Besluit van 19 augustus 2004, houdende wijziging van het Besluit bevordering innovatieve ontwikkelingen stedelijke vernieuwing (laten vervallen van het uitvoeringsprotocol en verlengen van de termijn voor beslissing op de aanvraag tot definitieve vaststelling van de subsidie)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 16 juli 2004, nr. MJZ2004069520, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 19 van de Wet stedelijke vernieuwing;

De Raad van State gehoord (advies van 29 juli 2004, nr. W08.04.0383/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 13 augustus 2004, nr. MJZ2004079445, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit bevordering innovatieve ontwikkelingen stedelijke vernieuwing1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel d door een punt, vervalt in artikel 1 onderdeel e.

B

Artikel 35 komt te luiden:

Artikel 35

Onze Minister verleent, waar het aanvragen betreft als bedoeld in artikel 31, tweede lid, vóór 1 december van elk van de jaren, genoemd in dat lid, gelet op de rangorde, bedoeld in artikel 34, en voorzover de beschikbare middelen een verlening van een subsidie voor de ingevolge artikel 33 ingediende projecten toelaten, de subsidie, bedoeld in artikel 3, onder b.

C

In artikel 36 wordt «artikel 35, eerste of tweede lid» vervangen door: artikel 35.

D

Artikel 37 vervalt.

E

Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste zin vervalt: het uitvoeringsprotocol niet overeenkomstig artikel 37 tot stand is gekomen, of.

2. In de derde zin wordt «de artikelen 35 en 37» vervangen door: artikel 35.

F

Artikel 39 komt te luiden:

Artikel 39

Aanvragen als bedoeld in artikel 29, die niet zijn gehonoreerd met de verlening van een subsidie, worden afgewezen vóór 1 februari van het jaar volgend op het jaar waarin die aanvraag is ingediend.

G

Artikel 41 komt te luiden:

Artikel 41

Onze Minister kan voorschotten verlenen op de verleende subsidies.

H

In artikel 47 wordt «acht weken» vervangen door: twaalf weken.

ARTIKEL II

Voor een aanvraag als bedoeld in artikel 45 van het Besluit bevordering innovatieve ontwikkelingen stedelijke vernieuwing, die is ingediend voor het tijdstip waarop dit besluit in werking treedt, geldt de termijn, genoemd in artikel 47 van eerstgenoemd besluit, zoals dat artikel laatstelijk luidde voor de inwerkingtreding van dit besluit.

ARTIKEL III

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdelen A tot en met G, werkt terug tot en met 1 januari 2003.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 19 augustus 2004

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker

Uitgegeven de zevende september 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Met het onderhavige besluit komt in het Besluit bevordering innovatieve ontwikkelingen stedelijke vernieuwing (hierna: het Besluit biosv) de regeling betreffende het uitvoeringsprotocol te vervallen en wordt de termijn voor de beslissing op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie verlengd.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A tot en met G, en artikel III

Met deze wijzigingen is in het Besluit biosv de verplichting tot het opstellen van het uitvoeringsprotocol voor de subsidie, bedoeld in artikel 3, onder b (uitvoeringsprojecten), komen te vervallen.

Aanvankelijk werd het uitvoeringsprotocol vooral nodig geacht omdat hierin de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen in een vroeg stadium konden worden neergelegd. In de gevallen dat onverhoopt toch geen uitvoeringsprotocol tot stand zou komen, omdat de aanvrager zich terugtrekt, of de aanvrager anderszins niet meer in aanmerking kan komen voor een subsidie, bijvoorbeeld omdat nieuwe omstandigheden de toepassing van artikel 9 (weigeringsgronden) noodzakelijk maken, bestond voor de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: VROM) de mogelijkheid om een andere aanvrager een subsidie te verlenen, de rangorde en de beschikbare middelen in aanmerking genomen. Omdat deze situatie zich echter nimmer in de praktijk heeft voorgedaan en de verplichtingen verbonden aan de subsidieverlening ook in de subsidiebeschikking worden opgenomen (artikel 36 van het Besluit biosv), heeft het uitvoeringsprotocol na de subsidieverlening bij nader inzien geen meerwaarde meer. Daarbij komt dat medio 2003 in het Besluit biosv de termijnen voor de indiening van een subsidieaanvraag, alsmede de termijn voor de verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 3, onder b, zijn gewijzigd. Bij de subsidieverlening in het najaar van 2003 is geconstateerd dat door het opschuiven van deze termijnen het tijdig opstellen van een uitvoeringsprotocol voor de subsidie, bedoeld in artikel 3, onder b, praktisch onuitvoerbaar was geworden. Voor de uitvoerbaarheid van de in het Besluit biosv neergelegde subsidieregeling is het daarom van groot belang dat de verplichting tot het opstellen van het uitvoeringsprotocol komt te vervallen.

Nu in 2003 bij de subsidieverlening eerst is gebleken dat het niet mogelijk was om tijdig een uitvoeringsprotocol op te stellen, is het bovendien van belang dat aan de regeling betreffende de afschaffing van het uitvoeringsprotocol terugwerkende kracht wordt verleend tot en met 1 januari 2003, met name omdat ingevolge artikel 41, tweede lid, van het Besluit biosv (oud) niet tot betaling van voorschotten mocht worden overgegaan voordat sprake is van een door de ontvanger van de subsidie en de Minister van VROM ondertekend uitvoeringsprotocol, terwijl in de uitvoeringspraktijk voorschotten zijn verleend zonder dat aan deze voorwaarde was voldaan.

In artikel I, onderdeel B, is het eerste lid van artikel 35 van het Besluit biosv komen te vervallen. Deze bepaling had betrekking op de subsidieverlening voor het jaar 2001 en vond thans geen toepassing meer. Voorts was daarin de eis tot het opstellen van een uitvoeringsprotocol opgenomen, welke eis – gelet op het voorgaande – diende te vervallen. Tot slot was in het eerste lid van artikel 35 van het Besluit biosv sprake van een foutieve verwijzing naar artikel 3, onder c, van het Besluit biosv. Dit samenstel van factoren leidde tot het schrappen van het eerste lid van artikel 35 van het Besluit biosv. Artikel 36 van het Besluit biosv is naar aanleiding daarvan aangepast.

Artikel I, onderdeel H, en artikel II

In 2004 zullen een aantal veranderingen worden doorgevoerd in de uitvoeringsorganisatie.

Een deel van de uitvoering van het Besluit biosv (administratie/ betalingen) zal worden ondergebracht bij een agentschap van het Ministerie van Economische Zaken (SenterNovem), terwijl het uitvoeringsbureau op het Ministerie van VROM in de komende jaren in enkele fasen zal worden opgeheven. Gelet op de omvang van deze veranderingen en de gevolgen daarvan voor de uitvoeringsorganisatie zou de in artikel 47 van het Besluit biosv opgenomen termijn voor de beslissing op de aanvragen tot vaststelling van de subsidie te krap zijn geworden om een adequate afhandeling van deze aanvragen te kunnen waarborgen. In artikel I, onderdeel G, is de beslistermijn daarom verlengd van acht tot twaalf weken. Voor de aanvragen tot vaststelling van de subsidie die zijn ingediend voor het tijdstip waarop dit besluit in werking treedt, blijft een beslistermijn van acht weken gelden (artikel II). Dit is wenselijk omdat bij de indiening van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie de verwachting is gewekt dat binnen acht weken op de aanvraag beslist zou worden.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker


XNoot
1

Stb. 2001, 471, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 juni 2003, Stb. 257.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven