Besluit van 3 augustus 2004 tot wijziging van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen houdende regels betreffende grensoverschrijdende verplaatsing en traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen (uitvoering verordeningen (EG) nrs. 1946/2003, 1829/2003 en 1830/2003)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 4 mei 2004, nr. MJZ2004042824, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op:

– verordening (EG) nr. 1946/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 juli 2003 betreffende de grensoverschrijdende verplaatsing van genetisch gemodificeerde organismen (PbEU L 287);

– verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (PbEU L 268);

– verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van richtlijn 2001/18/EG (PbEU L 268); en

– de artikelen 24 en 39, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen en de artikelen 8.5, eerste lid, 8.40 en 8.44 van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van 16 juni 2004, nr. WO8.04.0175/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 28 juli 2004, nr. MJZ2004073550, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, onderdeel o, door een puntkomma worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

p. verordening 1946/2003: verordening (EG) nr. 1946/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 juli 2003 betreffende de grensoverschrijdende verplaatsing van genetisch gemodificeerde organismen (PbEU L 287);

q. verordening 1829/2003: verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (PbEU L 268);

r. verordening 1830/2003: verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van richtlijn 2001/18/EG (PbEU L 268).

B

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma wordt aan artikel 23, tweede lid, een onderdeel toegevoegd, luidende:

h. sporen van een genetisch gemodificeerd organisme in producten die in de handel worden gebracht en die bedoeld zijn voor rechtstreeks gebruik als levensmiddel of diervoeder of voor verwerking, indien wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 47 van verordening 1829/2003, met dien verstande dat deze uitzondering geldt tot en met 18 april 2007.

C

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Sporen als bedoeld in het tweede lid die bestemd zijn voor rechtstreekse bewerking of verwerking, behoeven niet te worden geëtiketteerd en verpakt overeenkomstig de vergunningvoorschriften, voor zover deze sporen aanwezig zijn in een verhouding van ten hoogste 0,9% of een lagere drempelwaarde die is vastgesteld in, bij regeling van Onze Minister aan te wijzen, beschikkingen op grond van artikel 21, derde lid, van richtlijn 2001/18, mits de aanwezigheid van deze sporen onvoorzien en technisch niet te voorkomen is.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Het is verboden te handelen in strijd met artikel 4, eerste, tweede, vierde en zesde lid, van verordening 1830/2003, tenzij het zevende of achtste lid, van deze verordening van toepassing is, dan wel, wat betreft artikel 4, eerste en tweede lid, artikel 6 van deze verordening van toepassing is.

D

Onder vernummering van paragraaf 4 tot paragraaf 5 en onder vernummering van artikel 40 tot artikel 44, wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 4. Grensoverschrijdende verplaatsing

Artikel 40
  • 1. Onze Minister is de bevoegde instantie, bedoeld in artikel 3, negentiende lid, van verordening 1946/2003 en treedt op als nationaal contactpunt, bedoeld in artikel 3, twintigste lid, van verordening 1946/2003.

  • 2. Onze Minister draagt zorg voor de taken die in verordening 1946/2003 aan de lidstaten zijn opgedragen.

Artikel 41

Het is verboden te handelen in strijd met:

a. het verbod, gesteld bij artikel 5, eerste lid, tweede volzin, en derde lid, van verordening 1946/2003,

b. de voorschriften gesteld bij artikel 4, tweede en derde volzin, van verordening 1946/2003,

c. de voorschriften gesteld bij artikel 6, eerste alinea, van verordening 1946/2003,

d. de voorschriften gesteld bij artikel 8, derde lid, van verordening 1946/2003, voor zover er geen adequate maatregelen zijn genomen.

Artikel 42

Het is verboden te handelen in strijd met:

a. het verbod, gesteld bij artikel 10, derde lid, tweede volzin, van verordening 1946/2003,

b. de voorschriften, gesteld bij artikel 10, eerste en tweede lid, van verordening 1946/2003.

Artikel 43

Het is verboden te handelen in strijd met de voorschriften gesteld bij artikel 12 en artikel 13 van verordening 1946/2003.

ARTIKEL II

In bijlage 1, categorie 21.1 a, onder 2°, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer2 vervalt «en niet-commerciële».

ARTIKEL III

Het Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wms 19983 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:

  • 5. In dit besluit wordt onder arseenverbindingen verstaan: oplossingen van anorganische verbindingen van koper, chroom en arseen (CCA), type C.

B

1. Het opschrift van paragraaf 6a. Arseen vervalt.

2. Na artikel 15e wordt het opschrift van een nieuwe paragraaf 6e. Arseen ingevoegd.

3. Artikel 12 wordt vernummerd tot artikel 15f en wordt ingevoegd na het opschrift van paragraaf 6e. Arseen.

ARTIKEL IV

In artikel 1, vierde lid, van het Besluit broeikasgassen Wms 20034, vervalt «of rechtspersoon».

ARTIKEL V

Het Vuurwerkbesluit5 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1.1, eerste lid, wordt in de begripsomschrijving van het ADR «stoffen» vervangen door: goederen.

B

In artikel 1.1.2, wordt onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Ten aanzien van vuurwerk als bedoeld in artikel 3.1.4 blijft het eerste lid, onder e, buiten toepassing.

C

In artikel 3.2.1, derde lid, wordt «Het tweede lid is» vervangen door: Het eerste en tweede lid zijn.

D

Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A wordt als volgt gewijzigd:

a. In het derde lid wordt «dan wel in een staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte,» vervangen door: dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat bindend is voor Nederland,.

b. In het vierde lid wordt «dan wel in een staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte,» vervangen door: dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat bindend is voor Nederland,.

2. Onderdeel B wordt als volgt gewijzigd:

a. In voorschrift 1.11, onder b, wordt «Bouwbesluit» vervangen door: Bouwbesluit 2003.

b. In voorschrift 2.1 wordt «Bouwbesluit» vervangen door: Bouwbesluit 2003.

E

Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A wordt als volgt gewijzigd:

In het derde lid wordt «dan wel in een staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte,» vervangen door: dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat bindend is voor Nederland,.

b. In het vierde lid wordt «dan wel in een staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte,» vervangen door: dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat bindend is voor Nederland,.

2. Onderdeel B wordt als volgt gewijzigd:

a. In voorschrift 1.11, onder b, wordt «Bouwbesluit» vervangen door: Bouwbesluit 2003.

b. In voorschrift 2.1 wordt «Bouwbesluit» vervangen door: Bouwbesluit 2003.

F

In bijlage 3, onderdeel A, komt onderdeel e te luiden:

e. vrijwaringsgebied: gebied zoals aangegeven in figuur 1, in horizontale richtingen begrensd door de veiligheidsafstand in voorwaartse richting en de breedte van de besloten ruimte waarin consumentenvuurwerk aanwezig is waarbij parallel wordt gemeten aan de zijde waar de toegangsdeur zich bevindt – met dien verstande dat niet van meer dan 5 meter behoeft te worden uitgegaan – en in verticale richtingen begrensd door de vloer en het plafond van deze besloten ruimte.

ARTIKEL VI

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 3 augustus 2004

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Uitgegeven de tweede september 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

I Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit strekt tot wijziging van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen (hierna: Besluit ggo) in verband met de omzetting van een drietal Europese verordeningen.

Verordening (EG) nr. 1946/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 juli 2003 betreffende de grensoverschrijdende verplaatsing van genetisch gemodificeerde organismen (PbEU L 287) (hierna: verordening 1946/2003).

Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (PbEU L 268) (hierna: verordening 1829/2003) en verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van richtlijn 2001/18/EG (PbEU L 268) (hierna: verordening 1830/2003).

Verordening 1946/2003 betreft de implementatie in Europese wetgeving van de verplichtingen die voortvloeien uit het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid bij het Verdrag inzake biologische diversiteit van de Verenigde Naties (hierna: het Protocol), dat zowel door Nederland als door de Europese Unie is geratificeerd. Het Protocol stelt regels over grensoverschrijdende verplaatsingen (in- en uitvoer) van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s). De verordening betreft slechts de uitvoer uit de EU, aangezien de Europese regelgeving middels richtlijn nr. 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 maart 2001 (PbEG 106) inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (hierna: richtlijn 2001/18) die ook in het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen is geïmplementeerd, reeds aan de uit het Protocol voortkomende verplichtingen ten aanzien van invoer voldoet. De verordening beschrijft onder andere een te volgen procedure van kennisgeving bij uitvoer van ggo’s.

Verordening 1829/2003 heeft tot doel:

a. de basis te leggen voor het waarborgen van een hoog beschermingsniveau voor het leven en de gezondheid van de mens, de gezondheid en het welzijn van dieren, het milieu en de belangen van de consument met betrekking tot genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, waarbij de goede werking van de interne markt gewaarborgd is,

b. communautaire procedures vast te stellen voor de toelating van en het toezicht op genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders,

c. bepalingen vast te stellen voor etikettering van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders.

Verordening 1830/2003 heeft tot doel:

a. het vergemakkelijken van een juiste etikettering, controle van de gevolgen voor het milieu en, indien van toepassing, voor de gezondheid,

b. de uitvoering van passende risicobeheersingsmaatregelen, zo nodig met inbegrip van het uit de handel nemen van producten.

Dit besluit strekt tevens tot het aanbrengen van voornamelijk redactionele wijzigingen in enkele andere besluiten. Het betreft het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, het Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wms 1998, het Besluit broeikasgassen Wms 2003 en het Vuurwerkbesluit.

2. Inhoud van het besluit

Verordening 1946/2003 behoeft uitvoering in die zin dat in de strafbaarstelling van bepaalde handelingen dient te worden voorzien en dat een bevoegde instantie dient te worden aangewezen. Als bevoegde instantie is de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: VROM) aangewezen.

Wat betreft strafbaarstelling gaat het bijvoorbeeld over uitvoer zonder de daarvoor vereiste toestemming te hebben verkregen, over het verstrekken van onjuiste informatie en over het niet kennis geven van doorvoer.

Het onderhavige besluit bepaalt dat het overtreden van die voorschriften van de verordening verboden is. De strafbaarstelling is geregeld in artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten. Daarin is onder meer bepaald dat overtredingen van voorschriften gegeven bij of krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, de basis van dit besluit, economische delicten zijn.

De uitvoering is geschied door middel van dit wijzigingsbesluit waarmee een nieuwe paragraaf 4 over grensoverschrijdende verplaatsing van ggo’s is opgenomen.

De omzetting van de verordeningen 1829/2003 en 1830/2003 betreft uitsluitend die bepalingen van de verordeningen over de etikettering en de traceerbaarheid van ggo’s die zijn toegelaten onder richtlijn 2001/18, waarvoor de Minister van VROM verantwoordelijk is. Wijziging van andere wetgeving ten gevolge van de omzetting van beide verordeningen in verband met eet- en drinkwaren, de gezondheid en het welzijn van dieren en diervoeders, is in dit besluit buiten beschouwing gebleven.

Verordening 1830/2003 behoeft enerzijds uitvoering in die zin dat in de strafbaarstelling van bepaalde handelingen dient te worden voorzien. De strafbaarstelling ziet op de in artikel 4 van verordening 1830/2003 opgenomen «traceerbaarheids- en etiketteringsvoorschriften voor uit ggo’s bestaande of ggo’s bevattende producten».

Anderzijds worden door de verordeningen 1830/2003 en 1829/2003 enkele bepalingen aangepast van richtlijn 2001/18. De implementatie van deze bepalingen heeft eveneens in het onderhavige besluit plaatsgevonden.

Dit ontwerpbesluit is niet op grond van artikel 61, eerste lid, van de Wms aan het Parlement voorgelegd noch voorgepubliceerd en zal evenmin pas vier weken na publicatie in het Staatsblad in werking treden, zoals artikel 61, tweede lid, van de Wms bepaalt. Van voorpublicatie en voorlegging aan het Parlement kan op grond van artikel 1:8 van de Algemene wet bestuursrecht worden afgezien daar dit besluit uitsluitend dient ter omzetting van een drietal verordeningen van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie. Om dezelfde reden kan op grond van artikel 7a van de Bekendmakingswet eveneens worden afgezien van inwerkingtreding vier weken na de datum van publicatie in het Staatsblad. Het herstel van enkele onvolkomenheden in eerdergenoemde andere besluiten doet daaraan niet af.

3. Administratieve lasten

Dit besluit leidt tot een aantal wijzigingen in de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Deze wijzigingen vloeien voort uit verordening 1946/2003 en worden veroorzaakt doordat:

– een afschrift van de kennisgeving aan het land van import (bij eerste uitvoer) en het antwoord van het land van import moeten worden verstuurd naar Onze Minister.

– de uitvoerder gedurende vijf jaar relevante documenten dient te bewaren en een afschrift van de betreffende documenten naar Onze Minister en naar de Europese Commissie moet versturen.

Aangezien in Nederland momenteel ongeveer 10 bedrijven zich bezighouden met de uitvoer van producten waarin levende ggo’s voorkomen, bedraagt de totale toename van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven door dit besluit € 360 per jaar. Per bedrijf kan de jaarlijkse lastenverzwaring € 36 bedragen.

Het ontwerpbesluit is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal). Dat college heeft het besluit niet geselecteerd voor een toets.

II Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel B

Dit onderdeel dient ter omzetting van artikel 43 van verordening 1829/2003. In dit artikel wordt een nieuw artikel 12 bis ingevoegd in richtlijn 2001/18 dat gaat over overgangs-maatregelen betreffende de onvoorziene of technisch niet te voorkomen aanwezigheid van ggo’s in producten waarvoor een risicobeoordeling tot een gunstig resultaat heeft geleid. Onderdeel B bevat de omzetting van deze bepaling in de vorm van een nieuw onderdeel h dat aan artikel 23, tweede lid, van het Besluit ggo, is toegevoegd, en waardoor een belangrijk deel van de vergunningprocedure voor het in de handel brengen van ggo’s als product of in producten niet geldt.

Onderdeel C

Dit onderdeel dient ter omzetting van artikel 7 en ter voorziening in de strafbaarstelling van een aantal handelingen, genoemd in artikel 4 van verordening 1830/2003.

Artikel 7 voorziet in het vervallen van artikel 4, zesde lid, van richtlijn 2001/18.

Artikel 4, zesde lid, van richtlijn 2001/18 gaf de lidstaten de opdracht om zelf maatregelen te treffen ten aanzien van de traceerbaarheid van ggo’s. Het vervallen van dit artikel heeft niet tot aanpassing van het Besluit ggo geleid. De in dit artikel gegeven opdracht is namelijk inmiddels vervuld door verordening 1830/2003. Lidstaten hoeven dus zelf geen maatregelen meer te treffen. Verordening 1830/2003 stelt traceerbaarheids- en etiketteringsvoorschriften, voor uit ggo’s bestaande of ggo’s bevattende producten, die zijn vergund op grond van artikel 30 van het Besluit ggo (handelsvergunning volgens richtlijn 2001/18) en die zijn vergund op grond van verordening 1829/2003, verplicht. Dit houdt dus in dat ggo’s die zijn toegelaten op grond van een handelsvergunning, naast de bepalingen uit het Besluit ggo (ter omzetting van richtlijn 2001/18) ook dienen te voldoen aan de bepalingen uit verordening 1830/2003.

Verder voorziet artikel 7 in het toevoegen van een nieuw lid aan artikel 21 van richtlijn 2001/18. Dit heeft geresulteerd in een nieuw derde lid van artikel 32 van het Besluit ggo. Deze bepaling betreft de aanwezigheid van een bepaalde hoeveelheid sporen van toegestane ggo’s in producten die onvoorzien en technisch niet te voorkomen zijn. Tot 19 april 2007 is het niet nodig om een handelsvergunning aan te vragen voor deze sporen indien:

a.  de aanwezigheid daarvan onvoorzien of technisch niet te voorkomen is,

b. vóór de datum van toepassing van verordening 1829/2003 een gunstig advies voor het genetisch gemodificeerde materiaal is uitgebracht door het/de wetenschappelijk comité(s) van de Gemeenschap of de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EAV),

c. het verzoek om toelating overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving niet is verworpen, en

d. de detectiemethoden beschikbaar zijn voor het publiek.

In een nieuw vijfde lid dat aan artikel 32 is toegevoegd, wordt het verboden te handelen in strijd met een aantal handelingen genoemd in artikel 4 van verordening 1830/2003, inzake traceerbaarheids- en etiketteringsvoorschriften voor uit ggo’s bestaande of deze organismen bevattende producten, tenzij bepaalde ontheffingen van toepassing zijn. Het handelen in strijd met die bepalingen is een economisch delict op grond van artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten.

De handelingen genoemd in artikel 5 van verordening 1830/2003 zijn niet in dit besluit strafbaar gesteld omdat dit artikel van toepassing is op met ggo’s geproduceerde producten die in levensmiddelen of diervoeders worden gebruikt. De ggo’s uit deze producten zijn niet in staat zich te vermenigvuldigen of genetisch materiaal over te brengen omdat ze van ggo’s zijn afgeleid en niet geheel of gedeeltelijk uit ggo’s bestaan. Daarmee vallen ze niet onder de verantwoordelijkheid van de Minister van VROM. De Minister van VROM is verantwoordelijk voor die ggo’s die onder de definitie van ggo’s vallen zoals opgenomen in artikel 1, eerste lid, onder e en f, van het Besluit ggo en die wel in staat zijn zich te vermenigvuldigen of genetisch materiaal over te brengen.

Onderdeel D

Met onderdeel D wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd over grensoverschrijdende verplaatsing van ggo’s ter omzetting van verordening 1946/2003.

In de verordening wordt aan de bevoegde instantie een aantal administratieve taken opgedragen. In artikel 40 is geregeld dat de Minister van VROM als zodanig zal optreden. Tevens zal deze minister optreden als nationaal contactpunt. Dit contactpunt onderhoudt de contacten met het secretariaat van het Biosafetyprotocol.

Artikel 41 voorziet in de strafbaarstelling van een aantal handelingen ten aanzien van de uitvoer van ggo’s die bestemd zijn voor doelbewuste introductie in het milieu naar derde landen. Zo is het op grond van onderdeel a verboden ggo’s uit te voeren zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van het land van invoer. Verder mag de uitvoer alleen geschieden indien door het land van invoer de juiste procedures zijn gevolgd.

In onderdeel b is het verbod opgenomen te handelen in strijd met het voorschrift om bepaalde minimum informatie in de kennisgeving aan het land van invoer op te nemen evenals het voorschrift om ervoor te zorgen dat die informatie juist is.

Onderdeel c moet ervoor zorgen dat de uitvoerder gedurende vijf jaren relevante documenten bewaart en een afschrift van de betreffende documenten naar de bevoegde instantie van de lidstaat van uitvoer en naar de Europese Commissie stuurt.

Verder is het mogelijk dat het land van invoer geen voorafgaande instemming zal verlenen mits er adequate maatregelen worden genomen om veilige doelbewuste grensoverschrijdende verplaatsing te waarborgen. Het is verboden van deze vrijstelling gebruik te maken zonder dat bedoelde adequate maatregelen worden genomen.

Artikel 42 betreft de uitvoer naar derde landen van ggo’s die bedoeld zijn om rechtstreeks als levensmiddel of diervoeder of voor be- of verwerking te worden gebruikt.

In onderdeel a is het verbod opgelegd om deze ggo’s uit te voeren tenzij het binnen de Europese Unie is toegestaan of de bevoegde autoriteit van het land van invoer uitdrukkelijk met de invoer heeft ingestemd.

In onderdeel b is voorzien in een verbod om een volgens de daarvoor geldende regels genomen invoerbesluit niet te eerbiedigen.

Artikel 43 voorziet in de strafbaarstelling van artikel 12 en 13 van verordening 1946/2003. Artikel 12 verplicht uitvoerders bepaalde informatie op te nemen in een begeleidend document bij het genetisch gemodificeerde organisme en dit aan de invoerder te verstrekken. Artikel 13 verplicht de uitvoerder aan landen die doorvoer over hun grondgebied hebben geregeld van doorvoer kennis te geven. Overtreding van deze voorschriften is op grond van artikel 43 verboden en daarmee tevens strafbaar.

Artikel II

Bijlage 1, categorie 21.1 a, onder 2°, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer is in lijn gebracht met richtlijn nr. 98/81/EG. Tijdens het wijzigen van het Besluit ggo in verband met de uitvoering van richtlijn nr. 98/81/EG is ten onrechte «en niet-commerciële» blijven staan. Op grond van richtlijn nr. 98/81/EG zou «niet-commerciële» moeten worden geschrapt omdat in de terminologie van de richtlijn de begrippen «niet-commercieel» en «commercieel» niet voorkomen. De richtlijn hanteert de begrippen «kleinschalig» en «grootschalig».

Artikel III

Het Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wms 1998 is bij besluit van 17 mei 2004 gewijzigd ter omzetting van richtlijn nr. 2003/2/EG van de Commissie van 6 januari 2003 tot tiende aanpassing aan de technische vooruitgang van bijlage I bij richtlijn nr. 76/769/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (arseen) (PbEG L 4), waar het betreft het gebruik van arseenverbindingen. Ter verduidelijking is nu met onderdeel A in een nieuw vijfde lid van artikel 1, een definitie van «arseenverbindingen» opgenomen.

Verder was bij besluit van 17 mei 2004 abusievelijk nogmaals een «paragraaf 6a» opgenomen. Met onderdeel B van het onderhavige besluit is een nieuwe «paragraaf 6e. Arseen» ingevoegd en is artikel 12, dat van deze paragraaf deel uitmaakt, vernummerd tot artikel 15f.

Artikel IV

Eveneens bij besluit van 17 mei 2004 was het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen Wms 2003 gewijzigd. In artikel 5, vierde lid, en 6, vierde lid, kwam daarmee «of rechtspersoon» te vervallen. In plaats van artikel 6, vierde lid (dat niet bestaat), van voornoemd besluit had artikel 1, vierde lid, van het Besluit broeikasgassen Wms 2003 gewijzigd moeten worden. Deze onvolkomenheid is met het onderhavige besluit hersteld.

Artikel V

Met de wijzigingen in dit artikel worden enkele correcties aangebracht in het Vuurwerkbesluit die voornamelijk van redactionele aard zijn.

Met onderdeel A wordt gecorrigeerd dat in de begripsomschrijving van het ADR abusievelijk gevaarlijke stoffen zijn genoemd in plaats van gevaarlijke goederen.

In onderdeel B wordt artikel 1.1.2 aangepast aan het onlangs ingevoegde artikel 3.1.4 zodat wordt voorkomen dat ingevolge artikel 1.1.2 theatervuurwerk – zijnde professioneel vuurwerk – louter door het opschrift «Geschikt voor particulier gebruik» zou kunnen worden aangemerkt als consumentenvuurwerk.

De wijziging in het eerste lid van de onderdelen D en E is aangebracht in verband met een in het kader van notificatie van memorandum 60 door de Europese Commissie gemaakte opmerking om onder andere Turkije toe te voegen aan de ogelijkstellingbepaling. Aan de gedane toezegging wordt door deze aanpassing gevolg gegeven. De wijziging in het tweede lid van voornoemde onderdelen betreft een aanpassing aan de citeertitel van het nieuwe Bouwbesluit 2003.

Onderdeel F betreft de reparatie in bijlage 3 waar een onderdeel f werd gewijzigd terwijl dat onderdeel inmiddels was verletterd tot onderdeel e.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel


XNoot
1

Stb. 1993, 435, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 26 april 2004, Stb. 209.

XNoot
2

Stb. 1993, 50, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 6 juli 2004, Stb. 340.

XNoot
3

Stb. 1998, 260, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 mei 2004, Stb. 238.

XNoot
4

Stb. 1995, 657, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 25 augustus 2003, Stb. 360.

XNoot
5

Stb. 2002, 33, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 maart 2004, Stb. 155.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 oktober 2004, nr. 196.

Naar boven