Besluit van 3 augustus 2004 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de vereisten voor toegang, de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en de Zwitserse Bondsstaat en enkele andere onderwerpen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 12 mei 2004, nr. 5285098/04/6;

Gelet op de artikelen 3, 12, 14, 52, 54, 60 en 112 van de Vreemdelingenwet 2000;

De Raad van State gehoord (advies van 2 juli 2004, nr. W03.04.0195/1);

Gezien het nader rapport van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 20 juli 2004, nr. 5296224/04/6;

Hebben goedgevonden en verstaan;

ARTIKEL I

Het Vreemdelingenbesluit 20001 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 2.4 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het vijfde en zesde lid vervallen.

2. In het achtste lid wordt «zevende lid» vervangen door: vijfde lid.

3. Het zevende en achtste lid worden vernummerd tot het vijfde en zesde lid.

B

Artikel 2.6 vervalt.

C

Artikel 2.7 vervalt.

D

Artikel 3.3, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan onderdeel d wordt na «gemeenschapsonderdanen» toegevoegd: , onderdanen van Zwitserland.

2. Onderdeel e vervalt.

3. Onderdeel f wordt geletterd onderdeel e.

E

Artikel 3.6 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen andere beperkingen dan genoemd in het eerste lid worden aangewezen waaronder de verblijfsvergunning ambtshalve kan worden verleend.

F

In artikel 3.105 wordt «drie» telkenmale vervangen door: vijf.

G

Aan artikel 4.11, eerste lid, onder b, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Bij ministeriële regeling kunnen hiervoor modellen worden vastgesteld.

H

In artikel 4.23, tweede lid, wordt na «korpschef» toegevoegd: of de bevelhebber van de Koninklijke marechaussee.

I

In artikel 4.34, eerste lid, onder d, wordt na «korpschef» toegevoegd: of de bevelhebber van de Koninklijke marechaussee.

J

In artikel 4.35, eerste lid, wordt na «korpschef» toegevoegd: of de bevelhebber van de Koninklijke marechaussee.

K

Artikel 4.42 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid, onder b, wordt na «Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte» toegevoegd: en op onderdanen van Zwitserland.

2. Aan het slot van het derde lid wordt toegevoegd: of onderdaan is van Zwitserland.

L

In artikel 4.47, vierde lid, wordt na «Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte» toegevoegd: en op onderdanen van Zwitserland.

M

In artikel 4.48, derde lid, onder a, wordt na «Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte» toegevoegd: en op onderdanen van Zwitserland.

N

In artikel 4.50, tweede lid, wordt na «Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte» toegevoegd: en op onderdanen van Zwitserland.

O

In artikel 5.4, eerste lid, wordt na «politiebureau» toegevoegd: , een cel van de Koninklijke marechaussee.

P

Artikel 5.6 wordt gewijzigd als volgt:

1. De zinsnede «stelt de korpschef» wordt vervangen door: stelt de korpschef of de bevelhebber van de Koninklijke marechaussee.

2. De zinsnede «de in artikel 94, eerste lid, van de Wet genoemde termijn van drie dagen en de in artikel 96, eerste lid, van de Wet genoemde termijn van vier weken» wordt vervangen door: de in artikel 94, eerste lid, van de wet genoemde termijn.

Q

Artikel 8.5, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Aan een vreemdeling die onderdaan is van België of Luxemburg en die het vereiste document voor grensoverschrijding bezit, kan, in afwijking van hoofdstuk 2, de toegang tot Nederland slechts worden geweigerd, indien hij een actuele bedreiging voor de openbare orde of de nationale veiligheid vormt.

R

Artikel 8.7, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Aan een gemeenschapsonderdaan, een vreemdeling die onderdaan is van een Staat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en een Zwitsers onderdaan, die het vereiste document voor grensoverschrijding bezit, kan de toegang tot Nederland slechts worden geweigerd, indien hij:

    a. een actuele bedreiging voor de openbare orde of de nationale veiligheid vormt; of

    b. lijdt aan een van de ziekten of gebreken opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

S

In artikel 8.8 wordt na «Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte» toegevoegd: en op onderdanen van Zwitserland.

T

Aan artikel 8.9 wordt toegevoegd: , dan wel ingevolge de op 21 juni 1999 te Luxemburg totstandgekomen Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen (Trb. 2000, 16 en 86).

U

In artikel 8.13, tweede lid, wordt na «Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte» toegevoegd: of van Zwitserland.

V

Artikel 8.15 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel i vervalt «en» onder vervanging van de komma door een puntkomma.

2. Onder vervanging van de punt in onderdeel j door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

k. de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen (Trb. 2000, 16 en 86).

ARTIKEL II

  • 1. Dit besluit, met uitzondering van artikel I, onderdeel F en onderdeel P, subonderdeel 2, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdeel F, treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 24 juni 2004, Stb. 2004, 299 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000, houdende verlenging van de tijdelijkheid van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, in werking treedt.

  • 3. Artikel I, onderdeel P, subonderdeel 2, treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 24 juni 2004, Stb. 2004, 298, tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de wijziging van het stelsel van de rechterlijke toetsing van vrijheidsontnemende maatregelen, in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 3 augustus 2004

Beatrix

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie a.i.,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de negentiende augustus 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit bevat enkele technische aanpassingen van het Vreemdelingenbesluit 2000. Het betreft onder meer aanpassingen aan het besluit dat in Benelux-verband is genomen om de zogeheten 72-uursregeling bij toegang af te schaffen, en aan het besluit dat de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie in het kader van de intensivering van het toezicht op vreemdelingen heeft genomen om de Koninklijke marechausssee mandaat te verlenen van de bevoegdheid om vreemdelingenbewaring toe te passen. Verder bevat dit besluit aanpassingen van het Vreemdelingenbesluit 2000 aan de op 21 juni 1999 te Luxemburg totstandgekomen Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen (Trb. 2000, 16 en 86). Voorts is de grondslag voor de in het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Stcrt. 2003, 173) opgenomen passagierslijst voor schepen die aankomen in of vertrekken uit Nederlandse havens verbeterd en is het besluit aangepast aan de praktijk dat aan EU- of EER-onderdanen niet de toegang wordt geweigerd op de grond dat zij ten laste van de Staat of van een openbaar lichaam komen. Ten slotte is het besluit aangepast aan het bij koninklijke boodschap van 24 december 2002 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de wijziging van het stelsel van de rechterlijke toetsing van vrijheidsontnemende maatregelen (Kamerstukken II, 2002/03, 28 749, nrs. 1–3), waarbij de rechterlijke toetsing van vreemdelingenbewaring is gewijzigd in de toetsing zoals die plaatsvond vòòr inwerkingtreding van de Vreemdelingenwet 2000, en aan het bij koninklijke boodschap van 29 september 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000, houdende verlenging van de tijdelijkheid van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (Kamerstukken II 2003/04, 29 224, nrs. 1-3).

Het advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken van 16 maart 2004 is in het onderhavige besluit verwerkt.

Artikelen

Artikel I

Onderdelen A, B, C en D onder 2 en 3 (artikelen 2.4, 2.6, 2.7 en 3.3)

Het vervallen van de artikelen 2.4, vijfde en zesde lid, 2.6, 2.7 en 3.3, eerste lid, onder e, houdt verband met het vervallen van de zogeheten 72-uursregeling. In die bepalingen was voorzien in een bijzondere toegangsregeling voor vreemdelingen die als passagier van een vliegtuig, zee- of cruiseschip een (lucht)haven binnen het Benelux-gebied aandoen en niet over het voor toegang vereiste visum beschikken. Dergelijke vreemdelingen kon toegang tot het Benelux-gebied worden verleend indien de duur van het verblijf niet langer is dan 72-uur. Tijdens de vergadering van de Bijzondere Commissie voor het personenverkeer, Sub-commissie ad-hoc van de Benelux van 24 januari 2002 (P/DIV (2002)PV 2) is besloten deze zogeheten 72-uursregeling niet meer toe te passen, aangezien zij onvoldoende voldoet aan de uitgangspunten voor toegangsverschaffing ingevolge het Schengen-acquis. Overeenkomstig dat besluit is de vermelding van deze 72-uursregeling in bijlage I van de Gemeenschappelijke Visuminstructie vervallen. Onderdanen van visumplichtige staten moeten bij inreis in het Schengengebied in het bezit zijn van een visum. Een dergelijke persoon dient ten minste te beschikken over een reisvisum dat in daarvoor in aanmerking komende (exceptionele) omstandigheden aan de grens kan worden verleend. Met de onderhavige wijzigingen wordt de Nederlandse praktijk inzake toegangsverschaffing ook beter in lijn gebracht met de voorwaarden die hiervoor gelden ingevolge het Schengen-acquis.

Onderdelen D onder 1, K, L, M, N, S, T, U en V (artikelen 3.3, 4.42, 4.47, 4.48, 4.50, 8.7, 8.8, 8.9, 8.13 en 8.15)

De artikelen 3.3, 4.42 en 8.15 van het Vreemdelingenbesluit 2000 zijn aangepast aan de op 21 juni 1999 te Luxemburg totstandgekomen Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen (Trb. 2000, 16 en 86). Zwitserse onderdanen hebben op grond van artikel 2, eerste lid, van bijlage 1 bij die overeenkomst een zogeheten vrije termijn van zes maanden (artikel 3.3., eerste lid, onder d, Vb 2000) en zij hoeven zich niet te melden als zij in hun vrije termijn werk gaan zoeken of verrichten (artikel 4.42). Evenmin als EU- en EER-onderdanen worden Zwitserse onderdanen de meldplichten opgelegd, bedoeld in de artikelen 4.47, 4.48 en 4.50. Ten slotte kan de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie regels stellen over de rechten die Zwitserse onderdanen en hun gezinsleden vreemdelingen ontlenen aan dat verdrag (artikel 8.15).

Onderdeel E (artikel 3.6)

Artikel 3.6, eerste lid, benoemt de gevallen waarin de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ambtshalve, dat wil zeggen zonder dat daaraan een aanvraag ten grondslag ligt, aan een vreemdeling kan worden verleend. Het gaat om de verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken en verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling. De mogelijkheid om ambtshalve een verblijfsvergunning te verlenen onder een beperking verband houdend met het feit dat na drie jaren niet onherroepelijk is beslist op een asielaanvraag, komt binnenkort te vervallen (besluit van 10 september 2003, Stb. 2003, 364). Voor de toekomst kan niet worden uitgesloten dat het wenselijk zal blijken om het verblijf van een bepaalde groep vreemdelingen, met name indien die via de geautomatiseerde systemen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst kan worden geïdentificeerd, op basis van een tijdelijke regeling met een ambtshalve te verlenen reguliere verblijfsvergunning te kunnen regelen. Het nieuwe tweede lid opent daartoe de mogelijkheid.

Onderdeel F (artikel 3.105)

Artikel 3.105 is aangepast aan de verlenging van de tijdelijkheid van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van drie jaar naar vijf jaar. In het in het algemene deel van deze toelichting genoemde voorstel tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000, houdende verlenging van de tijdelijkheid van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, zijn enkele wetswijzingen terzake voorgesteld. Indien dat wetsvoorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet meer voor de duur van drie jaar, maar voor vijf jaar verleend en kan eerst na vijf jaar een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd worden verkregen. De geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt daarop afgestemd.

Onderdeel G (artikel 4.11)

Ingevolge artikel 4.11 is de gezagvoerder van een zeeschip verplicht om opgave te doen van de opvarenden indien hij Nederland binnenvaart. De voorschriften ter zake zijn vastgelegd in de verschillende modellen voor de desbetreffende formulieren. De formulieren bevatten de inlichtingen die de ambtenaar belast met de grensbewaking vordert. Uit artikel 5:20 van de Awb vloeit voort dat de gezagvoerder verplicht is de gevraagde inlichtingen te verstrekken. Op grond van artikel 4.11 worden in ieder geval twee verschillende formulieren opgenomen in het Voorschrift Vreemdelingen 2000: één dat betrekking heeft op de bemanningsleden en één dat op de overige opvarenden betrekking heeft. Verwezen wordt naar de nota van toelichting bij het Vreemdelingenbesluit 2000 (Stb. 2000, 497, p. 188). Met de wijziging van het eerste lid, onder b, van artikel 4.11 wordt in de tekst van het besluit beter tot uitdrukking gebracht dat ook voor de opgave van de andere zich aan boord bevindende personen dan de bemanningsleden een model kan worden gebruikt. Het in het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Stcrt. 2003, 173) opgenomen model is gebaseerd op de standaardmodellen die als bijlage zijn opgenomen bij richtlijn 2002/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 februari 2002 betreffende meldingsformaliteiten van de lidstaten van de Gemeenschap (PbEG L 67/31), welke is vastgesteld met als doel het zeevervoer te vergemakkelijken door middel van standaardisering van de meldingsformaliteiten. Met genoemde richtlijn zijn de «IMO FAL-formulieren» door de EU erkend en dienen de lidstaten deze formulieren in hun regelgeving op te nemen.

Onderdelen H, I, J, O en P, onder 1 (artikelen 4.23, 4.34, 4.35, 5.4, 5.6)

De minister heeft van zijn bevoegdheid om vrijheidsontnemende maatregelen toe te passen mandaat verleend aan de ambtenaar belast met het toezicht op vreemdelingen die tevens hulpofficier van justitie is (artikel 5.3 Voorschrift Vreemdelingen 2000). Deze ambtenaren oefenen het toezicht uit onder leiding van de korpschef (artikel 47, tweede lid, Vw 2000), die ingevolge artikel 5.6 van het Vreemdelingenbesluit 2000 de minister tijdig dient te informeren over de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. Daarmee wordt veilig gesteld dat de minister in de daarvoor in aanmerking komende gevallen waarin de vreemdeling zelf geen beroep heeft ingesteld tegen de toepassing van een vrijheidsontnemende maatregel, de rechtbank daarvan in kennis kan stellen binnen de in de wet gestelde termijnen. Met het oog op het in het kader van intensivering van het vreemdelingentoezicht aan de ambtenaren van de Koninklijke marechaussee verleende mandaat om vreemdelingen namens de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie in bewaring te stellen, voorziet het gewijzigde artikel 5.6 voortaan ook in dezelfde verplichting voor de bevelhebber van de Koninklijke marechaussee, onder wiens leiding die ambtenaren toezicht op vreemdelingen uitoefenen. Volledigheidshalve wordt er op gewezen dat de uitbreiding van het mandaat niet in deze algemene maatregel van bestuur is geregeld maar in een separaat besluit tot wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000.

In verband met die uitbreiding zijn verder enkele kleine wijzigingen in het besluit aangebracht. In artikel 5.4, eerste lid, is expliciet tot uitdrukking gebracht dat de tenuitvoerlegging van de vreemdelingenbewaring een aanvang kan nemen in een cel van de Koninklijke marechaussee. Dat volgde overigens reeds uit het tweede lid van artikel 5.4 dat bepaalt dat de maatregel in dat geval zo spoedig mogelijk wordt voortgezet in een huis van bewaring of een ruimte of plaats als bedoeld in artikel 6, tweede lid, of artikel 25, eerste lid, van de wet. De wijziging van artikel 4.23, tweede lid, stelt veilig dat de tijdelijk door de ambtenaar van de Koninklijke marechaussee ingenomen reis- of identiteitspapieren ook teruggegeven kunnen worden, indien de vreemdeling de voor de toepassing van de Vreemdelingenwet 2000 vereiste gegevens heeft verstrekt aan de Koninklijke marechaussee. Voorheen bepaalde het tweede lid dat die papieren konden worden teruggegeven na gegevensverstrekking aan de korpschef. De aanpassing van de artikelen 4.34, eerste lid, onder d, en 4.35, eerste lid, strekken ertoe dat de aantekeningen omtrent uitzetting en ongewenstverklaring, voortaan ook in de reis- en identiteitspapieren van een vreemdeling kunnen worden geplaatst, indien de Koninklijke marechaussee vermoedt dat de betrokken vreemdeling naar Nederland zal terugkeren zonder te voldoen aan de vereisten voor toegang. Voorheen werden die aantekeningen slechts geplaatst bij een dergelijk vermoeden van de korpschef.

Voorts is artikel 5.6 aangepast aan de afschaffing van de zogeheten tiendagentoets en de vervolgtoets bij vrijheidsontnemende maatregelen. In het in het algemene deel van deze toelichting genoemde voorstel tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het stelsel van rechterlijke toetsing van vrijheidsontnemende maatregelen zijn enkele wetswijzingen terzake voorgesteld. Indien dat wetsvoorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt, vindt de (ambtshalve) kennisgeving van de vrijheidsontnemende maatregel door de minister aan de rechtbank niet meer op de derde dag, maar op de achtentwintigste dag plaats, en wordt na de eerste rechterlijke toets van de vrijheidsontnemende maatregel niet langer periodiek kennis gegeven van het voortduren van die maatregel.

Onderdelen Q en R (artikelen 8.5 en 8.7)

Ingevolge artikel 18 van het EG-Verdrag heeft iedere burger van de Europese Unie het recht vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij dat verdrag en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld. Ingevolge de artikelen 8.5, eerste lid, onder b en 8.7, eerste lid, onder c, van het Vreemdelingenbesluit 2000 kan aan een gemeenschapsonderdaan en een vreemdeling die onderdaan is van een Staat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, waaronder onderdanen van België en Luxemburg, en die het vereiste document voor grensoverschrijding bezit, de toegang tot Nederland kan worden geweigerd, indien hij ten laste komt van de Staat of van andere openbare lichamen. Deze bepalingen zijn ontleend aan de tweede volzin van artikel 93 van het voormalige Vreemdelingenbesluit en zijn gebaseerd op een interpretatieve verklaring die is opgenomen in de notulen van de Raadszitting waarbij de verordening (EEG) no. 1612/68 en de richtlijn 68/360/EEG zijn vastgesteld. Daarbij is uitdrukkelijk bepaald dat onderdanen van een lidstaat het recht hebben om gedurende drie maanden op het grondgebied van een andere lidstaat te verblijven teneinde werk te zoeken, welk recht zij verliezen zodra zij een aanvraag om bijstand van overheidswege indienen (Nota van Toelichting, Stb. 1969, 305, p. 695). In een met redenen omkleed advies van 3 april 2003 heeft de Commissie van de Europese Gemeenschap aangegeven dat het enkele feit dat een EU- of EER-onderdaan ten laste van de Staat of van een openbaar lichaam komt, geen afbreuk mag doen aan zijn recht om een lidstaat binnen te komen en dat genoemde bepalingen derhalve in strijd zijn met het recht op vrij verkeer over het grondgebied van de lidstaten dat iedere Europese burger rechtstreeks op grond van artikel 18 van het EG-verdrag geniet. Het onderhavige besluit strekt ertoe de betreffende twee bepalingen, waarvan in de praktijk overigens niet actief gebruik wordt gemaakt, overeenkomstig het advies van de Europese Commissie aan te passen. Recentelijk zijn de gevolgen van een beroep op de algemene middelen nader uitgewerkt in het Tussentijds Bericht Vreemdelingencirculaire 2004/1 (Stcrt. 2004, 7). Tevens is in het nieuwe eerste lid van artikel 8.7 verwerkt dat aan een Zwitsers onderdaan het recht op toegang, zijnde een van de krachtens de overeenkomst tussen de EG en Zwitserland verleende rechten, op grond van artikel 5, eerste lid, van bijlage 1 bij die overeenkomst, slechts kan worden beperkt door maatregelen ter bescherming van de openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid.

Artikel II

Gelet op de samenhang van subonderdeel 2 van artikel I, onderdeel P (wijziging van artikel 5.6) met de wet van 24 juni 2004, Stb. 2004, 298, tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de wijziging van het stelsel van de rechterlijke toetsing van vrijheidsontnemende maatregelen, en de samenhang van artikel I, onderdeel F, met de wet van 24 juni 2004, Stb. 2004, 299 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000, houdende verlenging van de tijdelijkheid van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, is de inwerkingtreding van die (sub)onderdelen gekoppeld aan de inwerkingtreding van die wetswijzigingen. Naar verwachting zullen deze wetten op of kort na 1 september 2004 in werking kunnen treden. De datum waarop de desbetreffende wet in werking treedt, zal worden bepaald bij (in het Staatsblad te publiceren) koninklijk besluit.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M. C. F. Verdonk


XNoot
1

Stb. 2000, 497, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 16 juni 2004, Stb. 261.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Justitie.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 september 2004, nr. 176.

Naar boven