Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2004, 387 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2004, 387 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 maart 2004, nr. A&G/W&P/2004/9752, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
Gelet op richtlijn 97/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 mei 1997 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende drukapparatuur (PbEG L 181);
Gelet op artikel 16 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer en de artikelen 1, 3 tot en met 11, 11a, 13, 14 en 32b, eerste lid, van de Warenwet;
De Raad van State gehoord (advies van 16 april 2004, nr. W12.04.0119/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 juli 2004, nr. A&G/W&P/0441811 in overeenstemming met Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Warenwetbesluit drukapparatuur1 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2, onderdeel b, komt te luiden:
b. netten voor de aanvoer, distributie en de afvoer van water en de bijbehorende apparaten alsmede leidingen voor aandrijfwater, zoals sluispoorten, drukleidingen en drukschachten voor waterkrachtinstallaties en bijbehorende specifieke appendages;.
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst en wordt «en de ingebruikneming» vervangen door: , de ingebruikneming en het gebruik.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De artikelen 12b, 12c, 12d en 14a zijn niet van toepassing ten aanzien van draagbare brandblussers als bedoeld in artikel 1 van het Besluit draagbare blustoestellen 1997 en op snelkookpannen als bedoeld in bijlage II, tabel 5, bij de richtlijn.
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «waarbij de dampdruk bij de maximaal toelaatbare temperatuur hoger is dan 0,5 bar bij de normale atmosferische druk (1013 mbar) binnen de volgende grenzen» vervangen door: waarvan de dampdruk bij de maximaal toelaatbare temperatuur meer dan 0,5 bar hoger is dan de normale atmosferische druk (1013 mbar), binnen de volgende grenzen.
2. In onderdeel b wordt «is bij de normale atmosferische druk (1013 mbar)» vervangen door: boven de normale atmosferische druk (1013 mbar) ligt.
3. In onderdeel d wordt «waarvan de dampdruk bij de maximaal toelaatbare temperatuur hoger is dan 0,5 bar bij de normale atmosferische druk (1013 mbar) binnen de grenzen» vervangen door: waarvan de dampdruk bij de maximaal toelaatbare temperatuur meer dan 0,5 bar hoger is dan de normale atmosferische druk (1013 mbar), binnen de volgende grenzen.
4. In onderdeel e wordt «is bij de normale atmosferische druk (1013 mbar)» vervangen door: boven de normale atmosferische druk (1013 mbar) ligt.
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het eerste lid en in het tweede lid wordt «bijlage 1» vervangen door: bijlage I.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op druksystemen, waarin ten minste één drukapparaat als bedoeld in artikel 7 is opgenomen, met uitzondering van het aanbrengen van de CE-markering, bedoeld in artikel 16.
Artikel 9, derde lid, komt te luiden:
3. De druksystemen, bedoeld in het eerste lid, gaan vergezeld van een toereikende gebruiksaanwijzing en zijn voorzien van markeringen, waarmee de gebruiker onder wiens verantwoordelijkheid het druksysteem is ontworpen en vervaardigd, kan worden geïdentificeerd.
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt de komma tussen «artikel 7» en «wordt» en tussen «fabrikant» en «onderwerpen».
2. In het vierde lid wordt «eerste lid, onder a, b, ten eerste en c» vervangen door: onderdeel a, onderdeel b ten eerste, en onderdeel c.
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «drukapparatuur» vervangen door: drukapparaten.
2. Onder vernummering van het derde en vierde lid, tot onderscheidenlijk vierde en vijfde lid, wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien een afzonderlijk samenstel wordt gekoppeld aan een ander samenstel of druksysteem, kan de beoordeling van de overeenstemming ten aanzien van de integratie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en de beveiliging, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, worden betrokken op het desbetreffende afzonderlijke samenstel.
In artikel 12a, tweede lid, wordt «artikel 12, tweede lid» vervangen door: artikel 12, tweede en derde lid.
Het opschrift van artikel 12b en artikel 12b komen te luiden:
1. Bij ministeriële regeling wordt drukapparatuur aangewezen die overeenkomstig dit artikel wordt gekeurd.
2. De drukapparatuur, bedoeld in het eerste lid, wordt, wanneer die wordt opgesteld en geïnstalleerd, gekeurd voor de eerste ingebruikneming alsmede na elke montage op een nieuwe plaats van opstelling en gaat vergezeld van een verklaring van ingebruikneming.
3. De verklaring van ingebruikneming, bedoeld in het tweede lid, wordt onder overlegging van de gegevens en bescheiden, vermeld in het vierde lid, schriftelijk aangevraagd bij een aangewezen keuringsinstelling of een aangewezen keuringsdienst van gebruikers.
4. De aanvraag, bedoeld in het derde lid, omvat, voorzover van toepassing:
a. naam en adres van de gebruiker en de plaats waar de drukapparatuur staat opgesteld;
b. de gebruiksaanwijzing, bedoeld in bijlage I, punt 3.4, bij de richtlijn, met inbegrip van de EG-verklaring van overeenstemming of de verklaring van overeenstemming en het aantekenblad, bedoeld in artikel 12e, eerste lid;
c. het vervaardigingsbewijs en het rapport, bedoeld in artikel 39, vierde lid.
5. De bescheiden, bedoeld in het vierde lid, onder b en c, kunnen met instemming van de instelling of dienst, bedoeld in het derde lid, in afwijking van het derde lid, beschikbaar worden gehouden op het moment van de keuring.
6. De instelling of dienst, bedoeld in het derde lid, die de keuring, bedoeld in het tweede lid, uitvoert, verricht, voorzover van toepassing, de volgende onderzoeken:
a. de verificatie van de drukapparatuur aan de hand van de gebruiksaanwijzing en markeringen;
b. de controle van de uitwendige toestand van de drukapparatuur;
c. de controle van de werking van de veiligheidsappendages en onder druk staande appendages;
d. de controle van de opstelling van de drukapparatuur.
7. Bij ministeriële regeling kunnen ten aanzien van de onderzoeken, bedoeld in het zesde lid, nadere regels worden gesteld.
8. Bij de toepassing van het tweede en zesde lid wordt rekening gehouden met de onderzoeken in het kader van de beoordeling van overeenstemming, bedoeld in de artikelen 11, 12 en 12a.
9. Indien een afzonderlijk drukvat of afzonderlijke installatieleiding met inbegrip van de daarbij behorende veiligheidsappendages en onder druk staande appendages, wordt gekoppeld aan een bestaand drukvat of bestaande installatieleiding, kan de keuring voor ingebruikneming, bedoeld in het tweede lid, worden betrokken op het afzonderlijk drukvat of de afzonderlijke installatieleiding, met inbegrip van de daarbij behorende veiligheidsappendages en onder druk staande appendages.
10. De instelling of dienst, bedoeld in het derde lid, stelt een rapport op van de keuring, bedoeld in het tweede lid en stelt een exemplaar van dit rapport beschikbaar aan de gebruiker. In dit rapport kunnen voorwaarden worden gesteld waaraan wordt voldaan alvorens een verklaring van ingebruikneming wordt afgegeven.
11. Door de instelling of dienst, bedoeld in het derde lid, wordt een verklaring van ingebruikneming afgegeven indien is gebleken dat tegen het in gebruik nemen van de drukapparatuur, bedoeld in het tweede lid, geen bezwaar bestaat.
In deze verklaring:
a. wordt de termijn vermeld waarbinnen de drukapparatuur uiterlijk aan een herkeuring als bedoeld in artikel 12c wordt onderworpen;
b. kunnen gebruiksvoorwaarden worden gesteld.
12. Door de instelling of dienst, bedoeld in het derde lid, kan een voorlopige verklaring van ingebruikneming worden afgegeven, wanneer ten aanzien van de drukapparatuur, bedoeld in het tweede lid, nog niet aan alle verplichtingen ingevolge dit artikel is voldaan, doch hiervan vooralsnog geen extra gevaar is te duchten.
13. Een voorlopige verklaring van ingebruikneming als bedoeld in het twaalfde lid wordt slechts verleend voor beperkte duur en wordt in ieder geval ingetrokken wanneer de redenen van afgifte daarvan zijn vervallen.
14. Een voorlopige verklaring van ingebruikneming als bedoeld in het twaalfde lid vervalt indien binnen een in deze verklaring gestelde termijn de door de betrokken instelling of dienst nodig geachte en nader omschreven voorzieningen niet zijn getroffen.
15. De verklaring van ingebruikneming en de voorlopige verklaring van ingebruikneming kunnen betrekking hebben op één of meer drukapparaten.
16. De gebruiker draagt er zorg voor dat de keuring, bedoeld in het tweede lid, veilig kan worden uitgevoerd.
17. Dit artikel is niet van toepassing indien een verklaring als bedoeld in artikel 12d, tweede lid, is afgegeven, tot het tijdstip waarop de betreffende apparatuur na montage wordt opgesteld en geïnstalleerd op een nieuwe plaats van opstelling.
Na artikel 12b worden drie artikelen met opschrift ingevoegd, luidende:
1. Bij ministeriële regeling wordt in verband met de veiligheid en gezondheid van personen en het milieu drukapparatuur aangewezen die overeenkomstig dit artikel wordt herkeurd.
2. De drukapparatuur, bedoeld in het eerste lid, wordt herkeurd en gaat vergezeld van een verklaring van herkeuring.
3. De verklaring van herkeuring, bedoeld in het tweede lid, wordt, met inachtneming van de termijn, bedoeld in artikel 12b, elfde lid, onder a, onderscheidenlijk de termijn, bedoeld in het negende lid, onder a, onder overlegging van de gegevens en bescheiden, vermeld in het vierde lid, schriftelijk aangevraagd bij een aangewezen keuringsinstelling of een aangewezen keuringsdienst van gebruikers.
4. De aanvraag, bedoeld in het derde lid, omvat, voorzover van toepassing:
a. naam en adres van de gebruiker en de plaats waar de drukapparatuur staat opgesteld;
b. de verklaring van ingebruikneming, de verklaring van intredekeuring en ingebruikneming en de verklaring van herkeuring, afgegeven na een voorgaande herkeuring, met inbegrip van de bij de keuringen behorende rapporten, en het aantekenblad, bedoeld in artikel 12e, eerste lid.
c. de documentatie van de apparatuur die is afgegeven tot 29 mei 2002 op grond van de wettelijke voorschriften die van toepassing waren vóór 29 november 1999;
d. naar het oordeel van de instelling of dienst, bedoeld in het derde lid, aanvullende documentatie.
5. Artikel 12b, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
6. De instelling of dienst, bedoeld in het derde lid, die de herkeuring, bedoeld in het tweede lid, uitvoert, verricht, voorzover van toepassing, de volgende onderzoeken:
a. de controle van de inwendige toestand van de drukapparatuur, zo nodig aangevuld met ander passend onderzoek;
b. voor drukapparatuur die niet inwendig is te inspecteren, passend onderzoek;
c. de controle van de uitwendige toestand van de drukapparatuur.
7. Bij ministeriële regeling kunnen ten aanzien van de onderzoeken, bedoeld in het zesde lid, nadere regels worden gesteld en kan worden bepaald dat de onderzoeken door de gebruiker van de drukapparatuur wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de instelling of dienst, bedoeld in het derde lid, met inachtneming van de bij die regeling gestelde regels.
8. De instelling of dienst, bedoeld in het derde lid, stelt een rapport op van de herkeuring, bedoeld in het tweede lid, en stelt een exemplaar van dit rapport beschikbaar aan de gebruiker. In dit rapport kunnen voorwaarden worden gesteld waaraan wordt voldaan alvorens een verklaring van herkeuring wordt afgegeven.
9. Door de instelling of dienst, bedoeld in het derde lid, wordt een verklaring van herkeuring afgegeven indien is gebleken dat tegen het verdere gebruik van de drukapparatuur voor de geldende termijn geen bezwaar bestaat.
In deze verklaring:
a. wordt de geldigheidstermijn vermeld;
b. kunnen gebruiksvoorwaarden worden gesteld.
10. De verklaring van herkeuring kan betrekking hebben op één of meer drukapparaten.
11. De gebruiker draagt er zorg voor dat de herkeuring, bedoeld in het tweede lid, veilig kan worden uitgevoerd.
12. Bij Ministeriële regeling kunnen met betrekking tot bepaalde drukapparatuur als bedoeld in het eerste lid regels worden gesteld die afwijken of strekken ter aanvulling van dit artikel of onderdelen daarvan.
1. Dit artikel is van toepassing op drukapparatuur, die voor 29 mei 2002 is vervaardigd overeenkomstig de wettelijke voorschriften van één van de staten, met uitzondering van Nederland, die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en voor genoemde datum niet in overeenstemming is gebracht met de richtlijn en die op grond van artikel 12c, eerste lid, is aangewezen.
2. Alvorens de drukapparatuur, bedoeld in het eerste lid, in gebruik wordt genomen, wordt zij aan een intredekeuring onderworpen en gaat vergezeld van een verklaring van intredekeuring en ingebruikneming.
3. De verklaring, bedoeld in het tweede lid, wordt, onder overlegging van de gegevens en bescheiden, vermeld in het vierde lid, schriftelijk door de gebruiker aangevraagd bij een aangewezen keuringsinstelling of een aangewezen keuringsdienst van gebruikers.
4. De aanvraag, bedoeld in het derde lid, omvat voorzover van toepassing:
a. naam en adres van de gebruiker en het adres van de plaats van opstelling van de drukapparatuur;
b. de documenten omtrent het ontwerp, de vervaardiging en het toegestane gebruik van de drukapparatuur;
c. de afgegeven verklaringen met bijbehorende rapporten met betrekking tot de drukapparatuur van keuringsinstellingen.
5. Artikel 12b, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
6. De instelling of dienst, bedoeld in het derde lid, die de keuring uitvoert, verricht, voorzover van toepassing, de volgende onderzoeken:
a. een beoordeling van het ontwerp naar het beoogde gebruiksdoel van de drukapparatuur;
b. een beoordeling van de documenten die betrekking hebben op de vervaardiging van de drukapparatuur;
c. een beoordeling van de integratie en beveiliging van de drukapparatuur;
d. de onderzoeken, bedoeld in artikel 12b, zesde lid;
e. de onderzoeken, bedoeld in artikel 12c, zesde lid.
7. Met een goedkeuring van een beoordeling als bedoeld in het zesde lid, onder a, wordt gelijkgesteld een bewijs van goedkeuring afgegeven door een onafhankelijke instelling in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte, welk bewijs is afgegeven op basis van onderzoekingen die aan ten minste gelijkwaardige eisen voldoen.
8. Bij ministeriële regeling kunnen ten aanzien van de onderzoeken, bedoeld in het zesde lid, onder a en b, nadere regels worden gesteld.
9. De instelling of dienst, bedoeld in het derde lid, stelt een rapport op van de intredekeuring, bedoeld in het tweede lid, en stelt een exemplaar van dit rapport beschikbaar aan de gebruiker. In dit rapport kunnen voorwaarden worden gesteld waaraan wordt voldaan alvorens een verklaring van intredekeuring en ingebruikneming wordt afgegeven.
10. Door de instelling of dienst, bedoeld in het derde lid, wordt een verklaring als bedoeld in het tweede lid afgegeven, indien is gebleken dat tegen het in gebruik nemen van de drukapparatuur, bedoeld in het eerste lid, geen bezwaar bestaat.
In deze verklaring:
a. wordt de termijn vermeld waarbinnen de drukapparatuur uiterlijk aan een herkeuring als bedoeld in artikel 12c wordt onderworpen;
b. kunnen gebruiksvoorwaarden worden gesteld.
11. De verklaring, bedoeld in het tweede lid, kan betrekking hebben op één of meer drukapparaten.
12. De gebruiker draagt er zorg voor dat de keuring, bedoeld in het tweede lid, veilig kan worden uitgevoerd.
1. De verklaring van ingebruikneming, bedoeld in artikel 12b, tweede lid, en de verklaring van intredekeuring en ingebruikneming, bedoeld in artikel 12d, tweede lid, gaan vergezeld van een aantekenblad.
2. Op een aantekenblad worden de bevindingen van elke verrichting aan de drukapparatuur vermeld, met, indien van toepassing, verwijzing naar verklaringen en bijbehorende rapporten, totdat de drukapparatuur is afgekeurd hetzij onklaar is gemaakt hetzij anderszins kennelijk niet meer voor gebruik is bestemd.
3. Uitsluitend de betrokken aangewezen keuringsinstelling of de aangewezen keuringsdienst van gebruikers is bevoegd op het aantekenblad aantekeningen te maken.
In artikel 13, vierde lid, wordt «en de voorlopige verklaring van ingebruikneming, bedoeld in artikel 12b, tiende lid» vervangen door: , de voorlopige verklaring van ingebruikneming, bedoeld in artikel 12b, twaalfde lid, de verklaringen van herkeuring, bedoeld in artikel 12c, tweede lid, het aantekenblad, bedoeld in artikel 12e, eerste lid, de verklaring van intredekeuring en ingebruikneming, bedoeld in artikel 12d, tweede lid, het vervaardigingsbewijs, bedoeld in artikel 39, vierde lid en de bij beoordelingen en keuringen behorende rapporten.
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «deze verklaring of goedkeuring heeft afgegeven onderscheidenlijk heeft verleend» vervangen door: in het bezit is van de technische documentatie van de drukapparatuur of samenstellen,.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De keuringsinstelling, bedoeld in het eerste lid, beoordeelt de wijzigingen en deelt schriftelijk mee of de verklaring van EG-typeonderzoek of EG-ontwerponderzoek onderscheidenlijk het goedgekeurde kwaliteitssysteem voor de te wijzigen drukapparatuur of samenstellen of het te wijzigen type hiervan geldig is of aanvullingen behoeft dan wel dat het kwaliteitssysteem opnieuw moet worden beoordeeld.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Indien de keuringsinstelling, bedoeld in het eerste lid, van oordeel is dat de wijzigingen van invloed kunnen zijn op de overeenstemming met de in bijlage I bij de richtlijn opgenomen essentiële veiligheidseisen, wordt de gewijzigde drukapparatuur of samenstellen of het gewijzigde type hiervan aan een aanvullend EG-typeonderzoek of EG-ontwerponderzoek, onderscheidenlijk wordt het kwaliteitssysteem aan een aanvullende beoordeling, bedoeld in bijlage III bij de richtlijn, onderworpen. Bij goedkeuring van het EG-typeonderzoek of het EG-ontwerponderzoek wordt een aanvulling op de oorspronkelijke verklaring afgegeven. Een aanvullende beoordeling van het gewijzigde kwaliteitssysteem wordt vastgelegd in een rapport. Bij goedkeuring van het gewijzigde kwaliteitssysteem wordt een aanvulling op de oorspronkelijke goedkeuring afgegeven.
4. Het vierde lid komt te luiden:
4. Dit artikel is, met inachtneming van artikel 12a, tweede lid, van overeenkomstige toepassing op druksystemen.
5. Het vijfde en zesde lid vervallen.
Na artikel 14 wordt een artikel met opschrift ingevoegd, luidende:
1. Op voorgenomen wijzigingen of reparaties, met uitzondering van het reguliere technische onderhoud, aan drukapparatuur, waarvoor een verklaring van ingebruikneming of een verklaring van intredekeuring en ingebruikneming is afgegeven, is bijlage I, met uitzondering van punt 3.3, bij de richtlijn van overeenkomstige toepassing, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de wijzigingen en reparaties worden uitgevoerd.
3. Van voorgenomen wijzigingen of reparaties aan drukapparatuur, bedoeld in het eerste lid, wordt een aangewezen keuringsinstelling of een aangewezen keuringsdienst van gebruikers door de gebruiker onverwijld in kennis gesteld.
4. De instelling of dienst, bedoeld in het derde lid, beoordeelt de constructieve aspecten van de voorgestelde wijziging of reparatie, waarbij, voorzover van toepassing, rekening wordt gehouden met eerder uitgevoerd onderzoek en houdt toezicht op de uitvoering van de wijziging of reparatie.
5. Indien de wijzigingen of reparaties aan de drukapparatuur, bedoeld in het eerste lid, van invloed zijn op de wijze van gebruik, de uitrusting of de opstelling, beoordeelt de instelling of dienst, bedoeld in het derde lid, de integratie en beveiliging.
6. Met betrekking tot de gewijzigde of gerepareerde apparatuur worden door de instelling of dienst, bedoeld in het derde lid, zo nodig, de onderzoeken, bedoeld in artikel 12b, zesde lid, uitgevoerd.
7. Met betrekking tot voorgenomen wijzigingen aan drukapparatuur dat in gebruik is en waarvoor geen verklaring van ingebruikneming of een verklaring van intredekeuring en ingebruikneming is afgegeven, maar na de voorgenomen wijziging wel valt onder de apparatuur die is aangewezen op grond van artikel 12b, eerste lid, is het eerste tot en met het zesde lid van overeenkomstige toepassing, alsmede worden door de dienst of instelling, bedoeld in het derde lid, zo nodig, de onderzoeken, bedoeld in artikel 12c, zesde lid, uitgevoerd.
8. De instelling of dienst, bedoeld in het derde lid, stelt een rapport op van de beoordelingen, bedoeld in het vierde en vijfde lid, van het toezicht, bedoeld in het vierde lid, en van de onderzoeken, bedoeld in het zesde en zevende lid, en stelt een exemplaar van dit rapport beschikbaar aan de gebruiker.
9. Indien is gebleken dat tegen het verder gebruik van de drukapparatuur geen bezwaar bestaat, wordt door de instelling of dienst, bedoeld in het derde lid,
a. een aanvulling op de verklaring van ingebruikneming of de verklaring van intredekeuring en ingebruikneming gegeven, of
b. een verklaring van ingebruikneming afgegeven indien het zevende lid van toepassing is.
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «dat het type onderscheidenlijk het kwaliteitssysteem niet voldoet» vervangen door: dat het type, het ontwerp of het kwaliteitssysteem niet meer voldoet.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Een aangewezen keuringsinstelling of aangewezen keuringsdienst van gebruikers trekt een door haar afgegeven verklaring van ingebruikneming, een verklaring van herkeuring, of een verklaring van intredekeuring en ingebruikneming in, indien de drukapparatuur niet meer voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 12b, onderscheidenlijk artikel 12c, onderscheidenlijk artikel 12d.
Aan artikel 20, tweede lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, drie onderdelen toegevoegd, luidende:
c. de herkeuring, bedoeld in artikel 12c;
d. de intredekeuring, bedoeld in artikel 12d;
e. de beoordelingen en de onderzoeken, bedoeld in artikel 14a.
Aan artikel 22, derde lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, drie onderdelen toegevoegd, luidende:
c. de herkeuring, bedoeld in artikel 12c;
d. de intredekeuring, bedoeld in artikel 12d;
e. de beoordelingen en de onderzoeken, bedoeld in artikel 14a.
Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden: Overgangsrecht nieuwbouwfase
2. Het eerste lid komt te luiden:
1. Dit besluit is, wat de eisen ten aanzien van de vervaardiging betreft, niet van toepassing op drukapparatuur en samenstellen die voldoen aan de wettelijke voorschriften ten aanzien van de vervaardiging zoals die luidden op de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit en voor 29 mei 2002 in de handel zijn gebracht en voor of na deze laatste datum in bedrijf zijn of worden gesteld voorzover zij niet alsnog in overeenstemming zijn gebracht met dit besluit met betrekking tot de eisen ten aanzien van de vervaardiging.
3. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:
3. Artikel 12a is niet van toepassing op druksystemen die voldoen aan de wettelijke voorschriften ten aanzien van vervaardiging zoals die luidden op de dag voor de inwerkingtreding van het besluit tot wijziging van het Besluit drukapparatuur houdende regels inzake de samenbouw van druksystemen en de ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen en tot wijziging van enige andere besluiten (Stb. 2001, 339) en voor 29 mei 2002 in bedrijf zijn gesteld voorzover zij niet alsnog in overeenstemming zijn gebracht met artikel 12a.
4. Van de apparatuur, bedoeld in het eerste lid, welke voor het eerst of opnieuw in gebruik wordt genomen, wordt vóór de ingebruikneming ervan, voorzover van toepassing, de integratie en beveiliging beoordeeld door een aangewezen keuringsinstelling of aangewezen keuringsdienst van gebruikers. Deze beoordeling vindt uitsluitend plaats voor apparatuur die is voorzien van een vervaardigingsbewijs. Van de beoordeling wordt door de instelling of dienst een rapport opgesteld en een exemplaar van dit rapport wordt beschikbaar gesteld aan de gebruiker.
5. Voor de toepassing van het vierde lid worden een bewijs van onderzoek en beproeving en een verklaring over de vervaardiging en eerste persproef, afgegeven in het kader van de toepassing van de Stoomwet, onderscheidenlijk de Wet Milieubeheer, aangemerkt als geldige vervaardigingbewijzen.
Na artikel 39 worden twee artikelen met opschrift ingevoegd, luidende:
1. De artikelen 12b en 23a zijn niet van toepassing op drukapparatuur, samenstellen en druksystemen die reeds in gebruik zijn gesteld op de dag van inwerkingtreding van het besluit tot wijziging van het Besluit drukapparatuur houdende regels inzake de samenbouw van druksystemen en de ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen en tot wijziging van enige andere besluiten (Stb. 2001, 339) en die voldoen aan de wettelijke voorschriften ten aanzien van de ingebruikneming zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van voornoemd besluit tot het tijdstip waarop deze apparatuur na montage wordt opgesteld en geïnstalleerd op een nieuwe plaats van opstelling.
2. Voor de toepassing van dit besluit wordt een vergunning voor het in werking brengen van stoomtoestellen of damptoestellen op grond van de Stoomwet onderscheidenlijk een verklaring voor het in werking brengen van toestellen onder druk in het kader van de toepassing van de Wet Milieubeheer aangemerkt als een verklaring van ingebruikneming als bedoeld in artikel 12b, tweede lid, tot het tijdstip waarop de apparatuur na montage wordt opgesteld en geïnstalleerd op een nieuwe plaats van opstelling.
1. Artikel 12c is niet van toepassing op drukapparatuur die reeds in gebruik is gesteld voor de dag van inwerkingtreding van het besluit tot wijziging van het Warenwetbesluit drukapparatuur houdende regels inzake het gebruik van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen en enige andere algemene maatregelen van bestuur (Stb. 2004, 387) en die voldoet aan de wettelijke voorschriften ten aanzien van het gebruik zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van voornoemd besluit tot het tijdstip waarop deze apparatuur een eerstvolgende herkeuring ingevolge voornoemde wettelijke voorschriften had moeten ondergaan.
2. Artikel 12c is niet van toepassing op drukapparatuur die reeds in gebruik is gesteld op de dag van inwerkingtreding van het besluit, bedoeld in het eerste lid, en waarvoor geen herkeuring ingevolge de wettelijke voorschriften, bedoeld in het eerste lid, is vereist.
3. Bij ministeriele regeling kunnen, in afwijking van het tweede lid, om veiligheidstechnische redenen nadere regels worden gesteld.
4. Een aanvraag om een herkeuring van drukapparatuur op grond van een wettelijk voorschrift, gedaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van het besluit, bedoeld in het eerste lid, waarbij over het resultaat van de herkeuring op dat tijdstip nog niet is beslist, wordt vanaf dat tijdstip beschouwd als een aanvraag om een verklaring van herkeuring als bedoeld in artikel 12c, derde lid.
5. Voor de toepassing van artikel 12c, zesde lid, wordt rekening gehouden met de onderzoeken ingevolge de wettelijke voorschriften ten aanzien van het gebruik zoals die luidden op de dag voor de inwerkingtreding van het besluit, bedoeld in het eerste lid.
Rubriek C40, Warenwetbesluit drukapparatuur, van de bijlage bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten2 komt te luiden:
Omschrijving van de overtreding | |||
---|---|---|---|
Boetebedrag per | categorie | ||
C-40 | Warenwetbesluit drukapparatuur | I | II |
C-40.1.1 | art. 4, lid 1, j° art. 5, lid 1 | € 450,- | € 900,- |
C-40.1.2 | art. 4, lid 1, j° art. 7, sub a | € 450,- | € 900,- |
C-40.1.3 | art. 4, lid 1, j° art. 7, sub b | € 450,- | € 900,- |
C-40.1.4 | art. 4, lid 1, j° art. 7, sub c | € 450,- | € 900,- |
C-40.1.5 | art. 4, lid 1, j° art. 7, sub d | € 450,- | € 900,- |
C-40.1.6 | art. 4, lid 1, j° art. 7, sub e | € 450,- | € 900,- |
C-40.1.7 | art. 4, lid 1, j° art. 7, sub f | € 450,- | € 900,- |
C-40.1.8 | art. 4, lid 1, j° art. 8, lid 1, sub a | € 450,- | € 900,- |
C-40.1.9 | art. 4, lid 1, j° art. 8, lid 1, sub b | € 450,- | € 900,- |
C-40.1.10 | art. 4, lid 1, j° art. 8, lid 2 | € 450,- | € 900,- |
C-40.1.11 | art. 4, lid 1, j° art. 8, lid 3 | € 450,- | € 900,- |
C-40.1.12 | art. 4, lid 1, j° art. 9, lid 1 | € 450,- | € 900,- |
C-40.1.13 | art. 4, lid 1, j° art. 23a, lid 1 | € 450,- | € 900,- |
C-40.1.14 | art. 4, lid 1, j° art. 24, lid 1 | € 450,- | € 900,- |
C-40.2.1 | art. 4, lid 2, j° art. 5, lid 1 | € 450,- | € 900,- |
C-40.2.2 | art. 4, lid 2, j° art. 9, lid 2 | € 450,- | € 900,- |
C-40.2.3 | art. 4, lid 2, j°art. 9, lid 3 | € 450,- | € 900,- |
C-40.2.4 | art. 4, lid 2, j° art. 11, lid 1 | € 450,- | € 900,- |
C-40.2.5 | art. 4, lid 2, j° art. 11, lid 3 | € 450,- | € 900,- |
C-40.2.6 | art. 4, lid 2, j° art. 12, lid 1 | € 450,- | € 900,- |
C-40.2.7 | art. 4, lid 2, j° art. 12, lid 4 | € 450,- | € 900,- |
C-40.2.8 | art. 4, lid 2, j° art. 12e, lid 3 | € 450,- | € 900,- |
C-40.2.9 | art. 4, lid 2, j° art. 16, lid 2 | € 450,- | € 900,- |
C-40.2.10 | art. 4, lid 2, j° art. 16, lid 4 | € 450,- | € 900,- |
C-40.2.11 | art. 4, lid 2, j° art. 25 | € 450,- | € 900,- |
C-40.2.12 | art. 4, lid 2, j° art. 39, lid 2 | € 450,- | € 900,- |
C-40.3.1 | art. 4, lid 3, j° art. 11, lid 1 | € 450,- | € 900,- |
C-40.3.2 | art. 4, lid 3, j° art. 11, lid 4 | € 450,- | € 900,- |
C-40.3.3 | art. 4, lid 3, j° art. 11, lid 5 | € 450,- | € 900,- |
C-40.3.4 | art. 4, lid 3, j° art. 11, lid 6 | € 450,- | € 900,- |
C-40.3.5 | art. 4, lid 3, j° art. 12, lid 1 | € 450,- | € 900,- |
C-40.3.6 | art. 4, lid 3, j° art. 12a, lid 1 | € 450,- | € 900,- |
C-40.3.7 | art. 4, lid 3, j° art. 12b, lid 2 | € 450,- | € 900,- |
C-40.3.8 | art. 4, lid 3, j° art. 12c, lid 2 | € 450,- | € 900,- |
C-40.3.9 | art. 4, lid 3, j° art. 12d, lid 2 | € 450,- | € 900,- |
C-40.3.10 | art. 4, lid 3, j° art. 14, lid 1 | € 450,- | € 900,- |
C-40.3.11 | art. 4, lid 3, j° art. 14, lid 4 | € 450,- | € 900,- |
C-40.3.12 | art. 4, lid 3, j° art. 14a, lid 1 | € 450,- | € 900,- |
C-40.3.13 | art. 4, lid 3, j° art. 14a, lid 4 | € 450,- | € 900,- |
C-40.3.14 | art. 4, lid 3, j° art. 39, lid 4 | € 450,- | € 900,- |
C-40.4.1 | art. 4, lid 4, j° art. 9, lid 2 | € 450,- | € 900,- |
C-40.4.2 | art. 4, lid 4, j° art. 9, lid 3 | € 450,- | € 900,- |
C-40.4.3 | art. 4, lid 4, j° art. 12b, lid 2 | € 450,- | € 900,- |
C-40.4.4 | art. 4, lid 4, j° art. 12c, lid 2 | € 450,- | € 900,- |
C-40.4.5 | art. 4, lid 4, j° art. 12d, lid 2 | € 450,- | € 900,- |
C-40.4.6 | art. 4, lid 4, j° art. 12e, lid 1 | € 450,- | € 900,- |
C-40.4.7 | art. 4, lid 4, j° art. 13, lid 1 | € 450,- | € 900,- |
C-40.4.8 | art. 4, lid 4, j° art. 13, lid 3 | € 450,- | € 900,- |
C-40.4.9 | art. 4, lid 4, j° art. 13, lid 4 | € 450,- | € 900,- |
C-40.4.10 | art, 4, lid 4, j° art. 23 | € 450,- | € 900,- |
C-40.4.11 | art. 4, lid 4, j° art. 29 | € 450,- | € 900,- |
C-40.5.1 | art. 24, lid 2 | € 450,- | € 900,- |
Het Stoombesluit3 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 8, derde lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. stoomtoestellen en damptoestellen waarop het Warenwetbesluit drukapparatuur van toepassing is.
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor het eerste lid vervalt de aanduiding «1».
2. Het tweede lid vervalt.
Het Arbeidsomstandighedenbesluit4 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 7.4a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het negende lid, onderdeel c, vervalt.
2. In het elfde lid wordt «drukapparatuur, samenstellen en druksystemen» vervangen door: drukapparatuur.
3. Aan het twaalfde lid wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel d van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. drukapparatuur waarop artikel 12c van het Warenwetbesluit drukapparatuur van toepassing is.
4. Na het twaalfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
13. Het vierde lid is ten aanzien van wijzigingen of reparaties niet van toepassing op drukapparatuur waarop artikel 12c van het Warenwetbesluit drukapparatuur van toepassing is.
In artikel 9.9a, eerste lid, onderdeel e, wordt «en 4.18, eerste lid» vervangen door: en 4.18, eerste en tweede lid.
Het Warenwetbesluit liften5 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «artikel 8» vervangen door: artikel 9.
2. In het tweede lid wordt «artikel 9» vervangen door artikel 8.
Aan het slot van artikel 17, vijfde lid, tweede zin, wordt toegevoegd: en, voor wat betreft liften als bedoeld in het eerste lid, aan artikel 19, derde lid, van dit besluit en artikel 7.21, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
De laatste volzin van:
a. artikel 2, eerste lid, van het Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer6;
b. artikel 2, eerste lid van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer7;
c. artikel 2, eerste lid, van het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer8;
komt te luiden:
De voorschriften, opgenomen in bijlage I, zijn niet van toepassing op drukapparatuur, samenstellen en druksystemen waarop het Warenwetbesluit drukapparatuur van toepassing is, voorzover de voorschriften betrekking hebben op het ontwerp, de vervaardiging, de overeenstemmingsbeoordeling, de keuring voor ingebruikneming en de herkeuring bedoeld in dat besluit.
Het Besluit glastuinbouw9 wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 4 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De voorschriften, opgenomen in bijlage 2, zijn niet van toepassing op drukapparatuur, samenstellen en druksystemen waarop het Warenwetbesluit drukapparatuur van toepassing is, voorzover de voorschriften betrekking hebben op het ontwerp, de vervaardiging, de overeenstemmingsbeoordeling, de ingebruikneming en het gebruik bedoeld in dat besluit.
Het Besluit tankstations milieubeheer10 wordt als volgt gewijzigd:
De laatste volzin van artikel 2, eerste lid, komt te luiden:
De voorschriften, opgenomen in bijlage I, zijn niet van toepassing op drukapparatuur, samenstellen en druksystemen waarop het Warenwetbesluit drukapparatuur van toepassing is, voorzover de voorschriften betrekking hebben op het ontwerp, de vervaardiging, de overeenstemmingsbeoordeling, de ingebruikneming en het gebruik bedoeld in dat besluit.
De tweede volzin van artikel 3 komt te luiden:
De voorschriften, opgenomen in de bijlagen I en II, zijn niet van toepassing op drukapparatuur, samenstellen en druksystemen waarop het Warenwetbesluit drukapparatuur van toepassing is, voorzover de voorschriften betrekking hebben op het ontwerp, de vervaardiging, de overeenstemmingsbeoordeling, de ingebruikneming en het gebruik bedoeld in dat besluit.
Het Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer11 wordt als volgt gewijzigd:
Voorschrift 8.1.1 van bijlage 1 komt te luiden:
8.1.1 Een reservoir dat op een bouwplaats is opgesteld en in gebruik is ten behoeve bouwactiviteiten is, voorzover van toepassing, in overeenstemming met het Warenwetbesluit drukapparatuur en voldoet voorts aan CPR 11-1 voorzover deze richtlijn niet in strijd is met voornoemd besluit indien dit besluit van toepassing is. Een reservoir dat anders dan op een bouwplaats is opgesteld of anders dan ten behoeve van bouwactiviteiten in gebruik is, is, voorzover van toepassing, in overeenstemming met het Warenwetbesluit drukapparatuur en voldoet voorts aan CPR 11-2 of CPR 11-3 voorzover deze richtlijnen niet in strijd zijn met voornoemd besluit indien dit besluit van toepassing is.
De eerste volzin van voorschrift 8.1.2 van bijlage 1 komt te luiden:
Indien het Warenwetbesluit drukapparatuur niet van toepassing is op een reservoir als bedoeld in voorschrift 8.1.1, wordt dit reservoir met toebehoren, leidingen en andere installatieonderdelen gekeurd en herkeurd overeenkomstig NEN-EN 12 817.
Artikel IX van het besluit van 5 juli 2001 tot wijziging van het Besluit drukapparatuur houdende regels inzake de samenbouw van druksystemen en de ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen en tot wijziging van enige andere besluiten (Stb. 2001, 339), vervalt.
1. Dit besluit treedt, met uitzondering van de artikelen IV, onderdeel B, en V, in werking met ingang van de eerste dag van de twaalfde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
2. De artikelen IV, onderdeel B, en V, treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid a.i.,
M. C. F. Verdonk
Uitgegeven de tiende augustus 2004
De Minister van Justitie a.i.,
M. C. F. Verdonk
Dit besluit tot wijziging van het Warenwetbesluit drukapparatuur vormt het laatste deel van een in 1999 ingezet traject tot een algehele herziening van de regelgeving op het gebied van drukapparatuur.
Met de genoemde herziening is beoogd de bestaande zeer versnipperde regelgeving voor drukapparatuur te harmoniseren en waar mogelijk door middel van vereenvoudiging verlichting van de administratieve lasten te bewerkstelligen.
Dit besluit tot wijziging van het Warenwetbesluit drukapparatuur maakt onderdeel uit van de uitwerking van het Actieplan vereenvoudiging SZW-regelgeving, dat op 28 november 2002 aan de Tweede Kamer is gezonden (Kamerstukken II 2002-2003, 28600 XV, nr. 24).
Het gehele herzieningstraject bestaat uit drie onderdelen waarvan er reeds twee zijn gerealiseerd.
Bij het Besluit drukapparatuur, Stb. 1999, 311 is de Europese richtlijn nr. 97/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 mei 1997 inzake onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende drukapparatuur (PbEG L 181) (hierna genoemd richtlijn of richtlijn drukapparatuur) geïmplementeerd in de nationale regelgeving inzake productveiligheid. De richtlijn heeft uitsluitend betrekking op technische eisen in de nieuwbouwfase.
Bij besluit van 5 juli 2001 tot wijziging van het Besluit drukapparatuur, Stb. 339, zijn voorschriften die betrekking hebben op de samenbouw van drukapparatuur onder verantwoordelijkheid van de gebruiker en op de ingebruikneming van drukapparatuur ondergebracht in het Besluit drukapparatuur. Hierbij gaat het om nationaal beleid dat tot dan toe hoofdzakelijk was gebaseerd op de Stoomwet. Het gaat in zowel het eerste deel als het tweede deel om de bronaanpak voor de veiligheid van bedoelde apparatuur.
In artikel 2, tweede lid, van de richtlijn is bepaald dat de richtlijn geen afbreuk doet aan de bevoegdheid van de lidstaten om eisen voor te schrijven die zij noodzakelijk achten ter bescherming van personen bij het gebruik van de betrokken apparatuur, mits dit niet inhoudt dat de apparatuur daardoor veranderingen moet ondergaan. Deze bepaling is in de richtlijn opgenomen om de lidstaten de ruimte te bieden om apparatuur ook na de ingebruikneming aan een (her)keuring te onderwerpen.
Onder verwijzing naar de nota van toelichting bij het Besluit drukapparatuur heeft de richtlijn primair tot doel handelsbelemmeringen ten aanzien van de betrokken (nieuwe) drukapparatuur op te heffen door harmonisering van productveiligheidseisen en de toepassing van certificeringprocedures. Aan het gebruik van drukapparatuur worden in de richtlijn geen eisen gesteld. Evenmin is in de richtlijn een regime voor herkeuring, wijzigingen en reparaties aan apparatuur in de gebruiksfase opgenomen. In de bestaande regelgeving is voor veel drukhoudende apparatuur wel voorzien in eisen met betrekking tot het gebruik, met inbegrip van een zogenoemde herkeuring na een bepaalde gebruiksperiode. Naast de certificatie van drukapparatuur in het kader van de nieuwbouw en de keuring voor ingebruikneming blijft een herkeuring met het oog op een verantwoord veiligheidsbeleid noodzakelijk. Met dit instrument wordt beoogd om voor de meer gevaarvolle apparatuur te beoordelen of een verder gebruik veilig kan plaats vinden.
Tijdens het gebruik van drukapparatuur gaat de conditie, in casu de veiligheid van deze apparatuur achteruit als gevolg van slijtage, veroudering etc. Wanneer niet tijdig maatregelen worden genomen zal de apparatuur op den duur falen of bezwijken met het risico op ernstige arbeidsongevallen, tenzij tijdig onderhoud of herstel wordt gepleegd. Om zeker te zijn, dat gevaarlijke apparatuur in een goede conditie wordt gehouden, zijn in zowel de arbeidsomstandighedenwetgeving, de warenwetgeving, de stoomwetgeving, als de milieuwetgeving verplichtingen opgenomen tot het regelmatig (her)keuren van in gebruik zijnde apparatuur.
De voorschriften in deze wetgevingscomplexen zijn onderling sterk verschillend en kunnen nauwelijks worden verklaard uit de aard van de te keuren producten. Het gemeenschappelijke in deze regelingen is de monopoliepositie van de uitvoerende keuringsinstantie. Voor drukapparatuur is dit het Stoomwezen B.V.
De opvatting, dat veiligheid en kwaliteit alleen kunnen worden gewaarborgd bij het ontbreken van concurrentie lag aan monopolieposities ten grondslag. Deze opvatting is inmiddels achterhaald door ervaringen uit het bedrijfsleven met de toepassing van kwaliteitssystemen, die door onafhankelijke certificerende instellingen worden bewaakt. De certificerende instellingen worden op hun beurt dan weer bewaakt door de Raad voor Accreditatie.
Met de invoering van de richtlijn drukapparatuur is er regelgeving gekomen voor nieuw op de markt aan te bieden drukapparatuur die niet goed aansluit bij de bestaande nationale regelgeving voor het herkeuren van apparaten die in gebruik zijn genomen. Deze regelgeving voor drukhoudende apparatuur, evenals voor andere arbeidsmiddelen, bestaat al vrij lang en is mede aanleiding geweest om te bezien of er wijzigingen in het herkeuringsregime wenselijk en noodzakelijk waren. Een daartoe uitgevoerd evaluatie-onderzoek heeft uitgewezen dat de herkeuringsregimes voor arbeidsmiddelen hun nut bewijzen, dat ze over het algemeen als noodzakelijk worden beschouwd en dat voortzetting ervan is geïndiceerd. Op basis van dit onderzoek is de conclusie getrokken dat de regimes met wijzigingen moeten worden voortgezet. De wijzigingen hebben betrekking op de invoering van marktwerking in het herkeuringsregime onder gelijktijdige waarborging van het bestaande veiligheidsniveau, aansluiting van het herkeuringsregime op de systematiek van de richtlijn drukapparatuur, het gebruik van accreditatie bij de aanwijzing van keuringsinstellingen en de inschakeling van keuringsdiensten van gebruikers.
Op 12 december 1997 is advies gevraagd aan de Commissie Arbeidsomstandigheden van de Sociaal-Economische Raad (SER) over de voorgenomen nieuwe opzet van de keuringsregimes voor gevaarlijke producten in de gebruiksfase. Het SER-advies is vastgesteld op 18 juni 1998 (nr. 98.14483/LN/204). In grote lijnen is een positief advies uitgebracht over door de staatssecretaris in zijn brief van 12 december 1997 (kenmerk ARBO/APM/97/02863) uiteengezette herziening van SZW-keuringsregimes. In dit advies wordt ingestemd met de handhaving van de wettelijke keuringsverplichtingen voor drukapparatuur. De Commissie kan zich in beginsel vinden in de introductie van marktwerking bij de aanwijzing van keuringsinstellingen indien dit een bijdrage kan leveren tot het optimaliseren van veiligheid. Binnen de beoogde keuringssystematiek zal dit plaats kunnen vinden. Voorts wordt op de betreffende plaatsen in deze toelichting verder ingegaan op dit advies.
Voor het bepalen of een wettelijk keuringsregime nodig is wordt als uitgangspunt gekozen dat dit alleen wordt ingesteld voor die arbeidsmiddelen (en daarmee ook drukapparatuur) waarmee een reële kans bestaat op arbeidsongevallen, waarbij tenminste twee personen tegelijkertijd ernstig tot dodelijk gewond kunnen raken. Voor veel drukapparatuur is het genoemde uitgangspunt van toepassing, waarmee wordt bevestigd dat voortzetting van het reeds bestaande herkeuringsregime gerechtvaardigd is. Deze vaststelling ligt in lijn met de door belanghebbende partijen geuite gedachte dat voortzetting van het keuringsregime voor drukapparatuur als een noodzakelijkheid moet worden gezien.
Voor de bepaling welke drukapparatuur onder het wettelijk keuringsregime moet vallen wordt het risico met betrekking tot de veiligheid en gezondheid van personen en het milieu dat verbonden is aan het gebruik van apparatuur in ogenschouw genomen. Voorts moeten keuringen een wezenlijke bijdrage leveren aan de veiligheid van de apparatuur in de gebruiksfase. De grenzen van een herkeuringsregime zijn met deze, in het hiervoor genoemde SER-advies onderschreven, uitgangspunten op zich moeilijk exact te bepalen. De jarenlange praktijkervaring met het bestaande herkeuringsregime en afstemming met de belanghebbende partijen (keuringsinstellingen, gebruikers, fabrikanten en vertegenwoordigers van het Inter Provinciaal Overleg) hebben geleid tot een invulling van de keuringsgrenzen. Die invulling heeft plaats gevonden aan de hand van genoemde praktijkervaring, waarbij door inschatting van de risico’s met betrekking tot de veiligheid en gezondheid en het milieu aan de hand van de hoeveelheid (bepaald door het volume en de druk) van een stofsoort in een drukapparaat de bepalende factor is geweest. De keuringsgrenzen worden vastgelegd bij ministeriële regeling.
Voor de drukapparatuur die niet valt onder het keuringsregime op grond van het onderhavige besluit is het keuringsregime voor gevaarlijke arbeidsmiddelen op grond van artikel 7.4a van het Arbeidsomstandighedenbesluit van toepassing. De noodzaak tot het (laten) keuren en onderhouden van die apparatuur, ter invulling van de verplichting om apparatuur in goede staat te houden, wordt door de werkgever bepaald. De resultaten van de door hem op te stellen risico-inventarisatie en -evaluatie zijn daarbij bepalend.
Onder handhaving van de herkeuring ligt het in de rede om een goede aansluiting te verkrijgen op de systematiek van het Warenwetbesluit drukapparatuur, waarin de richtlijn drukapparatuur is geïmplementeerd, en niet op de huidige verspreide regelgeving, met de daaraan verbonden tekortkomingen (zie ook punt 1.2 van de algemene toelichting bij het Besluit drukapparatuur, Stb. 1999, 311). Deze verspreide regelgeving is met het onderhavige besluit in overeenstemming gebracht. Als gevolg van de invoering van het vernieuwde herkeuringsregime door middel van een wijziging van het Warenwetbesluit drukapparatuur en niet via wijzigingen in de diverse regelgevingscomplexen, worden de gesignaleerde knelpunten van de bestaande, zeer verbrokkelde wetgeving, die ook door de belanghebbenden worden ervaren, weggenomen, en daardoor ook andere nadelen, zoals verschillen in aanwijzingscriteria in de huidige regelingen, beoordelingsverschillen en strijdigheden in keuringseisen voor apparatuur die qua potentieel gevaar vergelijkbaar zijn. In het bijzonder vergunningsverleners (Provincie, Gemeente) blijken onderling geen uniforme eisen over te keuren apparatuur neer te leggen in de verleende milieuvergunningen. Het onderhavige wijzigingsbesluit heeft zowel betrekking op drukapparatuur die met toepassing van het Besluit drukapparatuur, Stb. 1999, 311, na 29 november 1999 in gebruik is gesteld als op drukapparatuur die in gebruik is genomen voor genoemde datum op grond van de toen geldende regelgeving. Voor de laatste categorie drukapparatuur is voorzien in overgangsrecht (zie de toelichting op de artikelen 39, 39a en 39b).
Tevens wordt in lijn met de huidige systematiek ten aanzien van de nieuwbouwkeuring van apparatuur en de keuring voor ingebruikneming in het onderhavige wijzigingsbesluit de marktwerking voor het herkeuringsregime geïntroduceerd.
Met het onderhavige besluit wordt tevens invulling gegeven aan het beleidsvoornemen met betrekking tot harmonisatie van onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) ressorterende keuringsregimes in de gebruiksfase zoals aangekondigd in paragraaf 1.1 van de nota van toelichting bij het Besluit van 5 juli 2001 tot wijziging van het Besluit drukapparatuur (Stb. 339).
Het onderhavige besluit is, evenals het Besluit drukapparatuur van 5 juli 1999, Stb. 311, en het Wijzigingsbesluit van 5 juli 2001, Stb. 339, tot stand gekomen in overleg met fabrikanten, gebruikers en keuringsinstellingen uit de sector drukapparatuur. Ook hebben het FME/CWM, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en het Staatstoezicht op de Mijnen hun bijdragen aan het overleg geleverd.
De inbreng van genoemde partijen heeft er toe bijgedragen dat een goede balans is gevonden tussen afgewogen maatregelen en het handhaven van het noodzakelijk geachte veiligheidsniveau van drukapparatuur.
2. Het onderhavige wijzigingsbesluit
2.1 Samenhang met de Arbeidsomstandighedenwetgeving
De Arbeidsomstandighedenwetgeving sluit zoveel mogelijk aan bij de voorschriften van de Warenwet. Zo dienen arbeidsmiddelen - waartoe drukapparatuur die door werknemers wordt gebruikt zijn te rekenen - ingevolge het op de Arbeidsomstandighedenwet 1998 gebaseerde Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit), te worden gekeurd en zo nodig beproefd, indien deze onderhevig zijn aan invloeden die leiden tot verslechteringen welke aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van gevaarlijke situaties (artikel 7.4a, derde lid, Arbobesluit). Deze keuring moet ook plaatsvinden telkens wanneer zich uitzonderlijke gebeurtenissen hebben voorgedaan (artikel 7.4a, vierde lid, Arbobesluit). In verband met de keuringsverplichting op grond van artikel 12c, is artikel 7.4a van het Arbobesluit hiermee in overeenstemming gebracht zodat een ongewenste samenloop van keuringsverplichtingen wordt voorkomen (zie artikel IV, onderdeel A, en de toelichting hierop).
2.2 Samenhang met milieuwetgeving
Eisen met betrekking tot de technische integriteit van drukapparatuur tijdens het gebruik van deze apparatuur voortvloeiend uit de milieuwetgeving worden vervangen door de voorschriften ingevolge het onderhavige besluit. Het betreft de volgende besluiten gebaseerd op artikel 8.40 van de Wet milieubeheer:
a. Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer;
b. Besluit glastuinbouw;
c. Besluit LPG-tankstations milieubeheer;
d. Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer;
e. Besluit tankstations milieubeheer;
f. Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer.
Regeling lekdichtheidsvoorschriften koelinstallaties 1997.
In deze regeling, die is gebaseerd op artikel 5, tweede lid, van het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen Wms 2003 en artikel 1, tweede lid, van het Besluit broeikasgassen Wms 2003, zijn voorschriften gegeven omtrent het ontwerpen, het in gebruik nemen en het onderhouden van koelinstallaties. Onder een koelinstallatie wordt verstaan een mobiel of stationair samenstel van op elkaar afgestemde toestellen en leidingen, dat dient tot het onttrekken van warmte, waarvan de som van de nominale aandrijfvermogens, met uitsluiting van eventuele aanwezige hulpapparatuur, 500 watt of meer bedraagt en waarin een stof, genoemd in de bijlage I bij de verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (PbEG L 244), dient als koudemiddel. Deze koelinstallaties vallen onder het Warenwetbesluit drukapparatuur, omdat in die installaties drukapparatuur voorkomt. Derhalve heeft ook het onderhavige wijzigingsbesluit betrekking op die koelinstallaties. De Regeling lekdichtheidsvoorschriften koelinstallaties 1997 zal dan ook in overeenstemming worden gebracht met het Warenwetbesluit drukapparatuur en het onderhavige wijzigingsbesluit. Zolang die regeling niet is aangepast, blijven bedoelde voorschriften buiten toepassing, omdat de desbetreffende voorschriften van het Warenwetbesluit drukapparatuur van hogere orde zijn. Die regeling zal echter blijven gelden voor koelinstallaties op schepen, omdat het Warenwetbesluit drukapparatuur niet van toepassing is op schepen.
De eisen die in dit besluit worden gesteld ten aanzien van drukapparatuur houden verplichtingen in voor de gebruiker. Een gebruiker is degene die drukapparatuur gebruikt. Verschillende verplichtingen in het besluit regarderen de gebruiker van de betreffende apparatuur; bijvoorbeeld het in bezit hebben van een verklaring van herkeuring en het melden van voorgenomen wijzigingen en reparaties. De gebruiker is degene die feitelijk de apparatuur onder zich heeft en gebruikt, ongeacht de civielrechtelijke positie van deze ten opzichte van de apparatuur. Dit betekent bijvoorbeeld dat een huurder van de apparatuur die deze apparatuur ook gebruikt, als gebruiker in de zin van dit besluit wordt aangemerkt en derhalve de verplichtingen die voor een gebruiker gelden in acht dient te nemen. Dit laat onverlet de mogelijkheid dat een gebruiker bepaalde handelingen laat verrichten door een derde; bijvoorbeeld dat door een eigenaar die geen gebruiker is van drukapparatuur namens de gebruiker een verklaring van herkeuring wordt aangevraagd en documenten bewaart, maar ontslaat de gebruiker niet van zijn publiekrechtelijke verplichtingen die uit dit besluit voor hem voortvloeien.
Bij het herkeuren van drukhoudende apparatuur gaat het om de beoordeling of een verder gebruik van die apparatuur onder de beoogde gebruiksomstandigheden nog verantwoord is. Overigens is een dergelijke keuring niet voor alle apparatuur nodig. Voorbeelden hiervan zijn drukapparatuur waar het gevaarsaspect bij het gebruik beduidend lager ligt. Gezien de grote verscheidenheid van drukapparatuur moet de herkeuring worden afgestemd op de specifieke kenmerken van het soort apparaat en het gebruik daarvan. Voor de aanwijzing (grenzen) van drukapparatuur voor de herkeuring zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij de grenzen van de verplichting tot een keuring voor eerste ingebruikneming. Deze benadering wordt onderschreven in het in punt 1.1 genoemde SER-advies. De herkeuringstermijnen zullen enerzijds worden afgestemd op de termijnen in het Stoombesluit en anderzijds op de termijnen zoals die in de huidige herkeuringspraktijk worden gevolgd, met inbegrip van de mogelijkheid van termijnverlenging. Ook een risico-afhankelijke herkeuringstermijn zal mogelijk worden gemaakt. Voor de aard en de wijze van het herkeuringsonderzoek zullen criteria worden vastgesteld, waarbij wordt aangesloten bij de huidige op het Stoombesluit gebaseerde zogenoemde «Regels voor toestellen onder druk» (besluit van 27 maart 1995, Stcrt. 61, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 31 januari 2000, Stcrt. 24); zie de toelichting op artikel 12c. In het in de inleiding vermelde SER-advies wordt er voor gepleit de huidige situatie van opstelling van richtlijnen en normalisatie-normen te handhaven, dat wil zeggen door een onafhankelijke commissie van deskundigen. Het voornemen om de opstelling van deze normen onder te brengen bij NEN (het Nederlands Normalisatie-instituut) is gerealiseerd. Waar nodig wordt naar (delen van) deze normen verwezen en daarmee kunnen deze in de herkeuringspraktijk worden gebruikt. Overigens moet bij herkeuring naast de voorgeschreven wettelijke herkeuring rekening worden gehouden met de aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van de betreffende apparatuur.
De herkeuring kan worden verricht door een voor die taak aangewezen keuringsinstelling of een keuringsdienst van gebruikers. Ten bewijze dat de herkeuring heeft plaats gevonden wordt een verklaring van herkeuring door de betrokken instelling of dienst opgesteld, waarin wordt verklaard dat de apparatuur onder de vastgelegde gebruiksomstandigheden opnieuw voor een bepaalde periode in gebruik kan worden genomen.
2.5 Keuringsinstellingen en keuringsdienst van gebruikers
Op grond van artikel 7a van de wet wijst de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de keuringsinstelling(en) en keuringsdienst(en) van gebruikers aan. De uit te voeren werkzaamheden van deze organisaties zijn deels hetzelfde als die in het kader van de procedures voor de beoordeling van de overeenstemming en de keuring voor eerste ingebruikneming. Voor een ander deel is bij de keuringen in de gebruiksfase een meer specifieke deskundigheid vereist. Met het oog hierop kan de minister naast de instellingen en diensten die reeds zijn aangewezen voor keuringen in de nieuwbouwfase en voor de keuring voor ingebruikneming afzonderlijk instellingen en diensten aanwijzen die uitsluitend taken uitvoeren in het kader van het onderhavige besluit.
Voor de aanwijzing zal de minister dezelfde systematiek volgen als die voor keuringsinstellingen en keuringsdiensten van gebruikers in de nieuwbouwfase. Zie hiervoor de nota van toelichting (punt 3.8) bij het Besluit drukapparatuur, Stb 1999, 311. Met deze aanpak wordt ingestemd met het in de inleiding vermelde SER-advies. De in dit advies vermelde opmerkingen ten aanzien van gegarandeerde functionele onafhankelijkheid en van criteria voor deskundigheid en kwaliteit voor keuringsdiensten van gebruikers worden meegenomen bij een accreditatieschema ten behoeve van een toetsing door de Raad voor Accreditatie van keuringsinstellingen en keuringsdiensten van gebruikers. Bij de introductie van marktwerking wordt de functie van kennis- en expertisecentrum behouden door in het accreditatieschema eisen op te nemen ten aanzien van deskundigheid en ervaring. Het voornemen is de ontwikkeling en het beheer van het accreditatieschema onder te brengen bij een – nog te vormen – Centraal College van Deskundigen op het terrein van drukapparatuur.
Op grond van artikel 27 van de wet kunnen met betrekking tot drukapparatuur, samenstellen en druksystemen maatregelen worden genomen, zoals het eisen van herstelling of behandeling, het aanbrengen van een merk van afkeuring of verzegeling, indien er sprake is van gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van personen of de veiligheid van goederen.
Drukapparaten die voor het tijdstip van inwerkingtreding van het onderhavige besluit in gebruik zijn gesteld, behoeven niet meteen te voldoen aan de eisen van het besluit. Drukapparaten kunnen onverkort in gebruik blijven tot de eerst volgende periodieke herkeuring volgens de vigerende wetgeving. Om veiligheidsredenen is er geen noodzaak om de bepalingen van het onderhavige besluit direct van toepassing te verklaren en het voorkomt daardoor dat veel administratieve wijzigingen in een korte periode moeten worden doorgevoerd. Door de geleidelijke toepassing van het besluit worden de daarmee verbonden kosten ook in de tijd gespreid. Het besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de twaalfde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst (zie artikel XI).
Ter uitvoering van artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204)1 kortweg de notificatierichtlijn, is een ontwerp van het onderhavige besluit op 6 februari 2004 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienr. 2004/37/NL).
Doel van de notificatieprocedure is de Europese Commissie en de overige lidstaten in de gelegenheid te stellen na te gaan in hoeverre de door een lidstaat voorgenomen normen en voorschriften zullen leiden tot belemmeringen in het handelsverkeer. De notificatie is verplicht omdat het onderhavige besluit een technisch voorschrift bevat in de zin van de notificatierichtlijn. Hierbij gaat het om een beoordeling van het ontwerp van tweedehands drukapparatuur die afkomstig is uit het buitenland en is vervaardigd voor de inwerkingtreding van de richtlijn drukapparatuur, alvorens deze apparatuur in gebruik mag worden genomen. Voor drukapparatuur welke is vervaardigd tot 29 mei 2002 volgens de nationale regels van één der EER-landen, niet zijnde de Nederlandse, bestaat de mogelijkheid dat deze in Nederland in gebruik genomen kan worden, zonder dat deze alsnog aan de vervaardigingseisen van het Warenwetbesluit drukapparatuur behoeft te voldoen. Dit sluit aan bij het overgangsrecht van de richtlijn drukapparatuur op grond waarvan de lidstaten het gebruik moeten toestaan van drukapparatuur die tot 29 mei 2002 is vervaardigd overeenkomstig de nationale voorschriften die golden voor de inwerkingtreding van de richtlijn. Hoewel de betreffende apparatuur niet behoeft te voldoen aan de vervaardigingseisen moet deze apparatuur omwille van de arbeidsveiligheid, alvorens zij in Nederland in gebruik wordt genomen, wel op constructie en beveiliging met het oog op het gebruiksdoel worden onderzocht (artikel 12d, zesde lid, onder a). Hierbij wordt onderzoek naar de constructie op grond van gelijkwaardige eisen dat eventueel al heeft plaatsgevonden in een andere EER-land gelijkgesteld met het nationale onderzoek dat op dit punt moet plaatsvinden. Hiervoor is een bepaling van wederzijdse erkenning opgenomen (artikel 12d, zevende lid).
Aangezien het betreffende voorschrift geen substantiële effecten heeft op de handel in drukapparatuur, is het niet gemeld aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie ter voldoening aan artikel 2, negende lid, van het op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Verdrag inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235).
In het kader van de notificatieprocedure zijn opmerkingen van de Europese Commissie en Frankrijk ontvangen. De commentaren van zowel de Commissie als Frankrijk, die elkaar deels overlappen, spitsen zich toe op de vraag of Nederland in haar nationale regime voor de ingebruikneming en de gebruiksfase geen aanvullende eisen stelt aan de Europees geregelde nieuwbouwfase. In de beantwoording is uiteengezet dat hiervan geen sprake is. De keuringen in de gebruiksfase richten zich op de veiligheidsaspecten van de apparatuur onder gebruiksomstandigheden. Verder is aan de hand van voorbeelden uitleg gegeven wat met bepaalde controles wordt bedoeld, waarmee tot uitdrukking is gebracht dat geen sprake is van een doublure met de reeds door de fabrikant volgens de richtlijn drukapparatuur uitgevoerde onderzoeken. In dit verband is er op gewezen dat het hierbij gaat om de controle of veiligheidsappendages kunnen werken zoals de fabrikant het heeft voorgeschreven. Deze controle op de goede werking heeft met name betrekking op de controle of de transportvoorzieningen zijn verwijderd, de uitstroomopening van de veiligheidsappendages niet wordt belemmerd en of de afstelling van de veiligheidsappendages voldoende is geborgd. Naar aanleiding van een opmerking van de Commissie is in artikel 12d, eerste lid, duidelijker aangegeven dat de intredekeuring niet is bedoeld voor drukapparatuur die reeds in de overgangstermijn van de richtlijn drukapparatuur na 29 november 1999 in overeenstemming is gebracht met de eisen van de richtlijn.
4. Uitvoerings- en handhavingsaspecten en financiële lasten
Op grond van artikel 25, eerste lid, van de Warenwet, heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de ambtenaren van de Arbeidsinspectie aangewezen als ambtenaren die belast zijn met het toezicht op de naleving van de wet en de daarop berustende bepalingen (Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke toezichthoudende taken op grond van SZW-wetgeving, laatstelijk gewijzigd bij regeling van 18 augustus 2003, Stcrt. 157). Dit toezicht zal worden uitgevoerd bij de reguliere inspectiebezoeken die deze dienst aan de bedrijven brengt.
Bij genoemde aanwijzingsregeling zijn mede aan de inspectieambtenaren van het Staatstoezicht op de mijnen het toezicht op de naleving van de Warenwet en de daarop berustende bepalingen opgedragen bij verkenningsonderzoek, het opsporen of winnen van delfstoffen of aardwarmte dan wel het opslaan van stoffen als bedoeld in de Mijnbouwwet.
In overeenstemming met het in punt 1.1 genoemde SER-advies wordt een centraal register waarin alle keuringsplichtige apparatuur is geregistreerd niet wettelijk geregeld, omdat het voor de opsporing en handhaving niet noodzakelijk is. Door middel van voorwaarden in de aanwijzingsbeschikking van een keuringsinstelling of een keuringsdienst van gebruikers, betrekking hebbend op registratie van bevindingen en toegankelijkheid van informatie, wordt voorzien in een register op instellingsniveau. Om te kunnen vaststellen of aan de verplichtingen van de Warenwet is voldaan moet, in het kader van opsporing en handhaving, bewijsmateriaal bij de gebruiker van de apparatuur aanwezig zijn (artikel 13, lid 3 en 4).
De inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit zal naar verwachting geen noemenswaardige taakverzwaring voor de genoemde inspectiedienst betekenen omdat het toezicht op de veiligheid van drukapparatuur in gebruiksfase reeds op grond van de Stoomwet en de Arbowet al tot haar taak behoorde. Ook zal het geen noemenswaardige toename van de werkdruk van het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht met zich brengen.
Het toezicht op de keuringsinstelling(en) en keuringsdienst(en) van gebruikers zal geen taakverzwaring opleveren, aangezien het merendeels dezelfde instellingen en diensten betreft als die in het kader van het Besluit drukapparatuur zijn of worden aangewezen.
Gevolgen voor het bedrijfsleven en administratieve lasten
De inbreng van de belanghebbende partijen (zie inleiding) heeft er mede toe bijgedragen dat een goed evenwicht is gevonden tussen afgewogen maatregelen en het handhaven van het noodzakelijk geachte veiligheidsniveau. Dit heeft er toe geleid dat het voorstel beperkte gunstige financiële gevolgen heeft voor de ca. 5.500 bedrijven die werken met drukapparatuur. Via deze tweede aanpassing van het Warenwetbesluit drukapparatuur wordt, ten opzichte van de bestaande situatie, naast enkele kleine efficiëntiemaatregelen, op vier belangrijke onderdelen een mogelijke besparing gerealiseerd op de kosten van verplichtingen voor bedrijven die met deze apparatuur werken.
Ten eerste zullen ten behoeve van het verplichte herkeuringsregime van drukapparatuur meerdere keuringinstellingen worden aangewezen (in de «oude» situatie werd genoemde keuring door één instelling uitgevoerd nl. Stoomwezen B.V.). Hierdoor wordt meer marktwerking bereikt, wat kostenverlagend kan werken. Cap Gemini Ernst & Young heeft in 2001 de administratieve lasten gemeten van de wet- en regelgeving op het terrein van de arbeidsomstandigheden. De keuringskosten van in gebruik te nemen en in gebruik zijnde stoom- of damptoestellen zijn toen berekend op € 33 miljoen, waarvan ca. € 20 miljoen betrekking heeft op de in gebruik zijnde toestellen. De verwachting is dat door de grotere marktwerking op laatstgenoemde keuringskosten een lichte besparing kan worden gerealiseerd.
Ten tweede is de regelgeving om drukapparatuur in een goede conditie te houden tot op heden ondergebracht in diverse wetgeving (gevaarlijke werktuigen, stoomwezen, milieubeheer, arbeidsomstandigheden). De overheveling van alle verplichtingen voor het gebruik van drukapparatuur naar het Warenwetbesluit drukapparatuur leidt ertoe dat alle bepalingen voortaan in één besluit staan. Hiermee worden in de inleiding beschreven door belanghebbenden gesignaleerde knelpunten opgelost en wordt ongewenste samenloop van keuringsverplichtingen voorkomen. Dit zal eveneens tot enige kostenbesparing voor bedrijven kunnen leiden.
Ten derde kan, met name door de grotere bedrijven, gebruik worden gemaakt van termijn verlenging of termijnflexibilisering. Hiermee kan het moment van keuring van de verschillende drukapparaten goed op elkaar worden afgestemd en kan ook het aantal keuringen waarbij de apparatuur buiten werking moet worden gesteld worden beperkt. Deze mogelijkheid biedt niet alleen financiële voordelen, maar levert ook een bijdrage aan de veiligheid.
Ten vierde zullen in het geval dat het herkeuringsregime door een keuringsdienst van gebruikers wordt uitgevoerd de kosten geringer zijn door de mogelijkheid van een flexibelere bedrijfsvoering.
Er kan op voorhand niet exact worden aangegeven in welke mate deze vier wijzigingen de omvang van de keuringskosten zullen beïnvloeden. Echter lijkt op grond van ervaring een besparing van 3% tot 10% op de keuringskosten van € 20 miljoen (peiling 2001) tot de mogelijkheden te behoren.
Eventuele te behalen efficiency winst van bedrijven door de met dit besluit mogelijk gemaakte optimale afstemming tussen bedrijfsvoering en te verrichten periodieke keuringen lijken aanzienlijk, maar zijn niet becijferd.
Voor het mogen verrichten van de onderscheidenlijke taken in het onderhavige besluit (keuringen in de gebruiksfase) worden aan de instelling of dienst eisen gesteld die vergelijkbaar zijn met de eisen voor het keuren van nieuwe drukapparatuur (vastgelegd in de Europese richtlijn drukapparatuur). De instellingen die nu al aangewezen zijn voor de nieuwbouwkeuringen hebben te kennen gegeven ook in aanmerking te willen komen voor de uitvoering van de keuringen in de gebruiksfase.
Dit betekent voor deze instellingen een toevoeging op de verrichtingenlijst van de reeds bestaande accreditatie op basis van EN 45004. Bij de reguliere audits in het kader van het in stand houden van de accreditatie wordt dit meegenomen.
De financiële lasten zullen in deze uitgangssituatie dan beperkt blijven tot het opnemen van de noodzakelijke uitvoeringsprocedures in hun bestaande kwaliteitssysteem en een geringe toename van de audittijd. In totaal worden deze kosten begroot op € 2500,- per instelling. Naar verwachting zullen circa 11 instellingen en diensten zich hiervoor aanmelden.
Er heeft zich tot op heden geen instelling of dienst aangemeld zonder de basis accreditatie EN 45004. Dit ligt ook niet in de lijn der verwachtingen.
Zou dit wel gebeuren dan zullen de financiële lasten in verband met het alsnog verkrijgen van de genoemde accreditatie ca. € 12.500,- bedragen.
Het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) heeft, gezien de daarvoor bestaande selectiecriteria, het ontwerpbesluit niet geselecteerd voor een toets op de gevolgen van het ontwerpbesluit voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.
Hierna wordt artikelsgewijs een toelichting op het besluit gegeven.
II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Onderdeel b is in overeenstemming gebracht met de letterlijke tekst van artikel 1, lid 3.2, van de richtlijn.
De werkingssfeer van het besluit is in het eerste lid uitgebreid met regels in het kader van het gebruik van drukapparatuur.
Overigens is een wettelijk herkeuringsregime niet voor alle apparatuur noodzakelijk (zie ook hetgeen in het derde deel van de inleiding hierover is beschreven). In het tweede lid zijn de uitzonderingen opgenomen. Het gevaarsaspect bij het gebruik van snelkookpannen in het huishouden ligt beduidend lager, reden waarom tot nu toe een herkeuring niet nodig werd geacht. Een controle op het ontwerp van deze pannen zoals vereist op grond van artikel 7 wordt voldoende geacht voor een veilig gebruik ervan. Eisen inzake het veilig functioneren (gebruikseisen) voor draagbare brandblussers zijn opgenomen in het op de Brandweerwet 1985 gebaseerde Besluit draagbare blustoestellen 1997 (zie artikel 33 en de toelichting hierop in het Besluit drukapparatuur van 5 juli 1999; Stb. 311). Het ligt in de rede om in aansluiting hierop de regelgeving voor de ingebruikneming en de herkeuring met betrekking tot de technische integriteit van bedoelde brandblussers te baseren op voornoemd besluit.
De titel van hoofdstuk II is in overeenstemming gebracht met de tekst van de daaronder vallende artikelen.
De bestaande formulering gaf aanleiding voor onduidelijkheden omdat deze enigszins afweek van de tekst van de richtlijn. De formulering is in overeenstemming gebracht met de betreffende tekst van de richtlijn.
Ter verduidelijking is de tekst van het derde lid vervangen omdat voor druksystemen zowel het eerste als het tweede lid van toepassing is.
Met nadruk wordt erop gewezen dat op druksystemen geen CE-markering wordt aangebracht, maar wel alle andere kenmerken zoals aangegeven in bijlage I, onderdeel 3.3 bij de richtlijn.
Bij samenstellen en druksystemen in complexe installaties kan het vermelden van alle voorkomende technische gegevens, zoals drukken, volumen, etc. van de diverse drukapparaten leiden tot een zeer complexe gegevensplaat van het samenstel of druksysteem. De gegevensplaat van het samenstel of druksysteem mag in die gevallen verwijzen naar een kenmerk van een overzichtsdocument, veelal classificatielijst genoemd. Deze lijst geeft een opsomming van de drukapparatuur waaruit het samenstel of druksysteem bestaat.
De verklaring van overeenstemming over het samenstel of druksysteem dient eenduidig betrokken te kunnen worden op de daartoe behorende drukapparaten.
In het derde lid was al geregeld dat met het oog op een veilig gebruik er sprake dient te zijn van een toereikende gebruikaanwijzing. Een gebruikaanwijzing wordt als toereikend beschouwd indien op adequate wijze informatie wordt gegeven over de veiligheid en waarbij aandacht wordt besteed aan de aspecten, bedoeld in punt 3.4, onderdeel a, van bijlage I bij de richtlijn (de montage met inbegrip van de assemblage van verschillende drukapparaten; het in bedrijf stellen, het gebruik en het onderhoud met inbegrip van de controles door de gebruiker).
Met de aanvulling op het derde lid is aangegeven dat uit de markering op het druksysteem moet blijken, dat er sprake is van een druksysteem dat onder de verantwoordelijkheid van de met name te noemen gebruiker is ontworpen en gefabriceerd. Voor drukapparatuur en samenstellen bestond in het tweede lid reeds een hiermee overeenkomende eis.
In de tekst van artikel 11, vierde lid, wordt verwezen naar het eerste lid van artikel 7. In artikel 7 is echter geen sprake van leden maar van onderdelen. Deze omissie is hierbij hersteld.
Er is geen bovengrens gesteld aan de omvang van een samenstel als bedoeld in de richtlijn. Dit kan leiden tot zeer complexe en omvangrijke installaties. Het beoordelen van een dergelijke installatie als één samenstel stuit op praktische bezwaren.
Door de toevoeging van een nieuw derde lid is de mogelijkheid geboden om, indien nodig, de overeenstemmingsbeoordeling ten aanzien van de aspecten, bedoeld in het derde lid, uit te voeren voor een geïntegreerd en beveiligd afzonderlijk samenstel. Bij de integratie en beveiliging dienen zowel de risico’s die vanuit het te koppelen samenstel op zijn omgeving werken als de risico’s die het te koppelen samenstel ondervindt vanuit zijn omgeving in overweging te worden genomen.
Een geïntegreerd en beveiligd samenstel is te zien als een functioneel geheel.
De toelichting op onderdeel H is hier van overeenkomstige toepassing op druksystemen.
De wijziging van het opschrift heeft betrekking op het gegeven dat in de ministeriële regeling uitsluitend drukapparatuur wordt aangewezen voor een keuring voor ingebruikneming. Samenstellen en druksystemen worden niet afzonderlijk aangewezen. De inhoud van het artikel is overeenkomstig aangepast.
De aanwijzing in de genoemde regeling heeft betrekking op drukvaten en installatieleidingen. Bij de uitvoering van de keuring voor ingebruikneming worden de bijbehorende onder druk staande appendages en veiligheidsappendages betrokken.
In dit lid is sprake van een redactionele verbetering. De woorden «locatie of nieuwe plek» zijn vervangen door «plaats van opstelling», hetgeen beter aansluit op de bewoording in dit artikel.
In het vierde lid onderdeel b is een opsomming gegeven van de bij de aanvraag mee te leveren documenten. Aan de genoemde documenten zijn aantekenbladen toegevoegd. Op genoemde bladen wordt de historie van de drukapparatuur vermeld. Deze gegevens zijn belangrijk voor het zorgvuldig uitvoeren van de keuring voor ingebruikneming, maar ook voor de (vervolg)herkeuringen en het beoordelen van wijzigingen en reparaties door de aangewezen keuringsinstelling of aangewezen keuringsdienst van gebruikers. Het aantekenblad wordt opgesteld bij de eerste keuring voor ingebruikneming. Dit blad kan dus pas meegeleverd worden als er sprake is van een tweede of volgende keuring voor ingebruikneming. Dit is bijvoorbeeld het geval als een bestaande installatie wordt verplaatst.
In dit lid wordt de mogelijkheid geboden om met toestemming van de aangewezen keuringsinstelling of aangewezen keuringsdienst van gebruikers te bepalen, wanneer en op welke wijze de vereiste informatie wordt aangeboden. Bij eenvoudige installaties kan dit betekenen dat de documenten ten tijde van de keuring ter plaatse beschikbaar worden gesteld en kan het meezenden van de documentatie bij de aanvraag achterwege blijven.
In het negende lid is aangegeven dat bij uitbreiding van een bestaande installatie de keuring voor ingebruikneming beperkt kan blijven tot die drukapparatuur die tot de uitbreiding behoort. Het is dus niet nodig de bestaande installatie eveneens aan een keuring voor ingebruikneming te onderwerpen, mits geen sprake is van een wijziging van de gebruiksomstandigheden van die bestaande installatie. Als voorbeelden van een wijziging van de gebruiksomstandigheden kunnen worden genoemd: het veranderen van de werkdruk, het aanpassen van de beveiligingsdruk, het veranderen van de procestemperatuur, het veranderen van het procesmedium, het aanpassen van de capaciteit enzovoort.
Van de resultaten van de keuring voor ingebruikneming wordt een rapport opgesteld dat door de keuringsinstelling of keuringsdienst van gebruikers aan de aanvrager ter beschikking wordt gesteld. Dit rapport kan eventuele voorwaarden bevatten, waaraan voldaan moet worden alvorens de verklaring van ingebruikneming wordt afgegeven.
Daarnaast kunnen bepaalde beperkende gebruiksvoorwaarden genoemd worden, welke worden overgenomen in de verklaring van ingebruikneming.
De instelling of dienst dient ook zelf te kunnen beschikken over het rapport. De instelling of dienst dient altijd te kunnen aantonen welke handelingen onder haar verantwoordelijkheid hebben plaatsgevonden, waarbij zij niet afhankelijk mogen zijn van de wijze van, de plaats van en toegang tot de archivering van de gebruiker. Met nadruk wordt erop gewezen dat de instelling te allen tijde moet beschikken over een archief waarin haar handelen is vastgelegd en waarbij de instelling de regie heeft over de toegang daartoe. Dit neemt niet weg dat het mogelijk is om een gezamenlijk archief van de apparatuur te beheren om dubbele archivering te voorkomen mits er goede afspraken worden gemaakt tussen de gebruiker en de instelling of dienst met betrekking tot de wijze van, de plaats van en de toegang tot de archivering. Dit aspect wordt betrokken bij het aanwijzingsbeleid van keuringsinstellingen en keuringsdiensten van gebruikers. De vorm van het op te stellen rapport kan worden afgestemd op de wijze van vastlegging van gegevens bij de gebruiker. Volledigheidshalve zij er op gewezen dat de wijze van vastlegging bij de gebruiker niet van invloed mag zijn op de uitvoering van de noodzakelijke keuringsaspecten.
Nadat aan eventuele voorwaarden uit het rapport, bedoeld in het tiende lid, is voldaan en is vastgesteld dat het drukapparaat veilig in gebruik kan worden gesteld, wordt een verklaring van ingebruikneming afgegeven als bedoeld in dit lid. Indien een verklaring van ingebruikneming is verleend, dan kan het betreffende drukapparaat rechtsgeldig in gebruik worden genomen, met inachtneming van de eventuele gebruiksvoorwaarden die in de verklaring zijn vermeld. In de verklaring wordt een termijn vermeld waarbinnen het drukapparaat uiterlijk aan een herkeuring als bedoeld in artikel 12c wordt onderworpen.
De uitgangspunten voor de herkeurtermijnen worden vastgelegd in een ministeriële regeling op grond van artikel 18a. De instelling of dienst stelt in samenhang met de bevindingen de definitieve termijn vast, die wordt vermeld in de verklaring van ingebruikneming (voor meer informatie, zie de toelichting op artikel 12c, negende lid). Indien de betreffende apparatuur waarvoor een verklaring is afgegeven wordt gewijzigd of gerepareerd, dan is artikel 14a van toepassing.
In verband met de wijziging van het eerste lid, waardoor de keuring voor ingebruikneming wordt uitgevoerd op de afzonderlijke drukvaten en installatieleidingen, biedt het vijftiende lid de mogelijkheid om de keuring voor ingebruikneming en de daarop betrekking hebbende verklaring van ingebruikneming betrekking te laten hebben op meerdere drukvaten en installatieleidingen inclusief de daarbij behorende veiligheidsappendages en onder druk staande appendages, alsmede op samenstellen en druksystemen. Uit het oogpunt van administratieve lasten betekent dit een verlichting ten opzichte van de situatie, waarbij de verklaring slechts betrekking heeft op één afzonderlijk drukapparaat. Uit de verklaring van ingebruikneming moet blijken op welke drukapparatuur de verklaring betrekking heeft. De in de verklaring op te nemen herkeurtermijn of een verwijzing naar de vindplaats daarvan in de vorm van overzichtslijsten, heeft betrekking op alle onder deze verklaring vallende drukapparatuur en wordt bepaald door het onderdeel met de kortste herkeurtermijn.
Om te voorkomen dat er een doublure van onderzoeken ontstaat is in dit lid bepaald dat artikel 12b niet van toepassing is wanneer ten aanzien van de betreffende apparatuur een verklaring van intredekeuring en ingebruikneming is afgegeven. Dit ligt ook voor de hand omdat bij de intredekeuring ook de onderzoeken, bedoeld in het zesde lid van dit artikel wordt betrokken. Wanneer de apparatuur waarvoor een verklaring van intredekeuring en ingebruikneming is afgegeven, na montage wordt opgesteld en geïnstalleerd op een nieuwe plaats van opstelling, dan moet deze apparatuur wel aan een keuring voor ingebruikneming worden onderworpen.
In het nieuwe artikel 12c is de herkeuring geregeld voor drukapparatuur. Met de herkeuring wordt beoogd een veilig verder gebruik voor de meer gevaarvolle drukapparatuur zeker te stellen. Een herkeuring in de gebruiksfase richt zich daarom op de beoordeling van de conditie van de drukapparatuur. Aan de hand van deze beoordeling wordt nagegaan of een verder gebruik voor een bepaalde periode verantwoord is.
Op grond van het eerste lid wordt bij ministeriële regeling drukapparatuur aangewezen die onder de keuringsplicht ingevolge dit artikel valt. Hierbij gaat het om bepaalde typen drukvaten en installatieleidingen. Er is overigens doelbewust gekozen voor het aanwijzen van drukapparatuur via een ministeriele regeling. Het beleid is er op gericht om bij de aanwijzing ingevolge het eerste lid aan te sluiten bij de reikwijdte van de keuringsplicht ingevolge de wettelijke voorschriften welke van kracht waren voordat het Besluit drukapparatuur in werking trad. Met de inwerkingtreding van het Besluit drukapparatuur ter implementatie van de richtlijn drukapparatuur (Stb. 1999, 311) is echter de indeling van drukhoudende apparatuur naar gevaarscriteria gewijzigd ten opzichte van de indeling volgens de toen geldende regelgeving. De in de richtlijn drukapparatuur gehanteerde categorie-indeling naar toenemend gevaar is bepalend voor het van toepassing zijn van de keuringsplicht. In nauw overleg met belanghebbende partijen zijn de verschillende indelingen vergeleken en zal, gelet op de gevaarseigenschappen van de betreffende apparatuur, worden bepaald welke apparatuur onder de keuringsplicht gaat vallen. Het is niet uitgesloten dat de indeling van apparatuur naar gevaarsaspecten aan de hand van de nieuwe indelingscriteria in de praktijk tot ongewenste wijzigingen kan leiden in de reikwijdte van de keuringsplicht in vergelijking met de situatie onder de «oude» regelgeving. Deze ongewenste wijzigingen dienen dan op een snelle manier ongedaan te kunnen worden gemaakt. Een wijziging van de ministeriële regeling biedt die mogelijkheid. Ook is het op voorhand niet mogelijk om ten aanzien van alle denkbare situaties, waarin drukhoudende apparatuur wordt gebruikt, te bepalen wat hiervan de veiligheidsrisico’s zijn en of een herkeuring moet worden voorgeschreven. Indien in een later stadium dit laatste toch nodig blijkt, dient een aanwijzing van de betreffende apparatuur omwille van de in het geding zijnde veiligheidsrisico’s eveneens snel te kunnen worden gerealiseerd.
Het voornemen is om de aanwijzing van apparatuur, waarop de herkeuring van toepassing is, in het besluit zelf op te nemen, wanneer een min of meer structurele situatie is ontstaan.
De in het derde lid bedoelde aanvraag moet tijdig, rekening houdend met het aflopen van de herkeurtermijn, door de gebruiker bij een keuringsinstelling of keuringsdienst worden aangevraagd. Hiermee wordt de instelling of dienst in de gelegenheid gesteld zich terdege voor te bereiden op de uit te voeren werkzaamheden bij de herkeuring. Het moment van herkeuring wordt in overleg tussen de gebruiker en de instelling of dienst bepaald.
Met de documentatie onder c van het vierde lid wordt bedoeld de gegevens en bescheiden die betrekking hebben op drukapparatuur die was onderworpen aan de regelgeving, zoals die van toepassing was vóór 29 november 1999; de datum van inwerkingtreding van het Besluit drukapparatuur. Op grond van artikel 39 (overgangsrecht nieuwbouwfase) was het mogelijk om nog tot 29 mei 2002 volgens de oude voorschriften drukapparatuur te vervaardigen. Voor stoom- en damptoestellen als bedoeld in de Stoomwet betreft dit de documenten die zijn verenigd in het controleboek (bevattende vergunningsbewijs met bijbehorende aantekeningenbladen en het bewijs van onderzoek en beproeving en de bijbehorende constructietekening), bedoeld in artikel 15, vierde lid, van het Stoombesluit. Bij andere toestellen onder druk kan dit betrekking hebben op soortgelijke documenten, zoals een «verklaring van geen bezwaar», een «verklaring over de vervaardiging en eerste persproef», een «bewijs van toezicht», al dan niet verenigd in een door de keuringsinstelling afgegeven mapje.
In onderdeel d is sprake van aanvullende informatie. Het kan hierbij ondermeer gaan om de technische documentatie met inbegrip van constructietekeningen van de apparatuur (zie ook de toelichting bij artikel 13). Aanvullende gegevens zullen eveneens nodig zijn voor de bepaling van de herkeurtermijn op basis van risicobeheersing.
Zie de toelichting op artikel 12b, vijfde lid.
In dit lid wordt een aantal aspecten genoemd dat aan de orde komt bij een herkeuring.
Het in dit lid genoemde inwendige en uitwendige onderzoek is vooral gericht op het waarnemen van de algemene toestand en de eventuele aantastingen van de apparatuur.
Het inwendig onderzoek, genoemd in onderdeel a, betreft een visueel onderzoek. Het aanvullende passende onderzoek kan onder meer bestaan uit een oppervlakteonderzoek. Daar waar sprake is van ondergronds gelegen drukapparatuur, kan aanvullend passend onderzoek bestaan uit een onderzoek naar de werking van de zogenoemde kathodische bescherming omdat in die gevallen het visueel uitwendig onderzoek niet mogelijk is. Hierbij wordt het zogenoemde potentiaalverschil gecontroleerd tussen bijvoorbeeld een ondergrondse tank (kathode) en een ter bescherming van de tank aangebrachte magnesium staaf in dezelfde grond (anode).
Het in onderdeel b bedoelde passende onderzoek, voor drukapparatuur die niet inwendig inspecteerbaar is, kan betrekking hebben op een persproef en passend zogenoemd niet-destructief onderzoek. Hierbij gaat het om onderzoek van het materiaal van een drukapparaat zonder dat het materiaal daarbij wordt beschadigd of verbruikt. Als voorbeelden van deze methode van onderzoek kunnen worden genoemd: wervelstroom onderzoek, magnetisch onderzoek, radiografisch onderzoek, ultrasoon onderzoek enz. Mantelruimten van dubbelwandige drukapparatuur; installatieleidingen en de «ruimte om de pijpen» van een warmtewisselaar met vaste, niet-demonteerbare bundel, die de ruimte binnen de wand vrijwel volledig vult, kunnen als voorbeelden worden genoemd van apparatuur die niet of beperkt inwendig inspecteerbaar is.
In onderdeel c is sprake van een uitwendig onderzoek. Bij drukapparatuur die voorzien is van een isolatiemantel, wordt bij de herkeuring in overleg met de instelling of dienst zonodig op kritische plaatsen de isolatie gedeeltelijk verwijderd voor de uitvoering van het onderzoek.
Op grond van het zevende lid bestaat de mogelijkheid om de aspecten, genoemd in het zesde lid, bij ministeriële regeling verder uit te werken. In dit verband wordt er op gewezen dat in het besluit in hoofdzaak doelvoorschriften zijn gegeven.
Voor de uitwerking van deze doelvoorschriften wordt aansluiting gezocht bij de huidige systematiek op grond van de zogenoemde Regels voor toestellen onder druk, die mede gebaseerd zijn op het Stoombesluit en die wordt voorbereid door de Technische Commissie voor Toestellen onder Druk (TCTD). Dit is een commissie waarin deskundigen uit het bedrijfsleven participeren. De Regels voor toestellen onder druk (27 maart 1995, Stcrt. 61, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 31 januari 2000, Stcrt. 24), bevatten onder andere richtlijnen op het punt van de herkeuring van drukhoudende apparatuur. Deze Regels vormen reeds geruime tijd de nadere uitwerking van het normatieve kader in het Stoombesluit met betrekking tot de herkeuring van de betreffende apparatuur. Hiermee wordt een flexibel instrument gecontinueerd dat in de praktijk goed functioneert.
Deze Regels zijn voorts van een zodanige omvang en gedetailleerdheid dat, los van de uitgangspunten van het besluit, opname ervan in het besluit zelf niet in de rede ligt.
Voorts geeft het zevende lid de mogelijkheid om bij ministeriële regeling te bepalen, dat de gebruiker zelf de onderzoeken in het kader van de herkeuring uitvoert onder de verantwoordelijkheid van de keuringsinstelling of de keuringsdienst van gebruikers. Hiermee kan de bestaande praktijk bij een deel van de gebruikers worden gecontinueerd.
Bij ministeriële regeling worden de voorwaarden bepaald waaronder de gebruiker de keuring feitelijk mag uitvoeren onder de verantwoordelijkheid van de keuringsinstelling of de keuringsdienst van gebruikers.
Van de resultaten van de herkeuring wordt op grond van het achtste lid een rapport opgesteld dat door de keuringsinstelling of keuringsdienst van gebruikers aan de aanvrager ter beschikking wordt gesteld. Dit rapport kan eventuele voorwaarden bevatten, waaraan voldaan moet worden alvorens de verklaring van herkeuring wordt afgegeven.
Daarnaast kunnen bepaalde afwijkende of beperkende gebruiksvoorwaarden genoemd worden, welke worden overgenomen in de verklaring van herkeuring. Tevens dient rekening te worden gehouden met het gestelde in artikel 14a.
Een verklaring van herkeuring wordt door een instelling of dienst ingevolge het negende lid eerst verleend nadat tegen het verder gebruik, al dan niet onder beperkende voorwaarden, geen bezwaar bestaat. Hierbij kan het gaan om beperkende gebruiksvoorwaarden op grond van de bevindingen bij de herkeuring. De uitgangspunten voor de herkeurtermijnen worden vastgelegd in een ministeriële regeling op grond van artikel 18a. De instelling of dienst stelt in samenhang met de bevindingen de definitieve termijn vast, welke wordt vastgelegd in de verklaring van herkeuring. In de ministeriële regeling worden de uitgangspunten voor de termijnen afgestemd op het soort drukapparatuur (bepaalde typen drukvaten, installatieleidingen en veiligheidsappendages) en gebruiksomstandigheden. In de regeling zal ook de mogelijkheid van termijnverlenging worden opgenomen, zoals die nu reeds in de herkeuringspraktijk wordt toegepast. Voor de termijnverlenging wordt overwogen beleidsregels vast te stellen waarin, in verband met de vaststelling van de verlengde termijn, aanvullende (gebruiks)voorwaarden voor de gebruiker worden opgenomen. Deze voorwaarden worden dan vervolgens opgenomen in de verklaring van herkeuring. Hierbij zal aansluiting worden gezocht bij de huidige beleidsregels. Bij deze voorwaarden kan bijvoorbeeld worden gedacht aan tussentijdse onderzoeken naar bepaalde (veiligheids)aspecten van de betreffende drukapparatuur. Naast deze vaste termijnen, met inbegrip van de termijnverlenging, wordt ook overwogen een meer geavanceerde termijnflexibilisering op basis van risicobeheersing in te voeren. In de genoemde ministeriële regeling zal daartoe de basis worden gelegd. Ook in dit geval wordt overwogen beleidsregels vast te stellen op basis van door deskundigen uit het bedrijfsleven (TCTD) opgestelde richtlijnen of normen.
Voor drukapparatuur die in een installatieverband is opgenomen is het niet altijd noodzakelijk voor ieder afzonderlijk drukapparaat (drukvat of installatieleiding) een verklaring af te geven. Het tiende lid biedt de mogelijkheid om de herkeuring en de daarop betrekking hebbende verklaring van herkeuring toe te passen op meerdere drukvaten en installatieleidingen inclusief de daarbij behorende veiligheidsappendages en onder druk staande appendages, alsmede op samenstellen en druksystemen. Deze mogelijkheid sluit aan bij de verklaring van ingebruikneming die ook op meerdere drukvaten en/of installatieleidingen betrekking kan hebben. Derhalve geldt ook voor de verklaring van herkeuring dat daaruit moet blijken op welke drukapparatuur de verklaring betrekking heeft. Hoewel deze mogelijkheid een praktisch voordeel kan opleveren en daarmee uit het oogpunt van administratieve lasten een besparing kan betekenen, moeten op grond van het achtste lid voor de afzonderlijke drukapparaten wel rapporten worden opgesteld.
De in dit lid genoemde zorgplicht van de gebruiker heeft ondermeer betrekking op het veilig kunnen betreden van drukapparatuur bij een inwendig onderzoek. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het zuiveren van de apparatuur van gevaarlijke of schadelijke stoffen en het op betrouwbare wijze afsluiten van verbindingsleidingen met andere in werking zijnde apparatuur.
Bij ministeriële regeling kunnen aanvullende of afwijkende regels worden gesteld met betrekking tot de herkeuring van bepaalde drukapparaten die op grond van het eerste lid zijn aangewezen. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om gasflessen voor ademhalingsapparatuur.
Voor de herkeuring van gasflessen blijkt de toestemming tot gebruik en de datum van herkeuring uit de instempelingen op de fles zelf. Het is bij gasflessen niet gebruikelijk dat de gebruiker nieuwbouwdocumenten of documenten van voorgaande keuringen aanbiedt bij de herkeuring. Dit heeft betrekking op gasflessen van zowel voor als na 29 november 1999.
Dit artikel beoogt het tweedehands gebruik van drukapparatuur met een buitenlandse herkomst (zie eerste lid) in Nederland te continueren. Hierbij gaat het om niet CE-gemarkeerde drukapparatuur die is vervaardigd in de periode voordat de richtlijn drukapparatuur in werking is getreden. De betreffende drukapparatuur wordt onderworpen aan een zogenoemde intredekeuring. De intredekeuring richt zich op zowel de constructieve aspecten van de drukapparatuur als de aspecten die bij de ingebruikneming en de herkeuring aan de orde komen. Tot de inwerkingtreding van het onderhavige besluit was reeds sprake van een intredekeuring. Deze keuring was niet expliciet in regelgeving vastgelegd, maar vormde een onderdeel van het uitvoeringsbeleid van de Stoomwet en hierop gebaseerde regelgeving van de tot dan toe enige keuringsinstelling, het Stoomwezen b.v. Omdat op het punt van de aanwijzing van keuringsinstellingen marktwerking wordt ingevoerd en er meerdere keuringsinstellingen zullen gaan functioneren, is omwille van de rechtszekerheid deze keuring in het onderhavige artikel geregeld. Volledigheidshalve zij erop gewezen dat drukapparatuur die tot 29 mei 2002 (tot deze datum gold het overgangsrecht van artikel 39) is vervaardigd conform de Nederlandse regelgeving die gold voor 29 november 1999 (de datum van inwerkingtreding van het besluit drukapparatuur) en geen functieverandering ondergaat (dat wil zeggen de – eventueel nieuwe – toepassing stemt overeen met de oorspronkelijke uitgangspunten van het ontwerp), niet in overeenstemming hoeft te worden gebracht met de vervaardigingseisen van het Warenwetbesluit drukapparatuur. Voorzover van toepassing dient deze apparatuur wel te voldoen aan de eisen van hoofdstuk 7 «Arbeidsmiddelen en specifieke werkzaamheden» van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Ondergaat de apparatuur wel een functieverandering, dan zijn de vervaardigingseisen van het Warenwetbesluit drukapparatuur daarop wel van toepassing (zie artikel 14a).
In dit lid wordt door middel van een verwijzing naar artikel 12c, eerste lid, aangegeven op welke drukapparatuur de intredekeuring van toepassing is.
Voor drukapparatuur welke is vervaardigd tot 29 mei 2002 volgens de nationale regels van één der EER-landen, niet zijnde de Nederlandse, bestaat de mogelijkheid dat deze in Nederland in gebruik genomen kunnen worden, zonder dat deze alsnog aan de vervaardigingseisen van het Warenwetbesluit drukapparatuur behoeft te voldoen. Dit sluit aan bij het overgangsrecht van de richtlijn drukapparatuur op grond waarvan de lidstaten het gebruik moeten toestaan van drukapparatuur die tot 29 mei 2002 is vervaardigd overeenkomstig de nationale voorschriften die golden voor de inwerkingtreding van de richtlijn. Deze nationale regels kunnen het toepassen van normen en codes van landen buiten de EER-landen wel hebben toegestaan. Hoewel de betreffende apparatuur niet behoeft te voldoen aan de vervaardigingseisen, moet deze apparatuur omwille van de veiligheid, alvorens zij in Nederland in gebruik wordt genomen, wel op constructie en beveiliging worden onderzocht. Hierbij wordt onderzoek naar de constructie op grond van gelijkwaardige eisen, dat eventueel al heeft plaatsgevonden in een ander EER-land gelijkgesteld met het nationale onderzoek dat op dit punt moet plaatsvinden (zie het zevende lid).
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat drukapparatuur van buiten de EER-landen, alsnog in overeenstemming moet worden gebracht met de eisen van de richtlijn (derhalve de vervaardigingseisen ingevolge het Warenwetbesluit drukapparatuur).
De in dit lid voorgeschreven intredekeuring richt zich op de beoordeling van de constructie, integratie en beveiliging van de drukapparatuur in het kader van de gewenste gebruiksomstandigheden.
De keuring strekt zich uit over de betreffende drukvaten en installatieleidingen op grond van de onderzoeken, bedoeld in het zesde lid. Hierbij worden ook de bij de drukvaten en installatieleidingen behorende onder druk staande appendages en veiligheidsappendages betrokken. Indien deze aspecten in orde worden bevonden, wordt hiermee gelijk voldaan aan de eisen die in het kader van de ingebruikneming zijn gesteld (zie artikel 12b, zeventiende lid).
Op het moment dat men deze apparatuur in Nederland in gebruik wenst te nemen, ontstaat de verplichting tot het aanvragen van een intredekeuring als bedoeld in dit lid. Deze keuring wordt aangevraagd door de nieuwe gebruiker omdat de volledige intredekeuring slechts kan plaats vinden als de apparatuur op de gebruiksplaats staat opgesteld en de gebruikscondities bekend zijn.
Bij de aanvraag worden relevante gegevens verstrekt zoals de naam en adres van de aanvrager en de plaats waar de keuring moet plaatsvinden. Het eerste gedeelte van de intredekeuring is gericht op het beoordelen van de integriteit van de constructie met inachtneming van de toekomstige toepassing (zie verder de toelichting op het zesde lid). De daarop betrekking hebbende gegevens moeten bij de aangewezen keuringsinstelling of keuringsdienst van gebruikers ingediend worden.
Verder zal de aangewezen keuringsinstelling of keuringsdienst van gebruikers de algehele staat van de drukapparatuur beoordelen op basis van onderzoeken als beschreven in de artikelen 12b, zesde lid, en 12c, zesde lid, alsmede op basis van de vastgelegde rapportages uit de voorafgaande gebruiksperiode. Teneinde dit deel van het onderzoek te kunnen uitvoeren, dient de keuringsinstelling of keuringsdienst van gebruikers in het bezit gesteld te worden van de daarop betrekking hebbende rapporten en verklaringen, afgegeven door de daarbij betrokken (in de meeste gevallen buitenlandse) keuringsinstellingen.
Tot slot omvat de intredekeuring een beoordeling van de integratie en de beveiliging van de betreffende drukapparatuur in de installatie.
Zie de toelichting op artikel 12b, vijfde lid.
De beoordeling van het ontwerp zoals bedoeld in onderdeel a heeft betrekking op nieuwbouw aspecten teneinde een veilig gebruik van de drukapparatuur volgens de vastgelegde gebruiksomstandigheden te kunnen waarborgen. Hierbij gaat het om de beoordeling van de technische integriteit van de constructie met inachtneming van de toekomstige toepassing. Deze beoordeling richt zich bijvoorbeeld op de druk, de temperatuur en het medium (product dat aanwezig is of kan zijn in het drukapparaat), waarbij de materiaaleigenschappen, de materiaaldikten als ook de tijdens de vervaardiging gehanteerde methoden en uitgevoerde (niet)-destructieve onderzoeken een rol spelen.
Dit houdt in dat het drukapparaat wordt getoetst aan de huidige stand van de veiligheidsinzichten met betrekking tot het ontwerp. De huidige veiligheidsinzichten kunnen zijn gebaseerd op normalisatienormen die zijn of worden ontwikkeld in het kader van de toepassing van bijlage I (essentiële veiligheidseisen) bij de richtlijn. Deze inzichten kunnen bijvoorbeeld ook worden gebaseerd op andere (normalisatie)normen zoals de zogenoemde ASME-code (betreft Amerikaanse normen), de British Standard en de AFNOR (betreft Franse normen). Overwogen wordt om de stand van de veiligheidsinzichten te expliciteren in beleidsregels (zie ook de toelichting op het zevende lid).
De betrokken instelling of dienst beoordeelt de eventuele verschillen tussen de huidige veiligheidsinzichten en de bij de apparatuur meegeleverde documentatie, zoals bedoeld in onderdeel b, en gaat na of de geconstateerde verschillen geen beletsel vormen voor een veilig gebruik van de apparatuur.
Verder zal de integratie, beveiliging en algehele staat van onderhoud worden beoordeeld, zoals is toegelicht bij het vierde lid.
Omdat het beginsel van vrij verkeer van goederen, zoals neergelegd in artikel 28 e.v. van het EG-verdrag, met zich brengt dat lidstaten buitenlandse producten in beginsel niet mogen weigeren, omdat ze niet voldoen aan de eigen nationale voorschriften, is een bepaling van wederzijdse erkenning opgenomen. Wederzijdse erkenning houdt in dat producten die weliswaar niet aan de nationale eisen voldoen, maar wel aan de buitenlandse eisen die een gelijkwaardige bescherming bieden, moeten worden toegelaten. Ook wanneer aan de toelating een keuring voorafgaat, geldt ingevolge het beginsel van wederzijde erkenning, dat keuringen die op basis van gelijkwaardige buitenlandse wetgeving zijn verricht, moeten worden erkend.
Dit is met name aan de orde bij de beoordeling, bedoeld in het zesde lid, onder a, waarbij het gaat om de beoordeling van de technische integriteit van de constructie van het drukapparaat met het oog op de toekomstige toepassing (dit betreft een deelonderzoek in het kader van de intredekeuring). Bij deze beoordeling kunnen technische eisen worden gesteld aan de constructie van het apparaat. In dit lid is geregeld dat met een goedkeuring van een beoordeling als bedoeld in het zesde lid, onder a, wordt gelijkgesteld een bewijs van goedkeuring dat is afgegeven door een onafhankelijke instelling in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte, welk bewijs is afgegeven op basis van onderzoekingen die aan ten minste gelijkwaardige eisen voldoen. Hiermee wordt derhalve rekening gehouden bij het totale onderzoek in het kader van de intredekeuring. Naast een onderzoek naar de constructie, wordt ook onderzoek gedaan naar de opstelling en gebruiksomstandigheden van de drukapparatuur. Indien al deze aspecten in orde zijn bevonden en het drukapparaat veilig in gebruik kan worden genomen, wordt een verklaring van intredekeuring en ingebruikneming afgegeven.
Op grond van het achtste lid bestaat de mogelijkheid om de aspecten, genoemd in het zesde lid, onder a en b, bij ministeriële regeling verder uit te werken. Overwogen wordt om de bedoelde aspecten nader uit te werken en hiervoor aansluiting te zoeken bij de eerder genoemde Regels voor toestellen onder druk. Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting op artikel 12c, zevende lid.
Van de resultaten van de intredekeuring wordt op grond van het negende lid een rapport opgesteld en wordt een exemplaar hiervan door de keuringsinstelling of keuringsdienst van gebruikers aan de aanvrager ter beschikking gesteld. Dit rapport kan eventuele voorwaarden bevatten waaraan voldaan moet worden alvorens de verklaring van intredekeuring en ingebruikneming wordt afgegeven.
Daarnaast kunnen bepaalde beperkende gebruiksvoorwaarden worden gegeven die worden vermeld in de verklaring van intredekeuring en ingebruikneming.
Nadat aan eventuele voorwaarden uit het rapport, bedoeld in het negende lid, is voldaan en is vastgesteld dat de constructie, integratie en beveiliging voldoet aan de gewenste gebruikscondities, wordt een verklaring van intredekeuring en ingebruikneming afgegeven als bedoeld in dit lid. Indien een verklaring van intredekeuring en ingebruikneming is verleend dan kan het betreffende drukapparaat rechtsgeldig in gebruik worden genomen met inachtneming van de eventuele gebruiksvoorwaarden die in de verklaring zijn vermeld. De keuring voor ingebruikneming is op grond van artikel 12b, zeventiende lid, niet van toepassing. Wanneer de apparatuur waarvoor een verklaring van intredekeuring en ingebruikneming is afgegeven, na montage wordt opgesteld en geïnstalleerd op een nieuwe plaats van opstelling, dan moet deze apparatuur wel aan een keuring voor ingebruikneming worden onderworpen. In de verklaring wordt een termijn vermeld waarbinnen de drukapparatuur uiterlijk aan een herkeuring als bedoeld in artikel 12c wordt onderworpen.
De uitgangspunten voor de herkeurtermijnen worden vastgelegd in een ministeriële regeling op grond van artikel 18a. De instelling of dienst stelt in samenhang met de bevindingen de definitieve termijn vast die wordt vermeld in de verklaring van intredekeuring en ingebruikneming (voor meer informatie, zie de toelichting op artikel 12c, negende lid). Indien de betreffende apparatuur waarvoor een verklaring is afgegeven wordt gewijzigd of gerepareerd, dan is artikel 14a van toepassing.
Zie de toelichting op artikel 12c, elfde lid.
Het eerste lid geeft aan dat het aantekenblad deel uit maakt van de verklaring van ingebruikneming en de verklaring van intredekeuring en ingebruikneming.
In het tweede lid is aangegeven, dat de bevindingen van elke verrichting op het aantekenblad moeten worden vermeld. Voorbeelden van verrichtingen zijn de uitvoering van een herkeuring en de beoordeling van een wijziging of reparatie. Het aantekenblad geeft derhalve de geschiedenis weer van de apparatuur en vormt aldus onmisbare informatie voor de volgende keuring of een volgend onderzoek. Een keuringsinstelling of keuringsdienst wordt daarom verplicht om van elke bevinding, verband houdende met een keuring, beoordeling of inspectie, een aantekening te maken op het aantekenblad behorend bij de betrokken apparatuur. Dit kan zowel een korte beschrijving zijn van de beoordeling en keuring, als een verwijzing naar een opgesteld rapport of verklaring. De vastgelegde geschiedenis van de apparatuur maakt het voor de gebruiker ook mogelijk, indien hij dat wenst, van keuringsinstelling te wisselen. Op de gebruiker berust de verplichting om het aantekenblad, naast de andere documentatie, zorgvuldig te bewaren (zie hiervoor ook artikel 13). Het aantekenblad is op zich geen onbekend document. Ook in het kader van de toepassing van het Stoombesluit werd een dergelijk blad opgesteld.
De bewaarplicht voor de gebruiker op grond van het vierde lid, met betrekking tot de verklaring van ingebruikneming, is uitgebreid en in overeenstemming gebracht met de onderhavige wijzigingen. De gebruiker dient ook het daarbij behorende rapport te bewaren en tevens de verklaring van herkeuring en de verklaring van intredekeuring en ingebruikneming met de daarbij behorende rapporten, alsmede het aantekenblad zolang de drukapparatuur in werking is of in werking kan worden gesteld. Het belang van het zorgvuldig bewaren van de aangegeven documenten door de gebruiker is reeds aangegeven in de toelichting op artikel 12e.
De zowel in het derde als vierde lid genoemde documenten worden door de gebruiker veelal bewaard in een dossier. De praktijk leert dat in de loop van het gebruik van drukapparatuur, met name in de procesindustrie, regelmatig reparaties maar ook wijzigingen eraan noodzakelijk zijn. In verband met de beoordeling van uit te voeren reparaties en van eventuele voorgenomen wijzigingen aan apparatuur die in gebruik is genomen, is het veelal gebruikelijk een afschrift van de technische documentatie, met inbegrip van de constructietekeningen, deel te laten uitmaken van het eerder aangeduide dossier dat onder beheer is van de gebruiker. De gebruiker doet er daarom verstandig aan deze technische documentatie bij de fabrikant op te vragen, zo mogelijk als onderdeel van de levering van de apparatuur (zie ook de toelichting bij artikel 14a, tweede lid).
In verband met het nieuwe artikel 14a met betrekking tot wijzigingen en reparaties tijdens het gebruik van drukapparatuur is artikel 14 nu voorzien van een nieuw opschrift om aan te geven dat het in artikel 14 gaat om voorgenomen wijzigingen in het kader van de vervaardiging van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen. Dit is de fase voorafgaande aan de installatie en ingebruikneming van de apparatuur. Ook wel de nieuwbouwfase genoemd.
In het eerste lid is de verwijzing aangepast naar de keuringsinstelling die in het bezit is van de technische documentatie. Deze nieuwe formulering sluit beter aan bij de tekst van de richtlijn.
In het tweede en derde lid zijn tekstuele wijzigingen aangebracht, waardoor het duidelijker is dat bij een gewijzigd ontwerp of type er sprake kan zijn van een aanvullend ontwerponderzoek of typeonderzoek. Ook kan het nodig zijn het kwaliteitssysteem nader te onderzoeken op geschiktheid in verband met de gewijzigde drukapparatuur, indien voor het ontwerp en/of vervaardiging de desbetreffende modulen uit de richtlijn worden toegepast. Ter vereenvoudiging zijn het oude vierde, vijfde en zesde lid vervangen door een nieuw vierde lid.
Dit artikel is van toepassing op voorgenomen wijzigingen en reparaties aan drukapparatuur in de gebruiksfase. Op deze wijzigingen en reparaties zijn de essentiële veiligheidseisen van bijlage I bij de richtlijn van overeenkomstige toepassing.
Dit artikel heeft betrekking op drukapparatuur waarvoor een verklaring van ingebruikneming of een verklaring van intredekeuring en ingebruikneming is afgegeven maar is ook van toepassing op apparatuur waarvoor een vergunning op grond van de Stoomwet of een verklaring op grond van de Wet Milieubeheer is afgegeven (zie ook artikel 39a, tweede lid).
Volledigheidshalve zij erop gewezen dat dit artikel ook geldt voor de drukapparatuur, welke volgens het protocol van de Vereniging van Fabrikanten van Industriële Gassen zijn voorzien van een verklaring van ingebruikneming (zie Wijziging uitvoeringsregeling Besluit drukapparatuur, Stcrt. 2001, 224). De wijzigingen en reparaties vinden plaats onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker. De gebruiker is verantwoordelijk voor de compleetheid van het technische dossier, waarmee hij kan aantonen dat de apparatuur in de huidige staat voldoet aan de betreffende eisen van het besluit. Dit betekent dat de gebruiker van iedere wijziging of reparatie een rapport van de aangewezen keuringsinstelling of aangewezen keuringsdienst van gebruikers zorgvuldig moet bewaren en moet toevoegen aan het dossier van de drukapparatuur (zie ook artikel 13, vierde lid). Het staat de gebruiker vrij de uitvoering van de wijziging of reparatie uit te besteden aan een derde partij. Dit neemt niet weg dat de eindverantwoordelijkheid in geval van uitbesteding bij de gebruiker blijft.
Een belangrijk hulpmiddel voor het opstellen van een wijzigings- of reparatievoorstel kan de risicoanalyse zijn. Bij deze analyse wordt met name gekeken of er na de beoogde wijziging of reparatie sprake is van een toename of wijziging van een bestaand risico of dat een nieuw risico wordt geïntroduceerd. Wanneer een dergelijke risicoanalyse is uitgevoerd, kan de aangewezen keuringsinstelling of aangewezen keuringsdienst van gebruikers de intensiteit van de beoordeling van de wijziging of reparatie en de mate van toezicht tijdens de wijziging of reparatie mede laten afhangen van de resultaten van de analyse.
Met betrekking tot voorgenomen wijzigingen en reparaties zijn de essentiële veiligheidseisen van bijlage I bij de richtlijn drukapparatuur van overeenkomstige toepassing verklaard, met uitzondering van het gestelde in punt 3.3 van deze bijlage. In dit punt zijn voorschriften gegeven met betrekking tot de markering en etikettering van drukapparatuur die niet relevant zijn voor apparatuur in de gebruiksfase. Met het van toepassing verklaren van deze bijlage zijn ook de hierop gebaseerde normalisatienormen ter uitvoering van deze voorschriften van overeenkomstige toepassing. Voor apparatuur die is vervaardigd overeenkomstig de richtlijn, ligt het voor de hand dat ook de eisen van bijlage I op overeenkomstige wijze worden toegepast op reparaties en wijzigingen. Ten aanzien van apparatuur die niet is vervaardigd overeenkomstig de richtlijn (bijvoorbeeld apparatuur die in gebruik is genomen voordat de richtlijn in werking was getreden of niet CE-gemarkeerde geïmporteerde apparatuur) kan in de praktijk blijken dat het niet altijd mogelijk is om op de wijzigingen en reparaties onverkort de veiligheidseisen voor de constructie, bedoeld in bijlage I bij de richtlijn, van toepassing te verklaren. In deze gevallen wordt aangesloten bij de oorspronkelijke constructie-eisen (veelal gebaseerd op de Stoomwet) of het onderzoek dat is gedaan in het kader van de intredekeuring. De constructie van de reparaties en wijzigingen wordt beoordeeld aan de hand van de stand van de huidige veiligheidsinzichten waarbij rekening wordt gehouden met de uitgangspunten die aan de oorspronkelijke constructie ten grondslag hebben gelegen.
Dit artikel is niet van toepassing wanneer sprake is van regulier technisch onderhoud, zoals het vervangen van pakkingen en het uitwisselen van appendages (zie artikel 1, onderdeel i) met appendages die een identieke functie en constructieve uitvoering hebben, maar wel om wijzigingen in de gebruiksomstandigheden, voorgenomen constructiewijzigingen, het wijzigen van de beveiliging en uit te voeren reparaties aan bestaande apparatuur. Met nadruk zij er op gewezen dat dit artikel ook van toepassing is op het vervangen van veiligheidsappendages en appendages die door middel van permanente verbindingen worden gemonteerd en dat deze wijzigingen derhalve op grond van het derde lid moeten worden gemeld.
In de ministeriële regeling, bedoeld in dit lid, kunnen nadere regels worden gegeven over de wijze waarop de wijzigingen en reparaties moeten worden uitgevoerd.
Deze nadere regels zullen met name betrekking hebben op het verantwoord uitvoeren van wijzigingen en reparaties aan drukapparatuur. Hieronder wordt ook begrepen het actualiseren van de technische documentatie en tekeningen.
Uitgangspunt daarbij zal moeten zijn dat het vereiste veiligheidsniveau van de drukapparatuur niet door de wijziging of reparatie nadelig mag worden beïnvloed.
In de regeling zal nader worden uitgewerkt welke technische gegevens van de apparatuur noodzakelijk zijn. De gebruiksaanwijzing is in dit verband veelal onvoldoende. Ook zal aandacht worden besteed aan de uitgangspunten bij het ontwerp en uitvoering van een wijziging of reparatie.
Op grond van dit lid is de gebruiker verplicht alle wijzigingen en reparaties aan drukapparatuur, waarop een verklaring van ingebruikneming of een verklaring van intredekeuring en ingebruikneming van toepassing is, te melden aan een aangewezen keuringsinstelling of aangewezen keuringsdienst van gebruikers. Deze melding is noodzakelijk om een keuringsinstelling of een keuringsdienst van gebruikers in staat te stellen om te beoordelen of de afgegeven verklaringen nog langer geldig zijn met het oog op de voorgenomen wijzigingen en reparaties. Het gaat hierbij niet om normaal technisch onderhoud (zie het eerste lid). Wijziging en reparatie aan drukapparatuur, waarvoor geen verklaring van ingebruikneming of een verklaring van intredekeuring en ingebruikneming is afgegeven, hoeft niet te worden gemeld en vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker. Uitzondering hierop vormt de situatie dat door de wijziging of reparatie de drukapparatuur valt onder de aangewezen drukapparatuur op grond van artikel 12b, eerste lid (zie het zevende lid).
Door de keuringsinstelling of keuringsdienst van gebruikers wordt de constructie van de wijziging of reparatie beoordeeld aan de hand van de stand van de huidige veiligheidsinzichten. Op de uitvoering van de wijziging of reparatie wordt door de instelling of dienst toezicht gehouden.
De bij wijziging of reparatie van toepassing zijnde beoordelingen, keuringen en inspecties zijn te vergelijken met die zoals die in de nieuwbouwfase van drukapparatuur worden voorgeschreven en zal, zoveel als redelijk en mogelijk is, plaatsvinden op basis van de essentiële veiligheidseisen van de richtlijn, waarbij rekening wordt gehouden met de uitgangspunten die aan het ontwerp ten grondslag hebben gelegen.
Indien naar het oordeel van de keuringsinstelling of keuringsdienst de gemelde wijziging of reparatie geen beoordeling van de constructie van de wijziging of reparatie noodzakelijk maakt kan worden volstaan met het actualiseren van het technisch dossier en op grond van artikel 12e met een aantekening op het aantekenblad.
In dit lid is bepaald dat na uitvoering van een wijziging of reparatie die invloed heeft op het gebruik, de uitrusting of opstelling, er een beoordeling moet plaatsvinden door de instelling of dienst van de integratie en beveiliging. Deze beoordeling is vergelijkbaar met de beoordeling als bedoeld in artikel 12, tweede en derde lid, van het besluit en heeft betrekking op zowel de drukapparatuur die nieuw in de installatie is opgenomen als bestaande drukapparatuur die direct of indirect invloed ondervindt van de wijziging of reparatie.
Met betrekking tot de gewijzigde of gerepareerde apparatuur kan het noodzakelijk zijn om de onderzoeken die bij een keuring voor ingebruikneming aan de orde zijn, ook voor deze apparatuur voor het geheel of een deel uit te voeren. Wanneer dat het geval is, is niet in het algemeen aan te geven, maar is afhankelijk van de aard en omvang van de wijziging of reparatie en de verandering in het gebruik, waarbij rekening wordt gehouden met de onderzoeken die mogelijk reeds zijn uitgevoerd op grond van het vierde en vijfde lid.
In dit lid is bepaald dat er ook een melding door de gebruiker naar een keuringsinstelling of een keuringsdienst van gebruikers moet plaatsvinden als de wijziging van de apparatuur gevolgen heeft voor de risico-indeling van de apparatuur. Dit is het geval als een niet onder een keuringsregime vallend drukapparaat na een voorgenomen wijziging of reparatie wel een apparaat betreft dat is aangewezen op grond van artikel 12b, eerste lid (apparatuur waar het regime van de keuring voor ingebruikneming op van toepassing is). Wanneer hiervan sprake is dan dienen de wijzigingen en reparaties te worden uitgevoerd met inachtneming van het eerste tot en met het zesde lid.
Een wijziging heeft niet alleen betrekking op de constructie maar ook op de gebruiksomstandigheden. Een wijziging in de gebruiksomstandigheden, zoals een toename van het volume, een toename van de nominale diameter, een toename van de werkdruk van het drukapparaat of een verandering van de stof in het drukapparaat, kan er namelijk toe leiden dat het drukapparaat alsnog komt te vallen onder de in artikel 12b, eerste lid aangewezen apparatuur.
In dit verband wordt erop gewezen dat onder het oude regime in het kader van de vergunningsverplichting op grond van het Stoombesluit de drukapparatuur veelal werd geklasseerd op basis van de beveiligde werkcondities (dit is de insteldruk van de beveiliging). Op grond van artikel 12b, eerste lid, daarentegen worden voor de aanwijzing van drukapparatuur de ontwerpcondities als uitgangspunt genomen. Wanneer nu, ten aanzien van drukapparatuur, welke is vervaardigd volgens de oude regelgeving, sprake is van een wijziging van de gebruiksomstandigheden, die overigens blijft binnen de (oorspronkelijke) ontwerpcondities en, uitgaande van de nieuwe gebruiksomstandigheden, de apparatuur niet valt onder de groep aangewezen apparatuur op grond van artikel 12b, eerste lid, dan kan een melding van de wijziging aan de instelling of dienst achterwege blijven.
Indien na wijziging of reparatie een drukapparaat gaat behoren tot de aangewezen apparatuur, bedoeld in artikel 12b, eerste lid, kan het nodig zijn dat ook de onderzoeken die normaliter bij een herkeuring aan de orde zijn, moeten worden uitgevoerd. Deze onderzoeken kunnen nodig zijn om inzicht te krijgen in de algehele staat van de drukapparatuur en kan dus als een nulmeting of referentiemeting worden beschouwd.
In sommige gevallen heeft er bij drukapparatuur, welke is vervaardigd volgens de regelgeving, die van toepassing was voor 29 november 1999, geen keuring voor ingebruikneming plaatsgevonden, terwijl er wel een verplichting tot herkeuring van toepassing was verklaard. In deze gevallen kunnen de onderzoeken, bedoeld in artikel 12c, zesde lid, achterwege blijven. De herkeuring vindt dan plaats op het moment dat de voor die drukapparatuur voorgeschreven herkeurtermijn is verstreken (zie ook artikel 39b, eerste lid).
Van de beoordelingen maar ook van het toezicht tijdens de uitvoering van de wijzigingen en reparaties wordt door de keuringsinstelling of de keuringsdienst van gebruikers een rapport opgesteld. Daarnaast wordt hiervan op grond van artikel 12e aantekening gemaakt op het aantekenblad.
Indien is gebleken dat tegen het verdere gebruik van de drukapparatuur geen bezwaar bestaat, wordt door de instelling of dienst een aanvulling op de verklaring van ingebruikneming of de verklaring van intredekeuring en ingebruikneming gegeven. Ten aanzien van apparatuur als bedoeld in het zevende lid wordt na goedkeuring een verklaring van ingebruikneming afgegeven waarbij op grond van artikel 12e, eerste lid, een aantekenblad wordt gevoegd.
In het eerste lid is een omissie gecorrigeerd. Op grond van het nieuwe derde lid kan de aangewezen keuringsinstelling of de aangewezen keuringsdienst voor gebruikers een verklaring van ingebruikneming, een verklaring van herkeuring of een verklaring van intredekeuring en ingebruikneming intrekken. De instelling of dienst kan hiertoe overgaan indien de apparatuur niet meer voldoet aan de eisen die gesteld worden bij de keuring voor ingebruikneming, de intredekeuring of bij de herkeuring. Dit kan ondermeer plaatsvinden indien de gebruiker bijvoorbeeld in gebreke blijft bij een noodzakelijke voorgeschreven reparatie aan de betrokken apparatuur. Een intrekking kan ook geschieden indien een apparaat overbelast is geweest of schade door brand heeft opgelopen.
Een intrekking door de instelling of dienst zal zo spoedig mogelijk schriftelijk worden meegedeeld aan de degene op wiens naam de verklaring is afgegeven.
De intrekking van de laatst afgegeven verklaring die het gebruik van het apparaat toelaat, vindt plaats door de instelling of dienst die in het bezit is van de onderliggende documenten. Wanneer een andere instelling tot de conclusie komt dat een niet door haar afgegeven verklaring moet worden ingetrokken dan neemt deze instelling hierover contact op met de instelling die in het bezit is van de onderliggende documenten met het gemotiveerd verzoek om over te gaan tot intrekking van de betreffende verklaring. Dit aspect zal worden meegenomen in het te ontwikkelen accreditatieschema dat als basis dient voor de aanwijzing van keuringinstellingen en keuringsdiensten van gebruikers.
Het tweede lid van dit artikel is aangevuld met de taken herkeuring, intredekeuring en beoordeling van wijzigingen en reparaties in de gebruiksfase, waarvoor een keuringsinstelling door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan worden aangewezen. Voor het aanwijzingsbeleid wordt kortheidshalve verwezen naar punt 2.5 van de algemene toelichting.
Een keuringsinstelling die door een andere lidstaat in het kader van de richtlijn drukapparatuur is aangemeld bij de Europese Commissie, kan zonder beperkingen in Nederland bij de procedures voor de beoordeling van overeenstemming van drukapparatuur en samenstellen worden betrokken. Met nadruk zij er op gewezen dat dit echter niet geldt voor de beoordeling van overeenstemming van druksystemen, de keuring voor ingebruikneming, de herkeuring, de intredekeuring en de beoordeling van wijzigingen en reparaties van drukapparatuur in de gebruiksfase. Deze keuringen volgen niet uit de richtlijn drukapparatuur, maar zijn onderdelen van het nationaal beleid. Indien een keuringsinstelling uit een andere lidstaat voor genoemde beoordelingen en keuringen in aanmerking wenst te komen, dient zij aan de daarvoor gestelde eisen te voldoen en op grond van artikel 20 hiertoe te zijn aangewezen.
In analogie met artikel 20 is ook het derde lid van dit artikel aangevuld met de herkeuring, de intredekeuring en de beoordeling van wijzigingen en reparaties. Voor het aanwijzingsbeleid wordt kortheidshalve verwezen naar punt 2.5 van de algemene toelichting.
Anders dan de keuringen in het kader van de richtlijn vormen de hiervoor genoemde keuringen een onderdeel van het nationaal beleid. Dit brengt met zich dat uitsluitend nationaal aangewezen keuringsdiensten van gebruikers voor de genoemde taken in aanmerking komen. Zie op dit punt verder de toelichting op het gewijzigde artikel 20.
Het nog relevante overgangsrecht in artikel IX van het besluit van 5 juli 2001 tot wijziging van het besluit drukapparatuur houdende regels inzake samenbouw van druksystemen en de ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen en tot enige andere besluiten (Stb. 339) is om reden van kenbaarheid overgebracht naar artikel 39 en het nieuwe artikel 39a (zie ook artikel X).Tevens is voor de duidelijkheid het overgangsrecht ten aanzien van de nieuwbouwfase, ingebruikneming en herkeuring in aparte artikelen ondergebracht.
Voor het in gebruik nemen van op voorraad liggende drukapparatuur of voor het opnieuw in gebruik nemen na een verplaatsing, welke volgens het oude regime tot stand is gekomen en voorzien is van een bewijs van onderzoek en beproeving (op grond van het Stoombesluit; de zogenoemde B.O.B) of een verklaring over de vervaardiging en eerste beproeving (afgegeven in het kader van milieuvergunningen, de zogenoemde V.V.B), is het nodig dat de integratie en beveiliging worden beoordeeld. Deze beoordeling wordt uitgevoerd door een keuringsinstelling of een keuringsdienst van gebruikers. Van het resultaat van de beoordeling wordt een rapport opgesteld dat beschikbaar wordt gesteld aan de gebruiker. De inhoud van het rapport vormt het uitgangspunt voor de keuring voor ingebruikneming (zie artikel 12b, vierde lid, onder c).
Het Besluit drukapparatuur (Stb. 1999, 311) is op 29 november 1999 in werking getreden. Op grond van de regelgeving die gold voor 29 november 1999 diende de constructie van drukapparatuur na de vervaardiging te worden onderworpen aan een eerste beproeving. Hiervan zijn bewijzen van onderzoek en beproeving in het kader van de toepassing van de Stoomwet en verklaringen van de vervaardiging en eerste persproef in het kader van de toepassing van de Wet Milieubeheer afgegeven. Deze bewijzen en verklaringen zijn geldige vervaardigingsbewijzen waarop een verdere beoordeling van de integratie en beveiliging kan worden gebaseerd.
In het tweede lid is de verklaring voor het in werking brengen van toestellen onder druk in het kader van de toepassing van de Wet Milieubeheer eveneens aangemerkt als een verklaring van ingebruikneming volgens dit besluit. Dit is van belang voor bijvoorbeeld de toepassing van artikel 14a.
Met dit lid wordt beoogd te voorkomen dat bestaande apparatuur die reeds in bedrijf is gesteld meteen na de inwerkingtreding van het onderhavige besluit op grond van de daarin genoemde voorschriften moeten worden herkeurd. Herkeuring van deze apparatuur is pas van toepassing als de herkeuringstermijn, vastgesteld op grond van het oude regime, is verstreken en de apparatuur is aangewezen op grond van artikel 12c, eerste lid.
Met betrekking tot de aanwijzing van apparatuur die moet worden herkeurd is het voornemen enerzijds zoveel mogelijk aan te sluiten bij de grenzen van de verplichting tot een keuring voor eerste ingebruikneming en anderzijds bij de grenzen op grond van het oude regime. Met het nieuwe herkeuringsregime is niet beoogd de omvang van de te herkeuren apparatuur wezenlijk te veranderen omdat daar de noodzaak niet toe bestaat (zie ook de algemene toelichting, punt 2.4).
Op grond van dit lid is het nieuwe herkeuringsregime niet van toepassing op apparatuur die reeds in bedrijf is gesteld voor de dag van inwerkingtreding van het onderhavige besluit en deze apparatuur overeenkomstig de voorschriften van het oude regime niet aan een herkeuring behoefde te worden onderworpen.
Dit lid is opgenomen om in de mogelijkheid te voorzien om apparatuur die onder het oude regime niet als herkeurplichtig is aangewezen, alsnog onder het nieuwe regime te brengen. Overigens zal dit slechts plaatsvinden als daar veiligheidstechnische redenen voor zijn aan te voeren.
In dit lid is geregeld dat wanneer een verzoek om herkeuring is ingediend op het moment dat het onderhavige besluit nog niet in werking is getreden en de beslissing over het resultaat van uitvoering van de herkeuring genomen wordt na het moment dat het besluit in werking is getreden, een dergelijk verzoek geacht wordt betrekking te hebben op een aanvraag om een verklaring van herkeuring als bedoeld in artikel 12c van het onderhavige besluit.
De aanvraag om een herkeuring wordt derhalve getoetst aan het nieuwe herkeuringsregime. In dit verband zij er op gewezen dat de wijze van beoordeling op grond van het oude regime als basis is overgenomen voor de wijze van beoordeling in het nieuwe regime en derhalve weinig verandering te zien zal geven.
Het vijfde lid brengt tot uitdrukking dat bij de herkeuring, bedoeld in artikel 12c, rekening wordt gehouden met de onderzoeken die zijn verricht in het kader van de herkeuringsvoorschriften op grond van wet- en regelgeving die van toepassing waren voor het tijdstip van inwerkingtreding van het onderhavige besluit. Dit betekent onder meer ook dat eventuele voorwaarden die bij het verrichte onderzoek zijn gesteld ten aanzien van een eerstvolgende herkeuring, in acht moeten worden genomen bij een herkeuring als bedoeld in artikel 12c. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om noodzakelijk uit te voeren reparaties of vervanging van onderdelen of aanpassing van de gebruiksomstandigheden.
Artikel II Warenwetbesluit bestuurlijke boeten
In de bijlage van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten is omschreven voor welke overtredingen van de warenwetgeving een bestuurlijke boete kan worden opgelegd aan de natuurlijke of rechtspersoon aan welke de overtreding kan worden toegerekend. In deze bijlage zijn in hoofdstuk C de bepalingen opgenomen van o.a. het Warenwetbesluit drukapparatuur waarvan de niet-naleving een beboetbaar feit opleveren. In verband met het onderhavige besluit is rubriek C40 van de betreffende bijlage hiermee in overeenstemming gebracht.
Bij en krachtens de Stoomwet zijn regels gesteld voor fabricage, het in gebruik nemen en het gebruik van stoom- en damptoestellen. Aangezien drukapparatuur waarop het Warenwetbesluit drukapparatuur van toepassing is, tevens valt onder de werkingssfeer van het op de Stoomwet gebaseerde Stoombesluit, dient een ongewenste samenloop te worden voorkomen. Dit is gerealiseerd bij artikel 8, derde lid, onderdeel c, van het Stoombesluit.
Bij het onderhavige besluit zijn regels gesteld over het in gebruik nemen van drukapparatuur. Ook in het Stoombesluit zijn regels gesteld over het gebruik van stoom- en damptoestellen. Derhalve dient ook op dit punt een ongewenste samenloop te worden voorkomen.
Met het oog hierop is in onderdeel A artikel 8, derde lid, onderdeel c, van het Stoombesluit gewijzigd. Met deze wijziging is bewerkstelligd dat ook die bepalingen van het Stoombesluit die betrekking hebben op het gebruik van stoom- en damptoestellen, niet van toepassing zijn op drukapparatuur.
Met deze wijziging heeft het Stoombesluit praktisch geen betekenis meer voor drukapparatuur met uitzondering van apparatuur die niet valt onder de werkingssfeer van het Warenwetbesluit drukapparatuur. Hierbij gaat het met name om nucleaire drukapparatuur die wordt gebruikt in kernreactoren. Het voornemen bestaat om regelgeving op grond van de Kernenergiewet tot stand te brengen met betrekking tot de technische integriteit en het gebruik van nucleaire drukapparatuur. Zodra de beoogde regelgeving van mijn ambtgenoot van VROM in werking treedt, wordt de Stoomwet ingetrokken. Hiertoe zal artikel II, tweede lid, van de Wet van 1 november 2001 tot wijziging van de Warenwet met het oog op de incorporatie van productveiligheidsvoorschriften uit de Wet op de gevaarlijke werktuigen, zulks onder intrekking van deze wet en de Stoomwet (Stb. 557) in werking treden.
In onderdeel B is artikel 59, tweede lid, van het Stoombesluit geschrapt. Het tweede lid was toegevoegd bij besluit van 5 juli 2001 tot wijziging van het Besluit drukapparatuur (Stb. 2001, 339). Deze toevoeging was noodzakelijk om artikel 59 dat betrekking heeft op het gebruik van stoom- en damptoestellen, in overeenstemming te brengen met het Besluit drukapparatuur. Aangezien het regime voor het gebruik van drukapparatuur op grond van het onderhavige besluit volgt uit het Warenbesluit drukapparatuur is deze toevoeging overbodig geworden en mitsdien geschrapt.
Artikel IV Arbeidsomstandighedenbesluit
In artikel 7.4a, derde lid, van het Arbobesluit is voor gevaarlijke arbeidsmiddelen een periodieke gebruikskeuring voorgeschreven.
Ook drukapparatuur kan als een arbeidsmiddel worden beschouwd indien het op de arbeidsplaats wordt gebruikt. Aangezien voor bepaalde aangewezen drukapparatuur in artikel 12c een herkeuring tijdens de gebruiksfase is voorgeschreven, is in onderdeel A artikel 7.4a van het Arbobesluit hiermee in overeenstemming gebracht. In het nieuwe onderdeel c van het twaalfde lid van artikel 7.4a van het Arbobesluit is bepaald dat de periodieke gebruikskeuring van gevaarlijke arbeidsmiddelen niet geldt voor drukapparatuur waarop artikel 12c van het Warenwetbesluit drukapparatuur van toepassing is. Deze keuring geldt ingevolge artikel 7.4a, negende lid, onder d, voorts niet voor stoom- en damptoestellen waarop het Stoombesluit van toepassing is. Omdat het regime van gebruikskeuringen ingevolge hoofdstuk VII van het Stoombesluit is overgebracht naar het onderhavige besluit, is het bedoelde negende lid, onder d, vervallen.
In artikel 7.4a, vierde lid, van het Arbobesluit is voorts een bijzondere keuringsplicht voorgeschreven indien zich ten aanzien van het arbeidsmiddel uitzonderlijke gebeurtenissen hebben voorgedaan, zoals veranderingen aan het arbeidsmiddel en ongevallen met het arbeidsmiddel en langdurige buitengebruikstelling van het arbeidsmiddel. Deze bijzondere keuringsplicht geldt ook voor drukapparatuur. Ten aanzien van drukapparatuur die is aangewezen op grond van artikel 12c van het onderhavige besluit, is in het nieuwe dertiende lid van artikel 7.4a van het Arbobesluit bepaald dat de bijzondere keuringsplicht hierop niet van toepassing is waar het gaat om wijzigingen en reparaties omdat deze situatie reeds wordt geregeld in artikel 12c j° en artikel 14a van het Warenwetbesluit drukapparatuur.
In onderdeel B is een wijziging van artikel 9.9a (aanduiding strafbare feiten) doorgevoerd in verband met een voorgenomen wijziging van artikel 4.18 (recirculatieverbod kankerverwekkende stoffen) waarbij het artikel wordt onderverdeeld in meerdere leden en de betreffende verboden volgen uit het eerste en tweede lid.
Artikel V Warenwetbesluit liften
Onderdeel A betreft correcties van foutieve verwijzingen.
Onderdeel B.
Ook bij de ingebruiknamekeuring na wijziging van een lift is het van belang dat wordt getoetst aan artikel 19, derde lid, van het besluit dat voorschrijft dat de omgeving van een lift zodanig moet zijn ingericht dat onderhoud en keuring veilig kunnen geschieden. Ook toetsing aan artikel 7.21, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit is van belang, omdat ook na wijziging van een lift door technische maatregelen moet zijn gewaarborgd dat werkzaamheden in liftschachten veilig kunnen plaatsvinden.
Artikelen VI tot en met IX Besluiten op grond van de Wet milieubeheer
Ten aanzien van enige milieubesluiten kan in beginsel nog samenloop met het Besluit drukapparatuur optreden. De wijzigingen in de artikelen IV tot en met IX dienen ter aanpassing van de bepalingen van de betreffende milieubeheerbesluiten aan de wijzigingen die door middel van het onderhavige besluit worden aangebracht in het Warenwetbesluit drukapparatuur.
De wijzigingen brengen met zich dat de herkeuring van drukapparatuur, voortvloeiend uit de milieuwetgeving, is vervangen door de voorschriften ingevolge het onderhavige besluit. Voorts zij opgemerkt dat de herkeuring, bedoeld in artikel 12c, alleen van toepassing is op drukapparatuur indien op grond van het eerste lid van artikel 12c deze als zodanig is aangewezen. Dit brengt met zich dat waar het gaat om apparatuur die niet als zodanig is aangewezen, het regime voor herkeuring van het Warenwetbesluit drukapparatuur niet van toepassing is. Voorzover ten aanzien van deze apparatuur voorschriften van toepassing zijn op het punt van de herkeuring krachtens de desbetreffende besluiten op grond van de Wet milieubeheer, blijven deze voorschriften gehandhaafd.
Met betrekking tot de wijzigingen van het Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer wordt erop gewezen dat de reservoirs, bedoeld in voorschrift 8.1.1 van bijlage 1, drukapparatuur kunnen betreffen die op grond van artikel 12c, eerste lid, van het Warenwetbesluit drukapparatuur kunnen worden aangewezen waarop de keuringsverplichtingen van dat besluit van toepassing zijn. De voorschriften 8.1.1 en 8.1.2 zijn hiermee in overeenstemming gebracht. Op deze reservoirs zijn tevens de in deze voorschriften bedoelde CPR-richtlijnen van toepassing, voorzover deze richtlijnen niet in strijd zijn met het Warenwetbesluit drukapparatuur. Overigens zullen deze richtlijnen nog in overeenstemming worden gebracht met het (gewijzigde) Warenwetbesluit drukapparatuur. De voorschriften 8.1.2 en 8.1.3 van bijlage 1 zijn alleen van toepassing indien het gaat om reservoirs waarop het Warenwetbesluit drukapparatuur niet van toepassing is.
In artikel IX van het besluit van 5 juli 2001 tot wijziging van het Besluit drukapparatuur houdende regels inzake de samenbouw van druksystemen en de ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen en tot wijziging van enige andere besluiten (Stb. 2001, 339), was het overgangsrecht opgenomen voor zowel druksystemen met betrekking tot de nieuwbouweisen als drukapparatuur, samenstellen en druksystemen ten aanzien van de eisen in het kader van de ingebruikneming. Het nog relevante overgangsrecht is thans in het besluit zelf opgenomen in de artikelen 39 (overgangsrecht nieuwbouwfase) en 39a (overgangsrecht ingebruikneming).
Het besluit treedt in werking op de eerste dag van de twaalfde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. De termijn van twaalf maanden is genomen om de belanghebbenden voldoende tijd te geven om over te schakelen naar het nieuwe regime.
De artikelen IV, onderdeel B (wijziging artikel 9.9a van het Arbeidsomstandighedenbesluit) en V (correcties en foutieve verwijzingen in het Warenwetbesluit liften) kunnen gelijk na de publicatie van het onderhavige besluit in werking treden.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. A. L. van Hoof
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 september 2004, nr. 176.
Laatstelijk gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 juli 1998 (PbEG L 217) tot wijziging van richtlijn 98/34/EG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende diensten van de informatiemaatschappij.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2004-387.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.