Besluit van 21 juli 2004, houdende wijziging van het Besluit luchtwaardigheid en twee andere besluiten in verband met technische aanpassingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 29 april 2004, nr. HDJZ/LUV/2004-939, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 1.2, tweede lid, 3.9, eerste lid, 3.10, eerste lid, 3.11, eerste lid, onder b, 3.23 aanhef en onder a en b, 3.25 eerste tot en met derde lid en 3.29 van de Wet luchtvaart en artikel 14, tweede lid, onder a, van de Luchtvaartwet;

De Raad van State gehoord (advies van 25 mei 2004, nr. W09.04.0168/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 12 juli 2004, nr. HDJZ/2004-1371, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit luchtwaardigheid1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt aan onderdeel b na «Authorised Release Certificate» toegevoegd: ; JAA Form One.

2. In het eerste lid wordt in onderdeel g na «een wijziging» toegevoegd: of herstel.

3. In het eerste lid worden de onderdelen z tot en met hh geletterd aa tot en met ii.

4. In het eerste lid wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

z. primair certificerende autoriteit: de autoriteit die het eerste type-certificaat heeft afgegeven.

5. In het tweede lid wordt «zesde» vervangen door: zevende.

6. In het derde lid wordt in onderdeel a «20 kilogram» vervangen door: 25 kilogram.

B

In artikel 4, eerste lid, onderdeel b, wordt «alle eisen» vervangen door: alle veiligheidseisen.

C

Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onderdeel l, vervalt: de in JAR 36 opgenomen geluidseisen en, voor zover niet geregeld in JAR 36,.

2. Het achtste lid vervalt.

D

Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid en in de aanhef van het tweede lid wordt na «een type-certificaat» ingevoegd: , zijnde een JAA-persoon,.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. De houder van een type-certificaat, zijnde een niet-JAA-persoon, is verplicht te voldoen aan de onderdelen b tot en met f van het tweede lid.

  • 4. De houder van een type-certificaat, zijnde een niet-JAA-persoon, is bevoegd tot overdracht van het type-certificaat aan een niet-JAA-persoon:

    a. die bereid is de verplichtingen, bedoeld in het tweede lid, op zich te nemen;

    b. ten aanzien van wie Onze minister op grond van de in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, bedoelde gezamenlijke procedures constateert dat hij aan de verplichtingen kan voldoen.

E

Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef van het eerste lid wordt na «houder» ingevoegd: , zijnde een JAA-persoon,.

2. In de aanhef van het tweede lid wordt na «wijzigt» ingevoegd: op aanvraag van een JAA-persoon,.

F

Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onderdeel d, vervalt: en hij de houder van het type-certificaat op de hoogte heeft gesteld van de aanvraag.

2. In het tweede lid wordt «het product» vervangen door: de wijziging.

G

Artikel 12 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid en in de aanhef van het tweede lid wordt na «een type-certificaat» ingevoegd: , zijnde een JAA-persoon,.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. De houder van een aanvullend type-certificaat, zijnde een niet-JAA-persoon, is verplicht te voldoen aan de onderdelen b tot en met e van het tweede lid.

  • 4. De houder van een aanvullend type-certificaat, zijnde een niet-JAA-persoon, is bevoegd tot overdracht van het type-certificaat aan een niet-JAA-persoon:

    a. die bereid is de verplichtingen, bedoeld in het tweede lid, op zich te nemen;

    b. ten aanzien van wie Onze Minister op grond van de in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, bedoelde gezamenlijke procedures constateert dat hij aan de verplichtingen kan voldoen.

H

Na § 3 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3a Wijziging aanvullende type-certificaten

Artikel 12a
  • 1. Onze Minister wijzigt op aanvraag van de houder, zijnde een JAA-persoon, welke houder tevens de houder is van het relevante type-certificaat, het aanvullend type-certificaat in verband met een ingrijpende wijziging van het ontwerp, waar het aanvullend type-certificaat betrekking op heeft, indien wordt voldaan aan de in artikel 8, eerste lid, genoemde voorwaarden.

  • 2. Onze Minister geeft op aanvraag van de houder van een aanvullend type-certificaat, zijnde een JAA-persoon, welke niet de houder is van het relevante type-certificaat, in verband met een ingrijpende wijziging van het ontwerp, waar het aanvullende type-certificaat betrekking op heeft, een nieuw aanvullend type-certificaat af. Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Onze Minister wijzigt op aanvraag van de houder, zijnde een JAA-persoon, het aanvullende type-certificaatin verband met een geringe wijziging van het ontwerp, waar het aanvullend type-certificaat betrekking op heeft, indien:

    a. Onze Minister deze wijziging als gering classificeert en het gewijzigde product aan de van toepassing zijnde eisen voldoet, of

    b. de classificatie als geringe wijziging door een houder van een DOA-JA is gedaan volgens een procedure, waarmee Onze Minister heeft ingestemd, en het gewijzigde product aan de van toepassing zijnde eisen voldoet.

  • 4. De eisen, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, zijn de eisen waarnaar het aanvullend type-certificaat verwijst.

  • 5. Indien de technische ontwikkeling van de eisen daartoe aanleiding geeft, dan wel indien die eisen niet adequaat zijn, kunnen, in afwijking van het derde lid, bij ministeriële regeling in het belang van de veiligheid:

    a. eisen van toepassing worden verklaard die gelden op het moment waarop de aanvraag wordt ingediend en eventueel wijzigingen op die eisen, en

    b. speciale eisen worden gesteld en eventueel wijzigingen op die eisen, die noodzakelijk zijn om een voldoende luchtwaardigheidsniveau te waarborgen.

Artikel 12b
  • 1. Onze Minister wijzigt op aanvraag van de houder, zijnde een niet-JAA-persoon, welke houder tevens de houder is van het relevante type-certificaat, het aanvullend type-certificaat in verband met een ingrijpende wijziging van het ontwerp, waar het aanvullend type-certificaat betrekking op heeft, indien is voldaan aan de in artikel 9 genoemde voorwaarden.

  • 2. Onze Minister geeft op aanvraag van de houder van een aanvullend type-certificaat, zijnde een niet-JAA-persoon, welke niet de houder is van het relevante type-certificaat, in verband met een ingrijpende wijziging van het ontwerp, waar het aanvullende type-certificaat betrekking op heeft, een nieuw aanvullend type-certificaat af. Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Onze Minister wijzigt op aanvraag van de houder, zijnde een niet-JAA-persoon, het aanvullend type-certificaat, waarbij de primaire certificerende autoriteit, de autoriteit van een JAA-land is, in verband met een geringe wijziging van het ontwerp, waar het aanvullende type-certificaat betrekking op heeft, indien het gewijzigde product aan de van toepassing zijnde eisen voldoet.

  • 4. Onze Minister geeft op aanvraag van de houder van een aanvullend type-certificaat, zijnde een niet-JAA-persoon, waarbij de primaire certificerende autoriteit, de autoriteit is van een niet-JAA-land, in verband met een geringe wijziging van het ontwerp, waar het aanvullende type-certificaat betrekking op heeft, een nieuw aanvullend type-certificaat af. Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Artikel 12a, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

I

Het opschrift van § 4 komt te luiden:

§ 4 Producten en onderdelen waarvoor geen JAR’s gelden

J

Na artikel 13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 13a

  • 1. Onze Minister geeft op aanvraag van een JAA-persoon een ontwerpgoedkeuring af voor een onderdeel van een luchtvaartuig, niet zijnde een uitrustingsstuk, indien de aanvrager aantoont dat het onderdeel voldoet aan de eisen die van toepassing zijn op het type luchtvaartuig waarvoor het onderdeel bedoeld is, zoals genoemd in artikel 5.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het eerste lid, alsmede de aanvraag van een ontwerpgoedkeuring van een onderdeel, de wijze waarop de aanvrager aantoont aan de van toepassing zijnde eisen voldoet en de procedure van aanvraag.

K

In artikel 14, tweede lid, onderdeel a, vervalt de komma aan het eind van de zin en wordt toegevoegd: of een aanvullend type-certificaat,.

L

In artikel 16, eerste lid, onderdeel d, wordt «het luchtvaartuig is afkomstig uit een staat» vervangen door: het luchtvaartuig geproduceerd is in of afkomstig is uit een staat.

M

Artikel 25 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. ingrijpende wijzigingen van het type-ontwerp voor zover het betreft herstel te keuren, op basis van een door Onze Minister vastgestelde procedure.

2. In onderdeel b van het tweede lid vervalt «en».

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door «, en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. aan Onze Minister informatie of instructies te overhandigen die betrekking hebben op de vereiste activiteiten van JAR 21.3(d) zodat voldaan wordt aan de aanwijzingen, bedoeld in artikel 3.22 van de wet.

N

Artikel 29, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel g vervalt «en».

2. Onderdeel h wordt geletterd i.

3. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

h. de door hem vervaardigde producten van een merkteken te voorzien overeenkomstig JAR 21 Subpart Q, en.

O

In artikel 33, tweede lid, wordt in de onderdelen d en e «station» telkens vervangen door: ontwerperkenning.

P

Artikel 35, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. De onderdelen d en e worden geletterd e en f.

2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

d. met de fabrikant het ontwerp en de productie op elkaar af te stemmen en de voortdurende luchtwaardigheid van het product te waarborgen,.

Q

Artikel 38, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel a vervalt «en».

2. Onderdeel b wordt geletterd c.

3. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. met de fabrikant het ontwerp en de productie op elkaar af te stemmen en de voortdurende luchtwaardigheid van het product te waarborgen, en.

R

In artikel 41, eerste lid, aanhef en onderdeel a en artikel 42, tweede lid, onderdeel c, derde lid, onderdelen b, e en h, wordt «type-ontwerp» telkens vervangen door: ontwerp.

S

In artikel 46, eerste lid, onderdeel c, wordt na «een aanvullend type-certificaat» ingevoegd: ,een ontwerpgoedkeuring van een onderdeel.

T

Artikel 47 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De beslissing op een aanvraag voor de toepassing van de handelingen in artikel 46, eerste lid, onderdelen a tot en met c, voor zover die aanvraag betrekking heeft op een bewijs van luchtwaardigheid of een ontheffing, wordt slechts genomen nadat is gebleken dat de verschuldigde vergoeding is betaald.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De beslissing op een aanvraag voor de toepassing van de handelingen in artikel 46, eerste lid, onderdeel c, voor zover die betrekking heeft op type-certificaten, aanvullende type-certificaten en erkenningen en machtigingen, en onderdeel d wordt slechts genomen nadat is gebleken dat alle voorafgaande facturen ten aanzien van de gevraagde handeling, verstuurd tot 30 dagen voorafgaande aan de datum van de beslissing, zijn voldaan.

ARTIKEL II

Ontwerpgoedkeuringen afgegeven voor een onderdeel van een luchtvaartuig, niet zijnde een uitrustingsstuk en geldig op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, worden aangemerkt als afgegeven op grond van artikel 13a van het Besluit luchtwaardigheid.

ARTIKEL III

In artikel 11, onderdeel a, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart2 wordt «20 kilogram» vervangen door: 25 kilogram.

ARTIKEL IV

In artikel 1a, onderdeel a, van het Besluit inrichting en gebruik niet aangewezen luchtvaartterreinen3 wordt «20 kilogram» vervangen door: 25 kilogram.

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 21 juli 2004

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Uitgegeven de tweede september 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

In het onderhavige besluit worden wijzigingen aangebracht in het Besluit luchtwaardigheid in verband met diverse technische aanpassingen. Voorts vindt een wijziging plaats in het Besluit luchtwaardigheid, het Besluit bewijzen van bevoegdheid en het Besluit inrichting en gebruik niet aangewezen luchtvaartterreinen in verband met de verhoging van de ten hoogste toegelaten massa voor kleine modelvliegtuigen van 20 kilogram tot 25 kilogram.

De artikelen I en II hebben betrekking op de wijziging van het Besluit luchtwaardigheid. Het Besluit luchtwaardigheid is in werking getreden op 15 oktober 2001. Een deel van de wijzigingen (onderdelen B tot en met K) heeft betrekking op hoofdstuk III van het Besluit luchtwaardigheid betreffende het type-certificaat. De aanleiding voor deze wijzigingen is gelegen in het invoeren van de amendementen die aangebracht zijn in JAR 21, inhoudende verbreding van de verplichte samenwerking tussen de ontwerper en de producent van een ontwerp tot alle houders van een type-certificaat, aanvullend type-certificaat, JTSO en JPA. De wijzigingen in de onderdelen M tot en met S hebben betrekking op hoofdstuk V betreffende erkenningen. Zo heeft introductie plaatsgevonden van een voorgeschreven verklaring van de houder van een DOA-JA bij het uitgeven van de documenten voorzover dat binnen zijn erkenning is toegestaan. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt een aantal gebleken onvolkomenheden met deze wijziging te corrigeren. Daarbij gaat het om wijzigingen in artikel I, onderdelen E, F, L en O.

Artikel I, onderdeel A, punt 6, en de artikelen III en IV hebben betrekking op de verhoging van de ten hoogste toegelaten massa voor kleine modelvliegtuigen van 20 kilogram tot 25 kilogram. Reden voor deze verhoging is enerzijds de wens van de bedieners van modelvliegtuigen om de modellen op een grotere schaal in verhouding tot het voorbeeld te bouwen, anderzijds de nieuwe technische ontwikkelingen waardoor grotere modellen kunnen worden gemaakt. De technische ontwikkelingen hebben betrekking op de snelheid, omvang en bestuurbaarheid en zijn derhalve ook van grote invloed op de veiligheid van deze modelvliegtuigen. Bovendien is de ontwikkeling van miniatuurmotoren, zowel zuigermotoren als turbinemotoren, verder voortgeschreden. Ook deze ontwikkeling werkt een verhoging van het gewicht van het modelvliegtuig in de hand. Overigens wordt met de gewichtsverhoging ook aangesloten bij internationale ontwikkelingen zoals in de Bondsrepubliek Duitsland, waar eveneens een grens van 25 kilogram wordt gehanteerd. Daar waar verhoging van het maximale startgewicht leidt tot een hogere geluidsemissie per vliegbeweging, heeft dit gevolgen voor het maximaal aantal vliegbewegingen dat in de vergunning op basis van de Wet milieubeheer is toegestaan.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Een herstel van een product, die niet reeds beschreven is in de door de houder van het ontwerp bij certificatie opgestelde documentatie, valt in principe buiten het goedgekeurde ontwerp en zal net als een wijziging van dat ontwerp gekeurd moeten worden. JAA Form One wordt in de praktijk gebruikt als aanduiding van de Authorised Release Certificate. Deze in de praktijk gebruikte term wordt hier aangeduid, zodat deze naast de officiële benaming kan worden gebruikt. De wijziging in het tweede lid betreft een correctie.

Onderdeel B

In artikel 4 worden de eisen gesteld voor het afgeven van een type-certificaat. Onderdeel b eist dat aan de in artikel 5 gestelde eisen moet worden voldaan en zo dit niet mogelijk is, dient het veiligheidsniveau op een andere wijze te worden gegarandeerd. Om aan te geven dat het hier veiligheidseisen betreft – artikel 5 noemt ook andere eisen – is de tekst van dit onderdeel van artikel 4 verduidelijkt. Deze wijziging geeft derhalve de mogelijkheid om op een andere manier het veiligheidsniveau te garanderen dan d.m.v. het voldoen aan de veiligheidseisen, genoemd in artikel 5.

Onderdeel C

JAR 36 is gebaseerd op ICAO Annex 16. ICAO Annex 16 is verschillende malen gewijzigd terwijl JAR 36 de laatste tijd niet meer is gewijzigd, omdat men de discussie in ICAO verband wil voeren. De verwijzing naar JAR 36 komt daardoor te vervallen. Het achtste lid van dit artikel is overbodig geworden omdat reeds in EU verband vertaling plaatsvindt.

Onderdeel D

In JAR 21, subpart N, is de overdracht van een type-certificaat geregeld door een niet-JAA-persoon. Verzuimd was deze regeling in het besluit over te nemen. Dit leidt tevens tot de in het eerste en tweede lid aangegeven aanpassingen.

Onderdeel E

Blijkens de huidige tekst is deze bepaling van toepassing zowel op JAA-personen als op niet-JAA-personen. Deze bepaling is echter alleen gericht tot JAA-personen. Deze wijziging strekt daartoe.

Onderdeel F

De wijziging in artikel 10, eerste lid, heeft betrekking op het laten vervallen van de verplichting om de type-certificaat houder te informeren. In het besluit wordt gerefereerd aan de eenvoudige aard van het product in plaats van de eenvoudige aard van het ontwerp van de wijziging, zoals bedoeld in JAR 21. Deze omissie wordt nu gecorrigeerd.

Onderdeel G

De houder van een aanvullend type-certificaat krijgt met deze wijziging dezelfde verplichtingen als de houder van een type-certificaat ten aanzien van de afstemming ontwerp-productie, waarbij een scheiding tussen JAA- en niet-JAA- persoon wordt doorgevoerd.

Onderdeel H

JAR 21 schept de mogelijkheid om een wijziging voor een aanvullend type-certificaat aan te vragen. Met de nieuwe paragraaf 3a inzake de wijziging van aanvullende type-certificaten, wordt deze mogelijkheid in de Nederlandse regelgeving opgenomen.

Onderdelen I en J

Voor bepaalde onderdelen van luchtvaartuigen worden afzonderlijke ontwerpgoedkeuringen afgegeven. Bij de totstandkoming van het Besluit luchtwaardigheid is een regeling met betrekking tot een ontwerpgoedkeuring niet opgenomen, waardoor een lacune is ontstaan. Met het voorgestelde artikel, in samenhang met de in artikel II van dit besluit opgenomen overgangsvoorziening, wordt in deze leemte voorzien.

Onderdeel L

Voor luchtvaartuigen geproduceerd in landen waarmee de Minister van Verkeer en Waterstaat geen overeenkomst heeft, maar afkomstig uit een land waarmee wel een overeenkomst is gesloten, was in dit besluit abusievelijk geen regeling getroffen. Daarom is in deze wijziging het afgeven van een standaard-BvL voor dit type luchtvaartuigen geregeld.

Onderdeel M

Onderdeel f voorziet in implementatie in de Nederlandse regelgeving van JAR 21, subpart JA toegevoegd (21.A263(b)(6)), dat de houder van een DOA-JA ingrijpende herstel mag keuren (vergelijk ook toelichting hierboven onder artikel I, onderdeel A).

Onderdeel O

In artikel 33, tweede lid, is in de onderdelen d en e het woord «station» gebruikt, terwijl bedoeld was ontwerperkenning. Deze fout wordt hiermee gecorrigeerd.

Onderdeel R

Met deze wijziging wordt een amendement van JAR 21 ingevoerd, waarin is bepaald dat de toestemming niet meer beperkt is tot producten, maar ook onderdelen daarvan kan behelzen.

Onderdeel T

De in het besluit opgenomen betalingsregeling leidde tot logistieke problemen bij de afgifte van sommige documenten. Met de nieuwe formulering wordt verwacht dat deze problemen tot het verleden zullen behoren.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


XNoot
1

Stb. 2001, 366, gewijzigd bij besluit van 29 maart 2004, Stb. 187.

XNoot
2

Stb. 2001, 526.

XNoot
3

Stb. 1988, 511, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 6 december 2002, Stb. 604.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven