
onnodig hoog niveau heeft bereikt, verder zal oplopen.
De
voorgestelde tariefsverlaging van € 5.90 per 1000 liter
onderscheidenlijk 1000 kilogram naar € 5.30 per 1000 liter
onderscheidenlijk 1000 kilogram, heeft tot doel gedurende twee jaar te
komen tot een geleidelijke eliminatie van het als overschot te
beschouwen bedrag op de egalisatierekening.
Naar verwachting
zal het overschot na twee jaar zijn verdwenen en zal het instandhouden
van het lagere bedrag gaan leiden tot een tekort op de
egalisatiereserve van de COVA. Om dit ongewenst effect te voorkomen,
vervalt dit besluit twee jaar na de inwerkingtreding. Vanaf dat moment
zijn de bedragen die zijn opgenomen in artikel 22, eerste lid, van de
WVa, weer van toepassing. Omdat het besluit niet leidt tot een
verhoging van de heffingsbedragen, ook niet na het vervallen van het
besluit, is de voorhangprocedure niet van toepassing.
De in
dit besluit opgenomen verlaging van de heffing leidt niet tot een
wijziging van de administratieve lasten. De overige effecten voor het
bedrijfsleven zijn gering. De heffing wordt met € 0,0006 per
liter onderscheidenlijk per kilogram verlaagd waardoor het effect van
de verlaging op de literprijs gering is.
De Minister van
Economische
Zaken,
L.
J. Brinkhorst
XHistnoot
Het
advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van
artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de
Raad van State, omdat het zonder meer instemmend
luidt.