Wet van 30 juni 2004 tot wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 in verband met de vereenvoudiging van het stelsel van de verklaring van geen bezwaar en enkele andere noodzakelijke aanpassingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 te wijzigen om het stelsel van de verklaring van geen bezwaar te vereenvoudigen, efficiënter te maken en de administratieve lasten voor de aanvragers van verklaringen van geen bezwaar te verminderen alsmede in verband met enkele andere noodzakelijke aanpassingen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet toezicht effectenverkeer 19951 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel f, komt te luiden:

f. gekwalificeerde deelneming: een rechtstreeks of middellijk belang van ten minste 10 procent van het geplaatste aandelenkapitaal van een onderneming of instelling, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van ten minste 10 procent van de stemrechten in een onderneming of instelling, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van een daarmee vergelijkbare zeggenschap in een onderneming of instelling; bij het bepalen van het aantal stemrechten, dat iemand in een onderneming of instelling heeft, worden tot diens stemrechten mede gerekend de stemrechten waarover hij beschikt of geacht wordt te beschikken op grond van artikel 12 van de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in ter beurze genoteerde vennootschappen;

B

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt de tweede volzin.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een handeling als bedoeld in het eerste lid waarvoor ingevolge de Wet toezicht kredietwezen 1992 een verklaring van geen bezwaar is verleend en op een handeling als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel b of c, van die wet waarvoor op grond van die onderdelen geen verklaring van geen bezwaar is vereist.

3. Het derde lid vervalt.

4. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.

5. Er wordt een nieuw vijfde lid ingevoegd, luidende:

  • 5. Indien een verklaring van geen bezwaar wordt verleend, kan de aanvrager tevens toestemming worden verleend tot het vergroten van de gekwalificeerde deelneming, waarbij als bovengrens 20, 33, 50 of 100 procent kan gelden. Indien een verklaring van geen bezwaar wordt verleend voor een deelneming in een effecteninstelling, kan op verzoek van de aanvrager, worden bepaald dat de verleende verklaring van geen bezwaar geldt voor alle groepsmaatschappijen gezamenlijk.

6. In het zevende en tiende lid wordt «vierde lid» vervangen door: derde lid.

7. Het elfde lid komt te luiden:

  • 11. Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon stelt Onze Minister vooraf in kennis van een zodanige wijziging van diens gekwalificeerde deelneming in een effecteninstelling waardoor de omvang van deze deelneming:

    a. boven de 20, 33, 50 of 95 procent stijgt, 100 procent wordt dan wel waardoor de effecteninstelling een dochtermaatschappij wordt; of

    b. onder de 10, 20, 33, 50, 95 of 100 procent daalt, dan wel waardoor de effecteninstelling ophoudt een dochtermaatschappij te zijn.

8. Het twaalfde lid komt te luiden:

  • 12. Een effecteninstelling als bedoeld in het eerste lid stelt, voor zover haar bekend, Onze Minister in de maand juli van elk jaar in kennis van de identiteit van iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die een gekwalificeerde deelneming in deze instelling houdt. Tevens stelt de effecteninstelling, zodra zulks haar bekend wordt, Onze Minister in kennis van iedere verwerving, afstoting of wijziging van een gekwalificeerde deelneming in deze instelling waardoor de omvang van deze deelneming:

    a. boven de 20, 33, 50 of 95 procent stijgt, 100 procent wordt dan wel waardoor de effecteninstelling een dochtermaatschappij wordt; of

    b. onder de 10, 20, 33, 50, 95 of 100 procent daalt dan wel waardoor de effecteninstelling ophoudt een dochtermaatschappij te zijn.

9. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 13. Indien de omvang van een deelneming waarvoor een verklaring van geen bezwaar is afgegeven onder de 10 procent daalt, vervalt de afgegeven verklaring van geen bezwaar van rechtswege.

C

In artikel 17, eerste lid, wordt «16, vierde lid» vervangen door: 16, derde lid.

D

In artikel 42 wordt «16, vierde lid» vervangen door: 16, derde lid.

E

In artikel 45, eerste lid, onder b, wordt «16, vierde lid» vervangen door «16, derde lid» en wordt «16, vijfde lid» vervangen door «16, vierde lid».

F

In artikel 48b, eerste lid, wordt «16, eerste, derde, zevende, achtste en tiende lid» vervangen door: 16, eerste, zevende, achtste en tiende lid.

G

In artikel 48c, eerste lid, wordt «16, eerste, derde, zevende, achtste en tiende tot en met twaalfde lid» vervangen door: 16, eerste, zevende, achtste en tiende tot en met twaalfde lid.

H

In tabel 2 van de bijlage, bedoeld in artikel 48d, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, vervalt «16, derde lid» en het daarbij behorende tariefnummer «1».

ARTIKEL II

De Wet toezicht kredietwezen 19922 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel m komt te luiden:

m. gekwalificeerde deelneming: een rechtstreeks of middellijk belang van ten minste 10 procent van het geplaatste aandelenkapitaal van een onderneming of instelling, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van ten minste 10 procent van de stemrechten in een onderneming of instelling, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van een daarmee vergelijkbare zeggenschap in een onderneming of instelling; bij het bepalen van het aantal stemrechten, dat iemand in een onderneming of instelling heeft, worden tot diens stemrechten mede gerekend de stemrechten waarover hij beschikt of geacht wordt te beschikken op grond van artikel 12 van de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in ter beurze genoteerde vennootschappen;

2. Onderdeel p komt te luiden:

p. elektronisch geld: een geldswaarde die is opgeslagen op een elektronische drager of een geldswaarde die op afstand is opgeslagen in een centrale rekeningadministratie.

B

Na artikel 7a wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 7b

Het door een kredietinstelling uitgegeven elektronisch geld vertegenwoordigt een waarde die ten hoogste gelijk is aan de waarde van de voor de uitgifte ontvangen gelden.

C

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het is een kredietinstelling verboden, anders dan na verkregen verklaring van geen bezwaar:

    a. haar eigen vermogen door terugbetaling van kapitaal of uitkering van reserves te verminderen dan wel een uitkering te doen uit de post omvattende de dekking voor algemene bankrisico's als bedoeld in artikel 424 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    b. een gekwalificeerde deelneming in een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, een financiële instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, een effecteninstelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, een verzekeraar als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf dan wel in een verzekeraar als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, te verwerven of te vergroten, indien het balanstotaal van die kredietinstelling, financiële instelling, effecteninstelling of verzekeraar ten tijde van de verwerving onderscheidenlijk de vergroting, meer bedraagt dan één procent van het geconsolideerde balanstotaal van de kredietinstelling;

    c. een gekwalificeerde deelneming in een onderneming of instelling, met uitzondering van de ondernemingen of instellingen, bedoeld in onderdeel b, te verwerven dan wel te vergroten, indien het bedrag dat wordt betaald voor de verwerving van die deelneming onderscheidenlijk voor de vergroting van die deelneming tezamen met de bedragen die voor de verwerving en voor eerdere vergrotingen van die deelnemingen zijn betaald, meer bedraagt dan één procent van het geconsolideerde aanwezige eigen vermogen van de kredietinstelling;

    d. de activa en passiva van een andere onderneming of instelling geheel of voor een belangrijk deel over te nemen;

    e. een fusie aan te gaan met een andere onderneming of instelling;

    f. over te gaan tot financiële of vennootschappelijke reorganisatie;

    g. een beherend vennoot tot de kredietinstelling te doen toetreden.

2. In het tweede lid, onderdelen c en e, wordt de zinsnede «ongewenste ontwikkeling van het kredietwezen» vervangen door: ongewenste ontwikkeling van de financiële sector.

3. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Het in het eerste lid vervatte verbod is niet van toepassing op een gekwalificeerde deelneming in een vennootschap wier activa op het moment dat de kredietinstelling de gekwalificeerde deelneming verwerft voor meer dan 90 procent uit liquide middelen bestaan. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot liquide middelen.

D

In artikel 24, tweede lid, onderdelen c en e, wordt de zinsnede «ongewenste ontwikkeling van het kredietwezen» vervangen door: ongewenste ontwikkeling van de financiële sector.

E

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met achtste lid tot derde tot en met negende lid en het negende lid tot elfde lid, wordt na het eerste lid onderscheidenlijk het negende lid (nieuw) een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Indien een verklaring van geen bezwaar wordt verleend:

    a. kan de aanvrager tevens toestemming worden verleend tot het vergroten van zijn gekwalificeerde deelneming, waarbij als bovengrens 20, 33, 50 of 100 procent kan gelden.;

    b. kan deze, voor zover het een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 23, eerste lid, betreft, betrekking hebben op:

    1°. door de aanvrager via een dochtermaatschappij verworven en nog te verwerven middellijke deelnemingen;

    2°. door de aanvrager verworven dan wel nog te verwerven middellijke deelnemingen, niet zijnde deelnemingen als bedoeld onder 1°, voor zover deze deelnemingen buiten de invloedssfeer van de aanvrager zijn verworven dan wel worden verworven;

    c. voor een deelneming in een kredietinstelling, kan op verzoek van de aanvrager worden bepaald dat de verleende verklaring van geen bezwaar betrekking geldt voor alle groepsmaatschappijen gezamenlijk, onverminderd artikel 23.

  • 10. Indien de omvang van een deelneming waarvoor een verklaring van geen bezwaar is afgegeven onder de 10 procent daalt, vervalt de afgegeven verklaring van geen bezwaar van rechtswege.

2. In het achtste lid (nieuw), onderdeel d, wordt de zinsnede «ongewenste ontwikkeling van het kredietwezen» vervangen door: ongewenste ontwikkeling van de financiële sector.

F

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon stelt de Bank vooraf in kennis van een zodanige wijziging van diens gekwalificeerde deelneming in een kredietinstelling waardoor de omvang van deze deelneming:

    a. boven de 20, 33, 50 of 95 procent stijgt, 100 procent wordt dan wel waardoor de kredietinstelling een dochtermaatschappij wordt; of

    b. onder de 10, 20, 33, 50, 95 of 100 procent daalt dan wel waardoor de kredietinstelling ophoudt een dochtermaatschappij te zijn.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Een kredietinstelling stelt, voor zover haar bekend, de Bank in de maand juli van elk jaar in kennis van de identiteit van iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die een gekwalificeerde deelneming in deze kredietinstelling houdt. Tevens stelt de kredietinstelling, zodra zulks haar bekend wordt, de Bank in kennis van iedere verwerving, afstoting of wijziging van een gekwalificeerde deelneming in deze instelling waardoor de omvang van deze deelneming:

    a. boven de 20, 33, 50 of 95 procent stijgt, 100 procent wordt dan wel waardoor de kredietinstelling een dochtermaatschappij wordt; of

    b. onder de 10, 20, 33, 50, 95 of 100 procent daalt dan wel waardoor de kredietinstelling ophoudt een dochtermaatschappij te zijn.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. De Bank stelt de Stichting Autoriteit Financiële Markten onverwijld in kennis van een gekwalificeerde deelneming onder vermelding van de omvang van die deelneming waarvoor een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 23 is verleend en waarop de vrijstelling, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 van toepassing is.

G

Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de bestaande tekst wordt het cijfer «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

    a. een kredietinstelling, die op grond van artikel 6, tweede lid, is vrijgesteld onderscheidenlijk op grond van artikel 6, derde lid, is ontheven van het verbod van artikel 6, eerste lid;

    b. een kredietinstelling, die op grond van artikel 31, vierde lid, is vrijgesteld onderscheidenlijk op grond van artikel 31, vijfde lid, is ontheven van het verbod van artikel 31, eerste lid;

    c. een kredietinstelling die op grond van artikel 38, derde lid, is vrijgesteld onderscheidenlijk op grond van artikel 38, vierde lid, is ontheven van het verbod van artikel 38, eerste lid.

H

Aan artikel 70 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op:

    a. een kredietinstelling, die op grond van artikel 6, tweede lid, is vrijgesteld onderscheidenlijk op grond van artikel 6, derde lid, is ontheven van het verbod van artikel 6, eerste lid;

    b. een kredietinstelling, die op grond van artikel 31, vierde lid, is vrijgesteld onderscheidenlijk op grond van artikel 31, vijfde lid, is ontheven van het verbod van artikel 31, eerste lid;

    c. een kredietinstelling die op grond van artikel 38, derde lid, is vrijgesteld onderscheidenlijk op grond van artikel 38, vierde lid, is ontheven van het verbod van artikel 38, eerste lid.

I

In artikel 81, eerste lid, onder b, wordt «26, derde lid» vervangen door: 26, vierde lid.

J

Artikel 82 komt te luiden:

Artikel 82

  • 1. Het is een ieder verboden bedrijfsmatig al dan niet op termijn opvorderbare gelden van het publiek aan te trekken, ter beschikking te verkrijgen of ter beschikking te hebben dan wel in enigerlei vorm te bemiddelen ter zake van het bedrijfsmatig van het publiek aantrekken of ter beschikking verkrijgen van al dan niet op termijn opvorderbare gelden.

  • 2. De in het eerste lid genoemde verboden zijn niet van toepassing op:

    a. ondernemingen en instellingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, welke ingevolge artikel 52, tweede lid, onder a, b, c of d, zijn geregistreerd;

    b. de Bank;

    c. de Lid-Staten, alsmede de regionale of locale overheden van de Lid-Staten; en

    d. internationaal publiekrechtelijke instellingen waarin of waaraan één of meer Lid-Staten deelnemen.

  • 3. Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden verleend van de in het eerste lid genoemde verboden, indien de belangen die deze wet beoogt te beschermen naar het oordeel van Onze minister anderszins voldoende worden beschermd. Aan een vrijstelling kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden.

  • 4. De Bank kan ontheffing verlenen van de in het eerste lid genoemde verboden, indien de belangen die deze wet beoogt te beschermen naar haar oordeel anderszins voldoende worden beschermd. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van het verlenen van de ontheffing. Daarbij kunnen regels worden gesteld waaraan de houder van een ontheffing dient te voldoen. Aan een ontheffing kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden.

K

Artikel 83 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Onze Minister kan vrijstelling verlenen van het in het eerste lid genoemde verbod. Onze Minister kan aan de vrijstelling beperkingen stellen of voorschriften verbinden.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De Bank kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid genoemde verbod. De Bank kan aan de ontheffing beperkingen stellen of voorschriften verbinden.

L

Artikel 85b komt te luiden:

  • 1. Een kredietinstelling wisselt, op verzoek van een houder van elektronisch geld het elektronisch geld om door middel van uitbetaling van het elektronische geld in munten of bankbiljetten of door storting op een rekening, waarbij uitsluitend de voor de omwisseling noodzakelijke kosten mogen worden berekend.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de omwisseling, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Onze Minister is belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens dit artikel bepaalde. De artikelen 53 en 54 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Taken en bevoegdheden die Onze Minister op grond van dit artikel heeft, kunnen bij algemene maatregel van bestuur worden overgedragen aan een of meer rechtspersonen. Alsdan gelden de verplichtingen op grond van dit artikel jegens Onze Minister als verplichtingen jegens de desbetreffende rechtspersoon of rechtspersonen.

  • 5. Een overdracht als bedoeld in het vierde lid vindt slechts plaats indien de betrokken rechtspersoon aan de volgende vereisten voldoet:

    a. hij dient in staat te zijn de in het vierde lid bedoelde taken en bevoegdheden naar behoren te vervullen;

    b. de voorwaarden dienen aanwezig te zijn voor een zodanige besluitvorming binnen de rechtspersoon dat een onafhankelijke vervulling van de in het vierde lid bedoelde taken en bevoegdheden zo veel mogelijk is gewaarborgd.

  • 6. Aan de overdracht, bedoeld in het vierde lid, kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden.

M

In artikel 90b, eerste lid, wordt na «7a, eerste en tweede lid,» ingevoegd «7b,», wordt «26, zevende lid» vervangen door «26, achtste lid» en wordt «85b, eerste en tweede lid» vervangen door «85b, eerste lid»».

N

In artikel 90c, eerste lid, wordt na «7a, eerste en tweede lid,» ingevoegd «7b,», wordt «26, zevende lid» vervangen door «26, achtste lid» en wordt «85b, eerste en tweede lid» vervangen door «85b, eerste lid.

O

De bijlage, bedoeld in artikel 90d, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, wordt als volgt gewijzigd:

1. In tabel 1 wordt na «7a, tweede lid» en het daarbij behorende tariefnummer ingevoegd «7b» met het daarbij behorende tariefnummer «4», wordt «26, zevende lid» vervangen door «26, achtste lid» en vervalt «85b, tweede lid» en het daarbij behorende tariefnummer «4».

2. In tabel 2 wordt «26, zevende lid» vervangen door: 26, achtste lid.

ARTIKEL III

De Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf3 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel m, wordt na de puntkomma een volzin toegevoegd, luidende: bij het bepalen van het aantal stemrechten, dat iemand in een onderneming of instelling heeft, worden tot diens stemrechten mede gerekend de stemrechten waarover hij beschikt of geacht wordt te beschikken op grond van artikel 12 van de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in ter beurze genoteerde vennootschappen;.

B

Artikel 81 vervalt.

C

In artikel 82, tweede lid, onderdelen c en e, wordt de zinsnede «ongewenste ontwikkeling van het verzekeringswezen» vervangen door: ongewenste ontwikkeling van de financiële sector.

D

Artikel 84 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «de artikelen 81, eerste lid, of 82, eerste lid» vervangen door: artikel 82, eerste lid.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met achtste lid tot derde tot en met negende lid en het negende lid tot elfde lid, wordt na het eerste lid onderscheidenlijk het negende lid (nieuw) een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Indien een verklaring van geen bezwaar wordt verleend, kan de aanvrager tevens toestemming worden verleend tot het vergroten van de gekwalificeerde deelneming, waarbij als bovengrens 20, 33, 50 of 100 procent kan gelden. Indien een verklaring van geen bezwaar wordt verleend voor een deelneming in een verzekeraar, kan op verzoek van de aanvrager worden bepaald dat de verleende verklaring van geen bezwaar geldt voor alle groepsmaatschappijen gezamenlijk, onverminderd artikel 23 van de Wet toezicht kredietwezen 1992.

  • 10. Indien de omvang van een deelneming waarvoor een verklaring van geen bezwaar is afgegeven onder de 10 procent daalt, vervalt de afgegeven verklaring van geen bezwaar van rechtswege.

3. In het (nieuwe) zevende lid, onderdeel c, wordt de zinsnede «de termijn als bedoeld in artikel 81, zevende lid, onderscheidenlijk artikel 82, zesde lid» vervangen door: de termijn, bedoeld in artikel 82, zesde lid.

4. In het (nieuwe) achtste lid, onderdeel d, wordt de zinsnede «ongewenste ontwikkeling van het verzekeringswezen» vervangen door: ongewenste ontwikkeling van de financiële sector.

E

Artikel 85 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon stelt de Pensioen- & Verzekeringskamer vooraf in kennis van een zodanige wijziging van diens gekwalificeerde deelneming in een verzekeraar met zetel in Nederland:

    a. waardoor de omvang van deze deelneming boven de 20, 33, 50 of 95 procent stijgt, 100 procent wordt dan wel waardoor de verzekeraar een dochtermaatschappij wordt;

    b. waardoor de omvang van deze deelneming onder de 10, 20, 33, 50, 95 of 100 procent daalt dan wel waardoor de verzekeraar ophoudt een dochtermaatschappij te zijn.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Een verzekeraar met zetel in Nederland stelt, voor zover hem bekend, de Pensioen- & Verzekeringskamer in de maand juli van elk jaar in kennis van de identiteit van iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die een gekwalificeerde deelneming in deze verzekeraar houdt. Tevens stelt de verzekeraar met zetel in Nederland, zodra zulks hem bekend wordt, de Pensioen- & Verzekeringskamer in kennis van iedere verwerving, afstoting of wijziging van een gekwalificeerde deelneming in deze verzekeraar:

    a. waardoor de omvang van deze deelneming boven de 20, 33, 50 of 95 procent stijgt, 100 procent wordt dan wel waardoor de verzekeraar een dochtermaatschappij wordt; of

    b. waardoor de omvang van deze deelneming onder de 10, 20, 33, 50, 95 of 100 procent daalt dan wel waardoor de verzekeraar ophoudt een dochtermaatschappij te zijn.

F

In artikel 93b, eerste lid, vervalt «81, eerste, zesde en zevende lid,» en wordt «84, zevende lid» vervangen door «84, achtste lid».

G

In artikel 93c, eerste lid, vervalt «81, eerste, zesde en zevende lid,» en wordt «84, zevende lid» vervangen door «84, achtste lid».

H

De bijlage, bedoeld in artikel 93d, eerste lid, van de Wet toezicht natura- uitvaartverzekeringsbedrijf, wordt als volgt gewijzigd:

1. In tabel 1 vervalt «81, eerste lid» en het daarbij behorende tariefnummer «3» en «81, zesde lid» en het daarbij behorende tariefnummer «4», «81, zevende lid» en het daarbij behorende tariefnummer «3» en wordt «84, zevende lid» vervangen door «84, achtste lid».

2. In tabel 2 wordt «84, zevende lid» vervangen door: 84, achtste lid.

ARTIKEL IV

De Wet toezicht verzekeringsbedrijf 19934 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, onderdeel w, wordt onder na de puntkomma een volzin toegevoegd, luidende: bij het bepalen van het aantal stemrechten, dat iemand in een onderneming of instelling heeft, worden tot diens stemrechten mede gerekend de stemrechten waarover hij beschikt of geacht wordt te beschikken op grond van artikel 12 van de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in ter beurze genoteerde vennootschappen;.

B

Artikel 174 vervalt.

C

In artikel 175, tweede lid, onderdelen c en e, wordt de zinsnede «ongewenste ontwikkeling van het verzekeringswezen» vervangen door: ongewenste ontwikkeling van de financiële sector.

D

Artikel 176 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «de artikelen 174, eerste lid, of 175, eerste lid» vervangen door: artikel 175, eerste lid.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met achtste lid tot derde tot en met negende lid en het negende lid tot het elfde lid, wordt na het eerste lid onderscheidenlijk het negende lid (nieuw) een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Indien een verklaring van geen bezwaar wordt verleend, kan de aanvrager tevens toestemming worden verleend tot het vergroten van de gekwalificeerde deelneming, waarbij als bovengrens 20, 33, 50 of 100 procent kan gelden. Indien een verklaring van geen bezwaar wordt verleend voor een deelneming in een verzekeraar, kan op verzoek van de aanvrager worden bepaald dat de verleende verklaring van geen bezwaar geldt voor alle groepsmaatschappijen gezamenlijk, onverminderd artikel 23 van de Wet toezicht kredietwezen 1992.

  • 10. Indien de omvang van een deelneming waarvoor een verklaring van geen bezwaar is afgegeven onder de 10 procent daalt, vervalt de afgegeven verklaring van geen bezwaar van rechtswege.

3. In het (nieuwe) zevende lid, onderdeel c, wordt de zinsnede «artikel 174, zevende lid, onderscheidenlijk artikel 175, zesde lid» vervangen door: artikel 175, zesde lid.

4. In het (nieuwe) achtste lid, onderdeel d, wordt de zinsnede «ongewenste ontwikkeling van het verzekeringswezen» vervangen door: ongewenste ontwikkeling van de financiële sector.

E

Artikel 177 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon stelt de Pensioen- & Verzekeringskamer vooraf in kennis van een zodanige wijziging van diens gekwalificeerde deelneming in een verzekeraar met zetel in Nederland:

    a. waardoor de omvang van deze deelneming boven de 20, 33, 50 of 95 procent stijgt, 100 procent wordt dan wel waardoor de verzekeraar een dochtermaatschappij wordt;

    b. waardoor de omvang van deze deelneming onder de 10, 20, 33, 50, 95 of 100 procent daalt dan wel waardoor de verzekeraar ophoudt een dochtermaatschappij te zijn.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Een verzekeraar met zetel in Nederland stelt, voor zover hem bekend, de Pensioen- & Verzekeringskamer in de maand juli van elk jaar in kennis van de identiteit van iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die een gekwalificeerde deelneming in deze verzekeraar houdt. Tevens stelt de verzekeraar met zetel in Nederland, zodra zulks hem bekend wordt, de Pensioen- & Verzekeringskamer in kennis van iedere verwerving, afstoting of wijziging van een gekwalificeerde deelneming in deze verzekeraar:

    a. waardoor de omvang van deze deelneming boven de 20, 33, 50 of 95 procent stijgt, 100 procent wordt dan wel waardoor de verzekeraar een dochtermaatschappij wordt; of

    b. waardoor de omvang van deze deelneming onder de 10, 20, 33, 50, 95 of 100 procent daalt dan wel waardoor de verzekeraar ophoudt een dochtermaatschappij te zijn.

F

In artikel 188b, eerste lid, vervalt «174, eerste, zesde en zevende lid,» en wordt «176, zevende lid» vervangen door «176, achtste lid».

G

In artikel 188c, eerste lid, vervalt «174, eerste, zesde en zevende lid,» en wordt «176, zevende lid» vervangen door «176, achtste lid».

H

De bijlage, bedoeld in artikel 188d, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 wordt als volgt gewijzigd:

1. In tabel 1 vervalt «174, eerste lid» en het daarbij behorende tariefnummer «3», «174, zesde lid» en het daarbij behorende tariefnummer «4», «174, zevende lid» en het daarbij behorende tariefnummer «3» en wordt «176, zevende lid» vervangen door «176, achtste lid».

2. In tabel 2 wordt «176, zevende lid» vervangen door: 176, achtste lid.

ARTIKEL V

De Wet op de economische delicten5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1, onder 2°, wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet toezicht kredietwezen 1992 «32a, eerste lid, onder a, onder b» vervangen door: 32a, onder a, onder b.

2. In artikel 1, onder 2°, vervalt in de zinsnede met betrekking tot de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 «174, eerste lid, 174, zesde lid, 174 zevende lid».

3. In artikel 1, onder 2°, vervalt in de zinsnede met betrekking tot de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf «81, eerste lid, 81, zesde en zevende lid».

ARTIKEL VI

  • 1. Behoudens het tweede lid wordt een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 16 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de artikelen 23 en 24 van de Wet toezicht kredietwezen 1992, artikel 82 van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf of artikel 175 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is verleend geacht te zijn verleend tot de eerstvolgende bovengrens van 20, 33, 50 of 100 procent, tenzij de verklaring van geen bezwaar is verleend voor een deelneming die ligt op een van genoemde grenzen. Tevens wordt een verklaring van geen bezwaar die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet op grond van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 is verleend ten behoeve van alle groepsmaatschappijen van een groep gezamenlijk, geacht te zijn verleend op grond van artikel 16 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, mits die verklaring van geen bezwaar op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt niet is vervallen of ingetrokken.

  • 2. Het eerste lid, eerste volzin, is niet van toepassing, indien een natuurlijke persoon of rechtspersoon die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet een verklaring van geen bezwaar heeft verkregen binnen drie maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet het bestuursorgaan dat de verklaring van geen bezwaar heeft verleend ervan in kennis stelt dat hij die verklaring van geen bezwaar in ongewijzigde vorm wenst te houden. Het bestuursorgaan bevestigt de kennisgeving aan betrokkene.

ARTIKEL VII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de onderdelen van deze wet verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

's-Gravenhage, 30 juni 2004

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de negende september 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 1995, 574, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 december 2003, Stb. 2004, 9.

XNoot
2

Stb. 1992, 722, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 december 2003, Stb. 2004, 9.

XNoot
3

Stb. 1995, 368, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 mei 2004, Stb. 215.

XNoot
4

Stb. 1994, 252, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 mei 2004, Stb. 215.

XNoot
5

Stb. 1950, K 258, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juni 2004, Stb. 361.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2003/2004, 29 348.

Handelingen II 2003/2004, blz. 5153.

Kamerstukken I 2003/2004, 29 348 (A, B).

Handelingen I 2003/2004, blz. 1894.

Naar boven