Besluit van 31 augustus 2004 tot aanpassing van het Vreemdelingenbesluit 2000 aan richtlijn 2001/51/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 2001 tot aanvulling van het bepaalde in artikel 26 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 13 juli 2004, nr. 5292496/04/6;

Gelet op richtlijn 2001/51/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 2001 tot aanvulling van het bepaalde in artikel 26 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985;

De Raad van State gehoord (advies van 30 juli 2004, nr. W03.04.0360/1);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 26 augustus 2004, nr. 5303007/04/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Vreemdelingenbesluit 20001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6.3, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «, en» vervangen door een puntkomma.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door «, en» wordt een onderdeel toegevoegd luidende:

c. het verblijf van de vreemdeling in Nederland in de periode nadat de vervoersonderneming van een ambtenaar belast met de grensbewaking de aanwijzing heeft gekregen de vreemdeling terug te vervoeren naar een plaats buiten Nederland.

B

In artikel 6.4, tweede lid, wordt «genoemd in artikel 6.3, tweede lid» vervangen door: genoemd in artikel 6.3, tweede lid, onder a en b.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 13 mei 2004 tot aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 aan richtlijn 2001/51/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 2001 tot aanvulling van het bepaalde in artikel 26 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 (Stb. 2004, 212) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 31 augustus 2004

Beatrix

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M. C. F. Verdonk

Uitgegeven de zevende september 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Inleiding

Deze wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 strekt ertoe, tezamen met de Wet van 13 mei 2004 tot aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 aan richtlijn 2001/51/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 2001 tot aanvulling van het bepaalde in artikel 26 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 (Stb. 2004, 212), het Nederlandse recht in overeenstemming te brengen met richtlijn 2001/51/EG.

Deze richtlijn houdt een ontwikkeling in van het Schengenacquis, overeenkomstig het Protocol tot opneming van dat acquis in het kader van de Europese Unie, zoals omschreven in bijlage A van Besluit 1999/435/EG van de Raad van 20 mei 1999 tot vaststelling, in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie, van de rechtsgrondslag van elk van de bepalingen of besluiten die het Schengenacquis vormen (PB L 176 van 10 juli 1999, blz. 1).

De richtlijn is tot stand gekomen op initiatief van de Franse Republiek met het oog op een doeltreffende bestrijding van illegale immigratie. Daartoe, aldus de preambule, is het van essentieel belang dat alle lidstaten een regeling invoeren waarbij de verplichtingen worden vastgesteld voor vervoerders die buitenlandse onderdanen naar het grondgebied van de lidstaten vervoeren.

De richtlijn bouwt voort op artikel 26 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 (hierna: Schengenuitvoeringsovereenkomst). Artikel 26 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst verplicht partijen bij de overeenkomst een aantal verplichtingen voor vervoerders in hun nationale wetgeving op te nemen. Het eerste lid, onderdeel a, ziet op de verplichting voor de vervoerder om een vreemdeling aan wie de toegang tot het grondgebied van één van de partijen is geweigerd en die hij tot aan de buitengrens heeft gebracht terug te nemen en terug te brengen naar de derde staat van waaruit hij werd vervoerd of naar een andere staat waar zijn toelating is gewaarborgd. Onderdeel b van het eerste lid verplicht de vervoerder de nodige maatregelen te treffen om zich ervan te vergewissen dat de vreemdeling in het bezit is van de vereiste reisdocumenten. Het tweede lid van artikel 26 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst verplicht partijen bij de overeenkomst ertoe sancties in te voeren ten aanzien van vervoerders die vreemdelingen uit derde staten vervoeren zonder dat zij in het bezit zijn van de vereiste reisdocumenten. Het doel van de te implementeren richtlijn, zo bepaalt artikel 1 daarvan, is het bepaalde in artikel 26 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst aan te vullen en een aantal voorwaarden voor de toepassing daarvan te bepalen.

Voor de implementatie van de onderhavige richtlijn kan gedeeltelijk worden volstaan met bestaande nationale regelgeving. Een aantal materiële normen van de richtlijn wordt namelijk reeds gedekt door bepalingen in de Vreemdelingenwet 2000 en het Vreemdelingenbesluit 2000. Bovengenoemde Wet van 13 mei 2004 tot aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 aan richtlijn 2001/51/EG strekt tot wijziging van de artikelen 65 en 108 van de Vreemdelingenwet 2000. Op deze plaats wordt volstaan met een verwijzing naar deze wet, alsmede de transponeringstabel en de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2002/2003, 29016, nr. 2 en 3). Met de onderhavige wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 zal de richtlijn volledig omgezet zijn.

Artikel I, onderdeel A

Ter implementatie van artikel 3 van de richtlijn wordt artikel 6.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000 gewijzigd. Ingevolge artikel 3 van de richtlijn is de vervoerder die niet kan zorgen voor de terugbrenging van een vreemdeling, ook niet door een ander middel voor de terugreis te vinden, verplicht de aansprakelijkheid voor de kosten van de terugbrenging én van het verblijf van de betrokkene op zich te nemen. Artikel 6.3, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, regelt dat de kosten van uitzetting welke ingevolge artikel 65, eerste lid, van de Wet, op de vervoersonderneming verhaald kunnen worden verschuldigd zijn aan het openbaar lichaam te welks laste die kosten zijn gekomen. Vooralsnog bepaalde het tweede lid dat de kosten van uitzetting in ieder geval omvatten de kosten verbonden aan het vervoer van de uit te zetten vreemdeling naar een plaats buiten Nederland en de begeleiding van de vreemdeling. Ter volledige implementatie van artikel 3 van de richtlijn dat mede ziet op de aansprakelijkheid voor de kosten van het verblijf van de vreemdeling, wordt aan het tweede lid van artikel 6.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000 derhalve een onderdeel c toegevoegd. Ingevolge deze bepaling zullen dan eveneens verhaald kunnen worden de kosten verbonden aan het verblijf van de vreemdeling in Nederland in de periode nadat de vervoersonderneming van een ambtenaar belast met de grensbewaking de aanwijzing heeft gekregen de vreemdeling terug te vervoeren naar een plaats buiten Nederland.

De reikwijdte van de aansprakelijkheid voor de kosten van het verblijf is in overeenstemming met de principes en aanbevolen praktijken zoals neergelegd in het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Verdrag van Chicago), Annex 9 (elfde editie), hoofdstuk 3, onder L, artikel 3.52. De exploitant is verantwoordelijk voor de opvang van en de zorg voor passagiers en bemanning tot op het moment dat zij tot een onderzoek naar de toelaatbaarheid tot een staat zijn toegelaten. Vervolgens neemt de betrokken overheid die verantwoordelijkheid over totdat zij ontoelaatbaar worden bevonden en opnieuw worden overgedragen aan de zorg van de exploitant teneinde uit het grondgebied van de staat te worden vervoerd. Het zou immers niet redelijk zijn de kosten welke zijn gemaakt hangende bijvoorbeeld een asielprocedure – nadat de vreemdeling aan wie de toegang werd geweigerd asiel heeft gevraagd – in rekening te brengen bij de vervoerder. De aansprakelijkheid van de vervoerder voor de verblijfskosten omvat in dit geval slechts de verblijfskosten gemaakt vanaf het moment dat de vertrekplicht herleeft en de vervoerder de aanwijzing ontvangt om betrokkene daadwerkelijk terug te vervoeren. Immers, vanaf dat moment heeft de vervoerder zelf in de hand hoe lang het verblijf van betrokkene in Nederland zal duren en derhalve tot welk bedrag de kosten van het verblijf kunnen oplopen.

Artikel I, onderdeel B

Artikel 6.4 van het Vreemdelingenbesluit 2000 heeft betrekking op de mogelijkheid de kosten van uitzetting te verhalen op de vreemdeling zelf. Omdat de richtlijn er niet toe strekt wijziging te brengen in de verhaalsmogelijkheden op de vreemdeling, word de verwijzing in het tweede lid van artikel 6.4 van het Vreemdelingenbesluit 2000 naar het tweede lid van het voorafgaande artikel 6.3, beperkt tot de onderdelen a en b van dat lid.

Artikel II

Gelet op de samenhang met voornoemde Wet van 13 mei 2004 tot aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 aan de onderhavige richtlijn, is de inwerkingtreding van dit besluit afhankelijk gesteld van de inwerkingtreding van die wet.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M. C. F. Verdonk


XNoot
1

Stb. 2000, 497, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 3 augustus 2004, Stb. 393.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Justitie.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 oktober 2004, nr. 196.

Naar boven