Besluit van 6 september 2004, houdende buitenwerkingstelling van de restauratie-behoefteraming

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mr. Medy C. van der Laan, van 4 juni 2004, nr. WJZ/2004/57595 (8141), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 34 van de Monumentenwet 1988;

De Raad van State gehoord (advies van 26 juli 2004, nr. W05.04.0230/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mr. Medy C. van der Laan, van 1 september 2004, nr. WJZ/2004/39867 (8141), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1. Met het oog op de invoering van een nieuw regime voor het herstel en de instandhouding van beschermde monumenten als bedoeld in artikel 34 van de Monumentenwet 1988, blijven de artikelen 4 en 8 van het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 buiten werking voor de restauratie-behoefteraming die burgemeester en wethouders vóór 1 mei 2005 kunnen indienen.

  • 2. De budgetten, bedoeld in artikel 5 van het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997, worden voor de jaren 2011 tot en met 2014 vastgesteld op basis van de restauratie-behoefteramingen die zijn opgesteld voor de periode die loopt van 1 mei 2001 tot 1 mei 2005.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 3

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitenwerkingstelling restauratie-behoefteraming.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 6 september 2004

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. C. van der Laan

Uitgegeven de zestiende september 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

1. Strekking

Dit besluit strekt ertoe de restauratie-behoefteraming die burgemeester en wethouders vóór 1 mei 2005 kunnen indienen, buiten werking te stellen in verband met de beoogde overgang naar een nieuwe systematiek van rijkssubsidiëring van monumenten waarvoor een Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (Brim) in voorbereiding is.

Op grond van de artikelen 4 en 8 van het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 (Brrm 1997) kunnen burgemeester en wethouders eenmaal per vier jaar vóór 1 mei een restauratie-behoefteraming bij de minister indienen om in aanmerking te komen voor een budget. Zonder behoefteraming ontvangen gemeenten geen budget, en zonder budget kunnen geen subsidies worden verstrekt in de desbetreffende gemeenten. De huidige periode van vier jaar loopt van 1 mei 2001 tot 1 mei 2005. Dit betekent dat gemeenten najaar 2004 zouden moeten starten met de voorbereidingen voor de behoefteraming 2005–2009, en die vóór 1 mei 2005 bij de minister zou moeten worden ingediend. Omdat de budgetten betrekking hebben op het zesde jaar volgend op de vaststelling, is de behoefteraming dus relevant voor de jaren 2011 tot en met 2014.

In de nieuwe systematiek van rijkssubsidiëring van monumenten (zie paragraaf 2) zullen de gemeenten naar verwachting een andere rol krijgen waardoor het opstellen van een restauratie-behoefteraming niet meer nodig is. Omdat de nieuwe regeling niet vóór 1 mei 2005 in werking zal kunnen treden, is een nadere voorziening nodig om te voorkomen dat gemeenten veel werk steken in een behoefteraming, die vervolgens niet meer gebruikt wordt omdat het Brim een geheel andere systematiek hanteert. Met dit besluit blijven de voorschriften omtrent de restauratie-behoefteraming die burgemeester en wethouders vóór 1 mei 2005 kunnen indienen, buiten werking. In de plaats daarvan worden de budgetten vastgesteld op basis van de restauratie-behoefteramingen die zijn opgesteld voor de periode die loopt van 1 mei 2001 tot 1 mei 2005 (zie paragraaf 3).

2. Een nieuwe systematiek van rijkssubsidiëring van monumenten

In december 2001 heeft staatssecretaris Van der Ploeg, een brief aan de Tweede Kamer gestuurd met voorstellen omtrent veranderingen in het stelsel van monumentenzorg (Kamerstukken II 2001/02, 27 432, nr. 45). In april 2002 heeft staatssecretaris Van der Ploeg de vragen van de leden van de Tweede Kamer naar aanleiding van deze brief beantwoord (Kamerstukken II 2001/02, 27 432, nr. 53).

Ook het kabinet staat een nieuw instandhoudingbeleid voor ogen dat beoogt niet alleen betere ondersteuning te geven aan goed onderhoud, maar dat ook eenvoud in de regeling wil brengen en een snellere afhandeling van aanvragen voor financiële ondersteuning mogelijk wil maken. Om dit te bereiken zal het subsidiestelsel grondig moeten worden aangepast.

De gedachten gaan uit naar een stelsel waarbij voor eigenaren met fiscale aftrekmogelijkheden het nu nog bestaande subsidiedeel geheel vervangen wordt door een laagrentende lening, te verstrekken door het Nationaal Restauratiefonds. Voor hun aanvragen richten zij zich tot de belastingdienst en het Nationaal Restauratiefonds. Voor de overige eigenaren worden de bestaande regelingen voor restauratie- en onderhoudsubsidies geïntegreerd. Een en ander zou betekenen dat gemeenten en provincies geen rol meer spelen bij de prioritering van subsidieaanvragen en dat het systeem van behoefteraming en opdeling van het restauratiebudget naar gemeenten en provincies komt te vervallen. Het nieuwe regime zou per 1 januari 2006 kunnen gaan gelden.

Uiteraard zullen deze plannen nog worden besproken met alle betrokken partijen. Toch is het als gevolg van de systematiek van het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 noodzakelijk om nu reeds een besluit tot stand te brengen dat ertoe strekt de restauratie-behoefteraming die burgemeester en wethouders vóór 1 mei 2005 kunnen indienen, buiten werking te kunnen stellen. Omdat burgemeester en wethouders eenmaal per vier jaar een restauratie-behoefteraming bij de minister kunnen indienen om in aanmerking te komen voor een budget (dat betrekking heeft op het zesde jaar volgend op het jaar waarin het wordt vastgesteld), zouden gemeentebesturen najaar 2004 moeten starten met de voorbereidingen voor de behoefteraming die loopt van 1 mei 2005 tot 1 mei 2009.

Met het voorliggende besluit worden geen onomkeerbare stappen gezet. Het gaat slechts om een eenmalige buitenwerkingstelling van de behoefteraming (hetgeen consequenties heeft voor de budgetten voor de jaren 2011 tot en met 2014). Wanneer de plannen rond een nieuw instandhoudingbeleid onverhoopt niet door zouden gaan, «herleeft» de oorspronkelijke systematiek.

3. Restauratie-behoefteramingen 2001–2005

De nieuwe regeling betreffende rijkssubsidiëring van monumenten zal niet vóór 1 mei 2005 in werking kunnen treden maar naar verwachting wel snel daarna. Het betekent echter wel dat de minister in ieder geval nog voor één jaar, te weten 2011, de budgetten voor gemeenten en provincies zal moeten vaststellen. Dat zou normaliter moeten gebeuren op basis van een nieuwe behoefteraming. Dat zou echter betekenen dat een zware inspanning geleverd moet worden door gemeenten voor de budgettering van slechts één jaar. Daarom wordt met het onderhavige besluit de restauratie-behoefteraming buiten werking gesteld. De budgetten worden vastgesteld op basis van de restauratie-behoefteramingen die zijn opgesteld voor de periode die loopt van 1 mei 2001 tot 1 mei 2005.

Een andere mogelijkheid had kunnen zijn om de budgettering voor 2011 te baseren op het aantal rijksmonumenten per gemeente. Dat zou echter ongewenste effecten opleveren voor de inzet van de middelen omdat de restauratieachterstand ongelijkmatig verdeeld is.

Met de optie om de verdeling voor 2011 te baseren op de laatste behoefteraming (2001) wordt in ieder geval recht gedaan aan het gegeven dat de achterstand niet gelijkmatig over de monumenten en gemeenten is verdeeld. Daarom is dit een goede oplossing.

Over de inhoud van het ontwerp-Besluit buitenwerkingstelling restauratie-behoefteraming heeft overleg plaatsgevonden (en is overeenstemming bereikt) met VNG en IPO. Ook over het Brim heeft diverse malen overleg plaatsgehad met VNG en IPO. Beide kunnen zich op hoofdlijnen vinden in de wijze waarop het nieuwe instandhoudingbeleid wordt vormgegeven.

Omdat op grond van dit besluit de nieuwe budgetten worden vastgesteld op basis van de restauratie-behoefteramingen die zijn opgesteld voor de periode die loopt van 1 mei 2001 tot 1 mei 2005, is niet uitgesloten dat toepassing van het besluit in een enkel geval zou kunnen leiden tot andere budgetten dan bij een nieuwe restauratie-behoefteraming het geval zou zijn.

Dit bezwaar weegt echter (ook voor de gemeenten) niet op tegen de voordelen van het voorgestelde besluit.

4. Financiële gevolgen

Om de behoefteraming op te stellen ontvangen de gemeenten een vergoeding ten laste van het reguliere budget voor de monumentenzorg. De hoogte hiervan wordt per behoefteraming in overleg vastgesteld. Voor de behoefteraming 2001 ontvingen de gemeenten in totaal een bedrag van € 1.361.000. De vergoeding hoeft als gevolg van het onderhavige besluit niet te worden uitgekeerd.

5. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Dat dit besluit niet onmiddellijk in werking treedt, houdt verband met de twee maanden durende voorhangprocedure, geregeld in artikel 34, vijfde lid, van de Monumentenwet 1988.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. C. van der Laan


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 oktober 2004, nr. 196.

Naar boven