Besluit van 9 juli 2004, houdende wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer (arbeids- en rusttijden van dierenbegeleiders en enkele technische verbeteringen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 2 september 2003, nr. HDJZ/LUV/2003-1449, Hoofddirectie Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op de artikelen 5:12, tweede lid, en 7:3 van de Arbeidstijdenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 1 december 2003, nr. W09.03.0366/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 5 juli 2004, nr. HDJZ/LUV/2004-1585, Hoofddirectie Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Arbeidstijdenbesluit vervoer1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4.1:1, onderdeel b, wordt na de zinsnede «ten behoeve van de inzittenden» ingevoegd: dan wel als dierenbegeleider werkzaam is.

B

Artikel 4.5:2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt de tweede volzin vervangen door: Artikel 4.5:3, eerste lid, is dan niet van toepassing, met uitzondering van correcties ten aanzien van de grondtijd.

2. Na het derde lid worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Bij opdrachten als bedoeld in het derde lid, is meerdere malen achtereen een bekorte rust als bedoeld in artikel 4.5:9 toegestaan. Na afloop dient dan een rusttijd in acht te worden genomen, gelijk aan de normale minimale rusttijd, bedoeld in artikel 4.5:6, vermeerderd met het totaal der bekortingen van de voorafgaande rusten ten opzichte van de normale minimale rusttijd.

  • 5. Indien de vliegwerktijd anders dan als lid van het cockpitpersoneel, gevolgd wordt door vliegwerktijd waarin men werkzaam is als cockpitpersoneel, zonder dat deze vliegwerktijden zijn gescheiden door ten minste één minimum rusttijd, is de maximum gecorrigeerde vliegwerktijd, bedoeld in artikel 4.5:3, van toepassing. De vliegwerktijd wordt in dat geval geacht in te gaan bij aanvang van de opdracht anders dan tot het als lid van het cockpitpersoneel maken van een verkeersvlucht.

  • 6. Indien de vliegwerktijd waarin men werkzaam is als cockpitpersoneel wordt gevolgd door vliegwerktijd anders dan als lid van het cockpitpersoneel, zonder dat deze vliegwerktijden zijn gescheiden door ten minste één minimum rusttijd, zijn de maximum gecorrigeerde vliegwerktijden, genoemd in bijlage B, tabel A, onder III, van toepassing. Ten aanzien van de periode dat men werkzaam is als cockpitpersoneel, dient ten aanzien van de maximum gecorrigeerde vliegwerktijd te worden voldaan aan artikel 4.5:3.

C

Na artikel 4.5:10 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Onverwachte opdrachten

Artikel 4.5:11

Indien een lid van het cockpitpersoneel geen opdracht tot het verrichten van werkzaamheden met betrekking tot het uitvoeren van een verkeersvlucht behoeft te verwachten en de werkgever onverwacht een opdracht geeft tot het verrichten van deze werkzaamheden en deze werkzaamheden dienen aan te vangen binnen 10 uren nadat dit aan het lid van het cockpitpersoneel is medegedeeld, behoeft hij deze opdracht slechts te aanvaarden voor zover deze een door hem zelf te bepalen tijdsduur binnen de grenzen van dit besluit niet overschrijdt.

D

Artikel 4.6:2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid, vangt de vliegwerktijd van een lid van het cabinepersoneel dat werkzaam is als dierenbegeleider, aan twee uur voor het begin van een vlucht waarin dat lid van het cabinepersoneel als dierenbegeleider werkzaam is, en eindigt deze twee uur na het beëindigen van die vlucht.

E

Na artikel 4.6:4 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Onverwachte opdrachten

Artikel 4.6:5

In de omstandigheid dat een lid van het cabinepersoneel geen opdracht tot het verrichten van werkzaamheden met betrekking tot het uitvoeren van een verkeersvlucht behoeft te verwachten en de werkgever onverwacht een opdracht geeft tot het verrichten van deze werkzaamheden en deze werkzaamheden dienen aan te vangen binnen 10 uren nadat dit aan het lid van het cabinepersoneel is medegedeeld, houdt de werkgever bij het vaststellen van de aard en de tijdsduur van die opdracht rekening met het onverwachte karakter van die opdracht.

F

In het tweede lid van artikel 4.8:7 wordt de zinsnede: «Artikel 4.5:9a is van overeenkomstige toepassing» vervangen door: Artikel 4.5:9a en artikel 4.5:11 zijn van overeenkomstige toepassing.

G

In artikel 6.6:6 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het tweede lid wordt de zinsnede «de artikelen 6.5:4, 6.6:2, eerste lid, en 6.6:3, eerste en vierde lid» vervangen door: artikel 6.6:3, eerste en vijfde lid.

2. In het derde lid wordt de zinsnede «6.6:3, eerste en vierde lid, en 6.6:5» vervangen door: 6.6:3, tweede en vierde lid.

H

In artikel 8:4 vervalt de zinsnede «6.6:2, vierde lid,» en wordt de zinsnede «6.6:3, eerste en vierde lid» vervangen door: 6.6:3, eerste, vierde en vijfde lid».

I

Bijlage B wordt als volgt gewijzigd:

1. Tabel B wordt als volgt gewijzigd:

a. Bij meldingstijd 05.16–05.45 wordt in kolom II «16.00 uur» vervangen door: 16.30 uur.

b. Bij meldingstijd 07.16–07.45 wordt in kolom III «23.00 uur» vervangen door: 23.30 uur.

2. In tabel C, noot 2 wordt «als bedoeld in artikel 4 lid 5», vervangen door: als bedoeld in bijlage B, onder IV.

J

In bijlage E, onderdeel II, onder 1, wordt de zinsnede «volgens de bijlagen F IIIa en IVa», vervangen door: volgens bijlage F IIIa, IVa, VIa en VIb.

K

Bijlage F wordt als volgt gewijzigd:

1. Tabel E wordt als volgt gewijzigd:

a. Bij meldingstijd 05.16–05.45 wordt in kolom II «16.00 uur» vervangen door: 16.30 uur.

b. Bij meldingstijd 07.16–07.45 wordt in kolom III «23.00 uur» vervangen door: 23.30 uur.

2. Tabel F wordt als volgt gewijzigd:

a. In noot 1 wordt de zinsnede «Indien de mogelijkheid tot aflossen aanwezig is» vervangen door: Indien de mogelijkheid tot 3 uur onafgebroken rust aanwezig is.

b. In noot 2 wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 4 lid 5» vervangen door: als bedoeld in bijlage F onder VII.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

Tavarnelle, 9 juli 2004

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid a.i.,

G. Zalm

Uitgegeven de negentiende augustus 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Bij de vaststelling van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in 1998 is aangekondigd dat ten aanzien van dierenbegeleiders de arbeids- en rusttijden nog geregeld moesten worden. Op dat moment was nog geen beleid voorhanden dat als basis kon dienen. Zie ook de nota van toelichting bij het besluit van 17 november 1998, Stb. 645, tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer (blz. 59–60). Inmiddels zijn er normen ontwikkeld die door middel van het onderhavige besluit worden opgenomen in het Arbeidstijdenbesluit vervoer. Hoewel het hier niet een omvangrijke beroepsgroep betreft, is er gezien de bijzondere werkomstandigheden toch voor gekozen om arbeids- en rusttijden vast te leggen. De bijzondere omstandigheden bestaan hieruit dat de werkzaamheden van een dierenbegeleider met name voor en na de vlucht plaatsvinden. Het betreft dan het inladen, verzorgen en afleveren van de dieren. Tijdens de vlucht behoeft de dierenbegeleider niet te werken, omdat de dieren zich in het vrachtruim bevinden. Omdat de dierenbegeleider deze vlucht wel maakt in opdracht van zijn werkgever, wordt deze tijd meegerekend als vliegwerktijd. Tot op heden was niet geregeld hoe de arbeidstijden van dierenbegeleiders berekend werden, waardoor onduidelijkheden en verschillen optraden. Met dit besluit worden de arbeids- en rusttijden voor deze beroepsgroep eenduidig vastgelegd.

Ook worden door dit besluit enkele technische wijzigingen aangebracht zodat weer wordt aangesloten bij de regeling zoals deze gold voor 1 december 1998. Tot slot zijn in een tweetal bepalingen technische wijzigingen aangebracht die betrekking hebben op verwijzingen naar andere artikelen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A

Door de toevoeging «dan wel als dierenbegeleider werkzaam is» aan artikel 4.1:1, onderdeel b, wordt bewerkstelligd dat het hoofdstuk luchtvaart ook van toepassing is op personeel dat als dierenbegeleider werkzaam is.

Onderdeel B

De wijziging van artikel 4.5:2, vierde en vijfde lid, strekt er toe te bepalen dat indien vliegwerktijd als passagier onmiddellijk zonder voldoende rustpauze wordt gevolgd door vliegwerktijd als lid van het cockpitpersoneel, deze vliegwerktijden bij elkaar worden opgeteld. Met beide wijzigingen worden omissies hersteld en wordt weer aangesloten bij de voorschriften die ter zake voor de inwerkingtreding van de wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer op 1 december 1998 golden.

De situatie van een opdracht voor werkzaamheden anders dan als lid van het cockpitpersoneel (bijvoorveeld repositioneren na een vlucht) nadat men werkzaam is geweest als cockpitpersoneel, was tot nu toe niet geregeld. In verband met sociale en gezondheidsaspecten van het luchtvaartpersoneel is het wenselijk deze opvolging van werkzaamheden te maximeren om zo excessen te voorkomen. Hierbij wordt aangesloten bij de waarden als genoemd bij de maximum gecorrigeerde vliegwerktijd die in bijlage B, tabel A, onder III zijn opgenomen.

Onderdelen C, E en F

De nieuwe artikelen 4.5:11 en 4.6:4 alsmede de wijziging van artikel 4.8:7 hebben als oogmerk een onverwachte opdracht af te stemmen op de conditie van een lid van het cockpit- of cabinepersoneel. Afhankelijk hiervan kan een lid van het cockpitpersoneel aangeven of hij in staat is een onverwachte opdracht te aanvaarden. Bij cabinepersoneel dient bij de aard van de opdracht rekening te worden gehouden met het onverwachte karakter van die opdracht. Een opdracht tot het maken van een lange transatlantische vlucht zou bijvoorbeeld niet geschikt zijn als onverwachte opdracht, maar een korte vlucht naar Parijs bijvoorbeeld wel. Met deze nieuwe voorschriften wordt aangesloten bij de voorschriften die ter zake golden voor de inwerkingtreding van de wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer op 1 december 1998.

Onderdeel D

Ten tijde van de vaststelling van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in 1998 is bepaald dat de regels in hoofdstuk 4 voor personeel in de luchtvaart, onder andere niet van toepassing waren op dierenbegeleiders. Voor deze beroepsgroep waren toentertijd namelijk geen normen voorhanden die als basis kon dienen. In overleg met de luchtvaartsector zijn hiervoor normen ontwikkeld. Met de wijzigingen van artikel 4.6:2 is vastgelegd dat de vliegwerktijd van cabinepersoneel dat als dierenbegeleider functioneert, twee uur voor de aanvang van een vlucht aanvangt en twee uur na afloop daarvan eindigt. Deze tijd is benodigd voor het inladen en verzorgen van de dieren voor de vlucht en voor het uitladen en verzorgen na afloop daarvan.

In verband met dit artikel wordt nog het volgende opgemerkt. Op 9 september 2003 heeft het Hof van Justitie van de Europsese Gemeenschappen (verder: het Hof) uitspraak gedaan in de zaak C-151/02 (Landeshaupstadt Kiel vs. Norbert Jaeger). In deze uitspraak geeft het Hof uitleg aan Richtlijn 93/104/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van arbeidstijd, in het bijzonder over de uitlegging van het begrip «arbeidstijd». Hoewel het arrest van het Hof gaat over de vraag of de beschikbaarheidsdienst van een arts ook onder het begrip «arbeidstijd» moet worden begrepen, doet zich de vraag voor of dit ook consequenties heeft voor het begrip «arbeidstijd» in de luchtvaart.

Dienaangaande valt het volgende op te merken. De oorspronkelijk in Richtlijn 93/104/EG opgenomen uitsluiting van toepassing van de Richtlijn op het weg-, lucht-, zee- en spoorwegvervoer, de binnenvaart, de zeevisserij en andere activiteiten op zee, is ongedaan gemaakt door Richtlijn 2000/34/EG. Daarin is bepaald dat Richtlijn 93/104/EG van toepassing is op alle particuliere en openbare sectoren. In dit verband is artikel 14 van Richtlijn 93/104/EG van belang, dat bepaalt dat de bepalingen van de richtlijn niet gelden wanneer andere communautaire besluiten meer specifieke voorschriften voor bepaalde beroepen of beroepswerkzaamheden bevatten. Richtlijn 2000/79/EG, die specifieke bepalingen bevat betreffende de organisatie van arbeidstijd van mobiel personeel in de burgerluchtvaart, heeft derhalve voorrang op de bepalingen van Richtlijn 93/104/EG. Richtlijn 2000/79/EG bevat een clausule voor de maximale arbeidstijd. Deze bedraagt maximaal 2000 uur per jaar, waarvan ten hoogste 900 uur bloktijd. Bloktijd is de tijd tussen het moment waarop een vliegtuig voor het eerst zijn parkeerplaats verlaat om op te stijgen tot het moment waarop het op de aangeduide parkeerplaats tot stilstand komt en alle motoren zijn uitgezet. De overige 1100 uren kunnen worden ingevuld als standby-diensten.

Gezien de specifieke invulling die Richtlijn 2000/79/EG geeft aan het begrip «arbeidstijd» voor de sector luchtvaart, zou kunnen worden geconcludeerd dat het genoemde arrest van het Hof geen consequenties heeft voor de sector luchtvaart. Nu evenwel de gebruikte begrippen nagenoeg gelijkluidend zijn, kan ervan worden uitgegaan dat in geval van een geschil over arbeidstijd het Hof tot een vergelijkbare uitspraak zal komen. Derhalve wordt in artikel 4.6:2 de gehele periode, inclusief de standby-uren tijdens de vlucht, aangemerkt als arbeidstijd.

Onderdelen G en H

De wijzigingen in de desbetreffende artikelen zijn van louter technische aard.

Onderdelen I, J en K

Met de in deze onderdelen opgenomen wijzigingen in diverse bijlagen, wordt weer aangesloten bij de regeling die gold voor de vaststelling van het Arbeidstijdenbesluit vervoer.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus


XNoot
1

Stb. 1998, 125, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 mei 2004, Stb. 313.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 september 2004, nr. 176.

Naar boven