Besluit van 22 juli 2004, houdende regels inzake diervoeders (Besluit diervoeders)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 17 mei 2004, no. TRCJZ/2004/4039, Directie Juridische Zaken, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op richtlijn nr. 70/524/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in veevoeding (Pb EG L 270), richtlijn nr. 79/373/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 betreffende het verkeer van mengvoeders (PbEG L 86), richtlijn nr. 82/471/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 juni 1982 betreffende bepaalde in diervoeding gebruikte produkten (PbEG L 213), richtlijn nr. 93/74/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 september 1993 betreffende diervoeders met bijzonder voedingsdoel (PbEG L 237), richtlijn nr. 94/39/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1994 tot vaststelling van de lijst van bestemmingen voor diervoeders met bijzonder voedingsdoel (PbEG L 207) en richtlijn nr. 96/25/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 betreffende het verkeer en het gebruik van voedermiddelen, tot wijziging van de richtlijnen 70/524/EEG, 74/63/EEG, 82/471/EEG en 93/74/EEG, en tot intrekking van richtlijn 77/101/EEG (PbEG L 125);

Gelet op de artikelen 4, eerste lid, 5, tweede lid, 8, 11, eerste lid, en 36, eerste lid, van de Kaderwet diervoeders;

De Raad van State gehoord (advies van 2 juli 2004, nummer W11.04.0207/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 9 juli 2004, no. TRCJZ/2004/4702, Directie Juridische Zaken, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. wet: Kaderwet diervoeders;

b. chemische onzuiverheden: chemische onzuiverheden die direct verband houden met het gebruik van technische hulpmiddelen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, onder 2°, tweede gedachtenstreep, van de wet tijdens het fabricageproces;

c. botanische onzuiverheden:

1°. natuurlijke vreemde bestanddelen die onschadelijk zijn voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu, waaronder stro- en kafdeeltjes, zaden van andere geteelde soorten, onkruidzaden, of

2°. resten van andere oliehoudende zaden of vruchten die onschadelijk zijn voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu, afkomstig van een eerdere be- of verwerking;

d. dagrantsoen: totale hoeveelheid diervoeders, omgerekend op een vochtgehalte van 12%, die een dier van een bepaalde soort, gegeven zijn leeftijdsklasse en prestatievermogen, gemiddeld dagelijks nodig heeft om in zijn algehele voedingsbehoefte te voorzien;

e. volledig diervoeder: mengsels van diervoeders die door hun samenstelling op zichzelf een totaal dagrantsoen kunnen vormen;

f. aanvullende diervoeders: mengsels van diervoeders die een hoog gehalte aan bepaalde stoffen bevatten en ingevolge hun samenstelling slechts samen met andere diervoeders een dagrantsoen kunnen vormen;

g. mineralenmengsels: aanvullende diervoeders die hoofdzakelijk bestaan uit mineralen en die ten minste 40% as bevatten;

h. kunstmelkvoeders: mengvoeders die in droge staat of na oplossing in een bepaalde hoeveelheid vloeistof worden toegediend en zijn bestemd voor het voederen van jonge dieren, ter aanvulling of vervanging van de moedermelk na de biestperiode, dan wel voor het voederen van vleeskalveren.

HOOFDSTUK 2. VOEDERMIDDELEN

§ 1. Benaming

Artikel 2

Voedermiddelen die zijn opgenomen op een bij ministeriële regeling ter uitvoering van communautaire maatregelen vast te stellen lijst van voedermiddelen met een exclusieve benaming, worden uitsluitend onder de in die lijst gegeven benaming in het verkeer gebracht.

Artikel 3

  • 1. Voedermiddelen die niet zijn opgenomen in de lijst, bedoeld in artikel 2, worden in het verkeer gebracht onder een benaming die voldoet aan elk van de volgende voorwaarden:

    a. zij is niet opgenomen in de lijst, en

    b. zij kan de verkrijger van het voedermiddel niet misleiden over de werkelijke aard van het product.

  • 2. Uit de benaming van een voedermiddel als bedoeld in het eerste lid blijken elk van de volgende gegevens:

    a. de oorsprong van het product of bijproduct;

    b. de gebruikte delen van het product of bijproduct;

    c. de bewerking die het product of bijproduct heeft ondergaan, of het product of bijproduct zoals dat door bewerking is verkregen;

    d. de rijpheid of de kwaliteit van het product of bijproduct.

§ 2. Hoedanigheid

Artikel 4

  • 1. Een voedermiddel is vrij van chemische onzuiverheden.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de aanwezigheid van deze bestanddelen redelijkerwijs niet te vermijden is.

  • 3. Ingeval in de lijst, bedoeld in artikel 2, een maximumaandeel aan chemische onzuiverheden in een voedermiddel is opgenomen, is in afwijking van het eerste lid een aandeel aan chemische onzuiverheden in dat voedermiddel toegestaan dat niet groter is dan dat maximum.

Artikel 5

  • 1. Het aandeel aan botanische onzuiverheden in een voedermiddel is lager dan 5% van het gewicht van het voedermiddel.

  • 2. Het aandeel aan botanische onzuiverheden als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, onder 2°, is 0,5% van het gewicht van het voedermiddel of lager.

  • 3. Ingeval in de lijst, bedoeld in artikel 2, een maximumaandeel aan botanische onzuiverheden in een voedermiddel is opgenomen, is in afwijking van het eerste lid een aandeel aan botanische onzuiverheden in dat voedermiddel toegestaan dat niet groter is dan dat maximum.

Artikel 6

Indien een voedermiddel is gebonden door gebruik van een grondstof die ook als voedermiddel kan worden aangemerkt, dan is het aandeel van deze grondstof in het voedermiddel ten hoogste 3% van het gewicht van het voedermiddel.

§ 3. Aanduidingen

Artikel 7

Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van communautaire maatregelen regels gesteld met betrekking tot de aanduidingen op of bij de verpakkingen van voedermiddelen.

Artikel 8

  • 1. De aanduidingen, bedoeld in artikel 7, worden op een het voedermiddel begeleidend document of in voorkomend geval op de verpakking, de recipiënt of op een daaraan bevestigd etiket vermeld.

  • 2. De aanduidingen zijn goed zichtbaar, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar.

Artikel 9

Indien een partij voedermiddelen tijdens het verkeer wordt opgesplitst in deelpartijen, worden de aanduidingen, bedoeld in artikel 7, tezamen met een verwijzing naar de oorspronkelijke partij overgenomen op de verpakking of de recipiënt van elke deelpartij of op een de deelpartij begeleidend document.

Artikel 10

Het is toegestaan om in afwijking van artikel 8, eerste lid, de aanduidingen, bedoeld in artikel 7, onder de aandacht van de verkrijger te brengen aan de hand van een daarvoor bestemd bericht op de plaats van verkoop, indien het desbetreffende voedermiddel is bestemd voor eindgebruik en een gewicht heeft van 10 kg of minder.

Artikel 11

Indien de samenstelling van het voedermiddel tijdens het verkeer verandert, worden de aanduidingen, bedoeld in artikel 7, dienovereenkomstig gewijzigd.

HOOFDSTUK 3. VERVANGENDE VOEDERPROTEÏNEN

Artikel 12

Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van communautaire maatregelen regels gesteld met betrekking tot de aanduidingen op of bij de verpakkingen van vervangende voederproteïnen.

Artikel 13

  • 1. De aanduidingen, bedoeld in artikel 12, worden op de verpakking, de recipiënt of op een daaraan bevestigd etiket goed zichtbaar, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar vermeld.

  • 2. Indien vervangende voederproteïnen niet in een gesloten verpakking of een gesloten recipiënt in het verkeer worden gebracht, worden de aanduidingen op een de vervangende voederproteïnen begeleidend document vermeld.

HOOFDSTUK 4. MENGVOEDERS

§ 1. Hoedanigheid

Artikel 14

  • 1. Het gehalte aan in zoutzuur onoplosbare as in mengvoedersis:

    a. indien het mengvoeder hoofdzakelijk uit bijproducten van rijst bestaat, niet groter dan 3,3% van het droge-stofgehalte van het mengvoeder;

    b. in andere gevallen niet groter dan 2,2% van het droge-stofgehalte van het mengvoeder.

  • 2. Het eerste lid, aanhef in samenhang met onderdeel b, is niet van toepassing op:

    a. mengvoeders waarin minerale bindmiddelen zijn verwerkt;

    b. mineralenmengsels;

    c. mengvoeders die voor meer dan 50% uit snijdsels of pulp van suikerbieten bestaan;

    d. mengvoeders, bestemd voor gekweekte vissen, waarvan het gehalte aan vismeel groter is dan 15%.

Artikel 15

Indien het mengvoeder een kunstmelkvoeder is, bestemd voor kalveren met een levend gewicht van ten hoogste 70 kg, is het ijzergehalte in dat voeder gelijk aan ten minste 30 mg per kg volledig diervoeder, herleid tot een vochtgehalte van 12%.

§ 2. Verpakking

Artikel 16

  • 1. Een mengvoeder wordt in een gesloten verpakking of een gesloten recipiënt in het verkeer gebracht.

  • 2. De verpakking en de recipiënt, bedoeld in het eerste lid, zijn op zodanige wijze gesloten dat de sluiting bij het openen wordt verbroken en niet opnieuw kan worden gebruikt.

  • 3. Bij ministeriële regeling wordt ter uitvoering van communautaire maatregelen geregeld onder welke voorwaarden het eerste lid niet van toepassing is.

§ 3. Aanduidingen

Artikel 17

Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van communautaire maatregelen regels gesteld met betrekking tot de aanduidingen op of bij de verpakkingen van mengvoeders.

Artikel 18

  • 1. De aanduidingen, bedoeld in artikel 17, worden in een daarvoor bestemd kader op de verpakking, de recipiënt of op een daaraan bevestigd etiket vermeld.

  • 2. De aanduidingen zijn goed zichtbaar, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar.

Artikel 19

Indien mengvoeders niet in een gesloten verpakking of een gesloten recipiënt in het verkeer worden gebracht, worden de aanduidingen, bedoeld in artikel 17, in afwijking van artikel 18, eerste lid, op een het mengvoeder begeleidend document vermeld.

Artikel 20

Onze Minister wijst ter uitvoering van communautaire maatregelen aanduidingen aan die in afwijking van artikel 18, eerste lid:

a. op een het mengvoeder begeleidend document mogen worden vermeld;

b. onder de aandacht van de verkrijger mogen worden gebracht aan de hand van een daarvoor bestemd bericht op de plaats van verkoop, indien het desbetreffende mengvoeder is bestemd voor eindgebruik en in kleine hoeveelheden wordt afgeleverd;

c. buiten het in artikel 18, eerste lid, bedoelde kader worden of kunnen worden geplaatst.

§ 5. Aanvullende regels over diervoeders met een bijzonder voedingsdoel

Artikel 21

Onze Minister stelt ter uitvoering van communautaire maatregelen een lijst vast met bijzondere voedingsdoelen, onderscheiden naar de diersoort of diercategorie waarvoor een diervoeder met een bijzonder voedingsdoel is bestemd, en de daarbij horende voedingskenmerken.

Artikel 22

Een diervoeder met een bijzonder voedingsdoel beschikt over de voedingskenmerken die in de lijst, bedoeld in artikel 21, bij het desbetreffende voedingsdoel en de diercategorie of diersoort waarvoor het voeder is bestemd, zijn opgenomen.

Artikel 23

  • 1. Een diervoeder met een bijzonder voedingsdoel wordt uitsluitend onder de omschrijving «dieetvoeder» in het verkeer gebracht.

  • 2. Een mengvoeder zonder een bijzonder voedingsdoel dat is opgenomen in de lijst, bedoeld in artikel 21, wordt niet onder de aanduiding «dieetvoeder» in het verkeer gebracht.

HOOFDSTUK 5. REGELS TER UITVOERING VAN COMMUNAUTAIRE MAATREGELEN

Artikel 24

Ter uitvoering van bindende communautaire maatregelen kunnen ter zake van toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels of diervoeders bij ministeriële regeling regels worden gesteld met betrekking tot:

a. de bereiding, de be- of verwerking, het verpakken, het bewaren, het vervoeren, het vervoederen en het in het verkeer brengen;

b. de hoedanigheid;

c. de verpakking;

d. de aanduidingen op of bij de verpakkingen dan wel op de een zending of partij begeleidende documenten.

HOOFDSTUK 6. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 25

  • 1. De aanduidingen, bedoeld in de artikelen 7, 12 en 17, zijn gesteld in de Nederlandse taal.

  • 2. Indien een diervoeder is bestemd om in een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland in het verkeer te worden gebracht, dan zijn de aanduidingen, bedoeld in de artikelen 7, 12 en 17, in afwijking van het eerste lid, gesteld in één of meer talen die het land van bestemming heeft gekozen uit de nationale of officiële talen van de Europese Unie.

Artikel 26

  • 1. Artikel 5, tweede lid, van de wet is van toepassing op een vervangende voederproteïne of een diervoeder met een vervangend voederproteïne indien aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:

    a. de aanduiding «EXPORT» is in hoofdletters van ten minste 2 cm hoogte op of aan de verpakking, dan wel op het begeleidend document aangebracht, ingeval het netto-gewicht meer is dan 5 kg;

    b. de aanduiding «EXPORT» is in hoofdletters van ten minste 2 mm hoogte op de verpakking aangebracht ingeval het netto-gewicht 5 kg of minder is.

  • 2. De voorschriften, gesteld bij of krachtens hoofdstukken 2 en 4, paragrafen 1, 2 en 3, zijn niet van toepassing op voedermiddelen, onderscheidenlijk mengvoeders, die kennelijk zijn bestemd voor uitvoer naar een land dat geen lid is van de Europese Unie en voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 27

Onze Minister stelt ter uitvoering van bindende communautaire maatregelen eisen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de wet.

Artikel 28

  • 1. Het is toegestaan een toevoegingsmiddel, met uitzondering van antibiotica, of een vervangend voederproteïne dat onderscheidenlijk die niet ingevolge een communautaire maatregel is toegelaten, alsmede voormengsels en diervoeders met dat toevoegingsmiddel of die voederproteïne te bereiden, verpakken, etiketteren, vervoeren, vervoederen, in het verkeer te brengen en voorhanden of in voorraad te hebben, indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:

    a. het toevoegingsmiddel, de vervangende voederproteïne, het voormengsel of het diervoeder verkeert als zodanig dan wel voor wat betreft een uitbreiding van de toepassingsmogelijkheden kennelijk in een proefstadium, of wordt voor onderzoeksdoeleinden aangewend;

    b. Onze Minister heeft voor de proefneming of het onderzoek toestemming verleend op aanvraag;

    c. de dieren waaraan de diervoeders worden gevoederd, worden niet gebruikt voor de productie van levensmiddelen, tenzij dit naar het oordeel van Onze Minister geen ongunstige gevolgen heeft voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu;

    d. het onderzoek of de proef voldoet aan de bij ministeriële regeling ter uitvoering van communautaire maatregelen gestelde regels omtrent de beoordeling van toevoegingsmiddelen of vervangende voederproteïnen in diervoeders.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent het indienen van een aanvraag om toestemming als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, de verlenging of wijziging daarvan alsmede omtrent de wijze van behandeling. Daarbij kan onder meer worden bepaald welke gegevens en bescheiden worden overgelegd alvorens een aanvraag in behandeling wordt genomen.

Artikel 29

De voorschriften, gesteld bij of krachtens hoofdstuk 4, paragrafen 1 tot en met 3, zijn niet van toepassing op mengvoeders ten aanzien waarvan op het etiket is vermeld dat zij zijn bestemd voor dieren die voor wetenschappelijke of experimentele doeleinden worden gehouden.

HOOFDSTUK 7. WIJZIGING ANDERE BESLUITEN

Artikel 30

Het Besluit gemedicineerd voeder1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c vervalt.

2. De onderdelen d tot en met g worden geletterd c tot en met f.

B

Artikel 2 vervalt.

C

In artikel 20 vervallen het tweede lid en de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

Artikel 31

Het Besluit uitzonderingen registratieregime diergeneesmiddelen2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c vervalt.

2. De onderdelen d tot en met g worden geletterd c tot en met f.

B

Artikel 6 vervalt.

Artikel 32

Artikel 1, derde lid, van het Besluit verpakking en etikettering diergeneesmiddelen3 komt te luiden:

  • 3. Dit besluit is niet van toepassing op halffabrikaten voor de bereiding van gemedicineerd voeder die ingevolge artikel 5, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit uitzonderingen registratieregime diergeneesmiddelen zijn uitgezonderd van de registratieplicht.

Artikel 33

Artikel 27, vijfde lid, van het Eisen- en controlebesluit vergunningen diergeneesmiddelen 19934 komt te luiden:

  • 5. Het tweede tot en met vierde lid zijn niet van toepassing op een uit een lid-staat of een EER-staat ingevoerde partij diergeneesmiddelen, die vergezeld is van de door een bevoegde persoon ondertekende controleverslagen waaruit blijkt dat de desbetreffende partij voldoet aan de in de betrokken lid-staat geldende regels alsmede aan de bij de registratie gegeven voorschriften.

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN

Artikel 34

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 35

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit diervoeders.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 22 juli 2004

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Uitgegeven de derde augustus 2004

De Minister van Justitie a.i.,

M. C. F. Verdonk

NOTA VAN TOELICHTING

§ 1. Inleiding

In dit besluit zijn ter uitvoering van de Kaderwet diervoeders (hierna: wet) regels gesteld over diervoeders. Deze regels vloeien rechtstreeks voort uit Europese richtlijnen op het gebied van diervoeders.

Aan de volgende branche- en belangenorganisaties is commentaar op het besluit gevraagd: het Productschap Diervoeder, de Productschappen Vee, Vlees en Eieren, de Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie (Nevedi), de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD), de Vereniging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie (Nepluvi), het Productschap Margarine, Vetten en Oliën, LTO Nederland, de Consumentenbond, de Nederlandse Voedingsindustrie Gezelschapsdieren, het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel, Dieren benodigdheden en voeders (Dibevo), de Koninklijke Vereniging het Comité van Graanhandelaren, de Centrale Organisatie voor de Vleessector, Milieudefensie, de Overleggroep Producenten Natte Veevoeders, de Nederlandse Voedingsmiddelenindustrie en het Centrum voor Landbouw en Milieu. Door de eerste vijf organisaties is instemmend op het besluit gereageerd. Op hun opmerkingen wordt ter bestemder plekke ingegaan. Van de overige organisaties is geen commentaar ontvangen.

In de volgende paragrafen wordt het besluit toegelicht. Eerst wordt ingegaan op de achtergronden van de diverse regels. Daarna komen de administratieve en bedrijfseconomische lasten die dit besluit met zich brengt aan de orde.

§ 2. Achtergrond en inhoud

2.1. Algemeen

De regelgeving over diervoeders is door de Europese Gemeenschap in verregaande mate geharmoniseerd. In de memorie van toelichting bij het voorstel voor een Kaderwet diervoeders is in paragraaf 4, onderdeel b, een overzicht opgenomen van de diverse communautaire richtlijnen en beschikkingen op het vlak van diervoeders (Kamerstukken II 2001/02, 28 173, nr. 3, blz. 7–11). Het onderhavige besluit heeft uitsluitend tot doel de Europese richtlijnen en beschikkingen inzake diervoeders te implementeren, alsmede regels te stellen die noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van verordeningen. Het gaat daarbij om richtlijn nr. 82/471/EEG inzake vervangende voederproteïnen,1 richtlijn nr. 96/25/EG inzake voedermiddelen,2 richtlijn nr. 79/373/EEG inzake mengvoeders3 en richtlijnen nrs. 93/74/EG en 94/39/EG inzake diervoeders met een bijzonder voedingsdoel.4 Tevens strekt het besluit ter implementatie van richtlijn nr. 70/524/EEG inzake toevoegingsmiddelen.5 Alhoewel deze richtlijn vanaf 18 oktober 2004 wordt vervangen door verordening (EG) nr. 1831/20036 blijft artikel 16 van die richtlijn ingevolge artikel 23 van de verordening van toepassing totdat de voorschriften uit eerstbedoeld artikel in richtlijn nr. 79/373/EEG zijn omgezet. Op grond van voornoemde richtlijnen is aanvullende nationale regelgeving niet toegestaan.

Dit besluit voorziet in de hoofdregels ten aanzien van voornoemde producten. Waar de richtlijnen voorzien in technische en gedetailleerde voorschriften, is ervoor gekozen de bevoegdheid tot het stellen van die regels te delegeren aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Artikel 4, eerste lid, van de wet biedt daartoe de mogelijkheid met betrekking tot diervoeders, artikel 8 van de wet maakt dat voor toevoegingsmiddelen en vervangende voederproteïnen mogelijk.

Volledigheidshalve zij opgemerkt dat uit de systematiek van de wet, artikel 2 in het bijzonder, volgt dat de normen uit het besluit tot eenieder die diervoeders bereidt, be- of verwerkt, verpakt, etiketteert, voorhanden of in voorraad heeft, vervoedert of in het verkeer brengt strekken. Dit betekent bijvoorbeeld dat de eisen die in hoofdstuk 4 aan de hoedanigheid van een mengvoeder worden gesteld in ieder geval zijn gericht tot de fabrikant die een mengvoeder in het verkeer brengt. Dat terwijl degene die een voedermiddel waarvan de samenstelling tijdens het verkeer is veranderd, verder in het verkeer brengt, verantwoordelijk is voor de het aanpassen van de aanduidingen bij dat voedermiddel overeenkomstig artikel 11 van het besluit. Het handelen in strijd met de voorschriften uit het besluit is overigens strafbaar ingevolge artikel 1, onder 1°, van de Wet op de economische delicten.

2.2. Voedermiddelen

In hoofdstuk 2 zijn voorschriften over de handel in voedermiddelen opgenomen, ter implementatie van richtlijn nr. 96/25/EG. Het gaat hier voor een belangrijk deel om regels die betrekking hebben op de aanduidingen en etikettering van voedermiddelen. Ook bevat deze richtlijn enkele eisen over de hoedanigheid van voedermiddelen.

Voedermiddelen kunnen zijn bestemd om direct te worden vervoederd aan dieren, maar zij kunnen ook dienen als grondstof bij de bereiding van mengvoeders. Daarnaast zijn er veel producten die als voedermiddel kunnen worden gebruikt maar ook kunnen zijn bestemd voor andere doeleinden die geen verband houden met voedering aan dieren. Uitgangspunt is dat vanaf het moment dat een dergelijk product in het verkeer wordt gebracht voor voederdoeleinden, de regels over voedermiddelen onverkort van toepassing zijn.

Hoofdstuk 2 voorziet ten aanzien van voedermiddelen in regels over de benaming (paragraaf 1), de hoedanigheid van producten (paragraaf 2) en de te vermelden gegevens op of bij verpakkingen (paragraaf 3). Voor de goede orde zij erop gewezen dat de wet ook zelf voorziet in regels over de hoedanigheid van voedermiddelen. In artikel 2 van deze wet is de regel opgenomen dat een diervoeder – tot welke groep de voedermiddelen behoren – gezond, deugdelijk en van gebruikelijke handelskwaliteit zijn. Daarnaast worden op grond van artikel 3 van de wet voedermiddelen aangewezen die niet mogen worden vervoederd of in mengvoeders mogen worden verwerkt. Dit ter implementatie van beschikking nr. 2004/217/EG.7

Voor een aantal categorieën voedermiddelen wordt ingevolge artikel 2 van het besluit een specifieke benaming bij ministeriële regeling voorgeschreven. Het gaat hier om de belangrijkste in de Europese Unie gebruikte voedermiddelen. Voldoet een product aan de bij een benaming gegeven omschrijving, dan dient dit product te worden aangeduid met die benaming. Andersom is het verboden om een product dat niet aan de bij een benaming gegeven omschrijving voldoet, toch met die benaming aan te duiden (artikel 3, eerste lid, onderdeel a). Voor deze producten zal een andere benaming moeten worden gekozen, ter zake waarvan in artikel 3, tweede lid, nadere regels zijn gesteld. Bovendien geldt de eis dat de gekozen benaming de verkrijger van het middel niet kan misleiden over de aard van het product (artikel 3, eerste lid, onderdeel b).

In paragraaf 2 van hoofdstuk 2 zijn algemene regels gesteld over de hoedanigheid van voedermiddelen. Het gaat hierbij om de afwezigheid van chemische onzuiverheden en botanische onzuiverheden (artikelen 4 en 5). Artikel 6 schrijft tot slot een maximumgehalte voor aan voedermiddelen die in een ander voedermiddel aanwezig zijn met het oog op binding. Deze algemene regels volgen uit de bijlage, deel A, bij richtlijn nr. 96/25/EG. De meer gedetailleerde regels uit die bijlage worden bij ministeriële regeling omgezet.

Opgemerkt zij dat artikel 8 van richtlijn nr. 96/25/EG niet in het besluit is overgenomen. Dit artikel bepaalt dat voedermiddelen met een hoger gehalte aan ongewenste stoffen dan communautair is toegestaan, uitsluitend in het verkeer mogen worden gebracht voor gebruik door erkende mengvoederbedrijven. Deze bepaling is achterhaald nu in artikel 5 van richtlijn nr. 2002/32/EG inzake ongewenste stoffen in diervoeding8 een algeheel verbod is neergelegd om voedermiddelen met een hogere concentratie aan ongewenste stoffen dan ingevolge die richtlijn is toegestaan met het oog op verdunning te vermengen met andere producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren. In reactie op een opmerking van de KNMvD wordt erop gewezen dat ingevolge artikel 2 van de wet enkel voedermiddelen met een toegestane gehalte aan ongewenste stoffen mogen worden bereid, be- of verwerkt, verpakt, geëtiketteerd, in voorraad of voorhanden gehouden, vervoerd of in het verkeer worden gebracht. Gelet hierop is het evenmin toegestaan om te hoge gehalten aan ongewenste stoffen in voedermiddelen via een technologische behandeling te verlagen en de behandelde voedermiddelen vervolgens in het verkeer te brengen.

De voorschriften over de aanduidingen op of bij verpakkingen van voedermiddelen zijn opgenomen in paragraaf 3 van hoofdstuk 2. Het gaat hier onder meer om de te vermelden gegevens of inlichtingen met betrekking tot de benaming van het voedermiddel, de netto-hoeveelheid, de naam of handelsnaam van degene die het voedermiddel in het verkeer brengt, onder bepaalde omstandigheden het vochtgehalte van het voedermiddel en het gehalte aan bepaalde in het voedermiddel aanwezige stoffen. Omdat deze voorschriften per soort voedermiddel verschillend en dientengevolge zeer gedetailleerd zijn, is ervoor gekozen om in artikel 7 de bevoegdheid tot het stellen van die regels aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de delegeren. Wel zijn in de artikelen 8 en 9 enkele regels neergelegd die op alle voedermiddelen van toepassing zijn. De daarop volgende artikelen bevatten een uitzondering en een aanvulling op die hoofdregels.

2.3. Vervangende voederproteïnen

Vervangende voederproteïnen zijn stikstofhoudende voedermiddelen die volgens bepaalde technische procédés worden vervaardigd met het oog op hun directe of indirecte eiwitvoorziening. Zij kunnen als zodanig of in mengvoeders worden gebruikt. Voor vervangende voederproteïnen geldt ingevolge richtlijn nr. 82/471/EEG dat zij eerst in het verkeer mogen worden gebracht als zij door de Europese Unie zijn toegelaten. Artikel 5 van de wet strekt tot implementatie van dat voorschrift.

Naast regels over de toelating bevat richtlijn nr. 82/471/EEG normen inzake de aanduidingen op de verpakking van vervangende voederproteïnen. Het gaat hierbij om gegevens of inlichtingen met betrekking tot de benaming van het product, de benaming van het werkzame bestanddeel of de vermelding van het micro-organisme, het voedingssubstraat, de te vermelden gegevens met betrekking tot de samenstelling van het product en de diersoorten waarvoor het product is bestemd. Tot slot gelden per soort vervangende voederproteïne specifieke vereisten.

Hoofdstuk 3 van dit besluit strekt tot het stellen van de normen inzake de aanduidingen op de verpakking van vervangende voederproteïnen. Dit hoofdstuk vindt zijn grondslag in artikel 8 van de wet. De implementatie van deze voorschriften is, gegeven het gedetailleerde karakter en de hoeveelheid aan voorschriften, voor het grootste deel gedelegeerd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (artikel 12 van het besluit). Producten die niet voldoen aan deze voorschriften mogen niet in het verkeer worden gebracht. Ook mag niet in strijd worden gehandeld met de bij de toelating van een vervangende voederproteïne gestelde voorschriften op grond van artikel 7, eerste lid, van de wet.

2.4. Mengvoeders

Hoofdstuk 4 bevat voorschriften ter implementatie van de richtlijnen nrs. 79/373/EEG (mengvoeders), 82/471/EEG (vervangende voederproteïnen), 93/74/EEG (diervoeders met bijzonder voedingsdoel) en artikel 16 van richtlijn nr. 70/524/EEG (toevoegingsmiddelen).

Paragraaf 1 stelt eisen aan de hoedanigheid van mengvoeders, die voortvloeien uit richtlijn nr. 79/373/EEG. Het gaat hierbij om het maximumgehalte aan in zoutzuur onoplosbare as in mengvoeders en een specifiek voorschrift over het ijzergehalte in kunstmelkvoeder voor jonge kalveren. Opgemerkt zij dat meer algemene eisen over de hoedanigheid van mengvoeders al in de wet zijn neergelegd, net als dat bij voedermiddelen het geval is (verwezen zij naar paragraaf 2.2).

In de paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk 4 zijn de verpakkings- en etiketteringsvoorschriften voor mengvoeders neergelegd. Voorbeelden daarvan zijn de plicht om mengvoeder in een gesloten en verzegelde verpakking in het verkeer te brengen, of om op de verpakking of een daaraan bevestigd etiket de benaming van het mengvoeder, de diersoort waarvoor het is bestemd, de nettohoeveelheid, het watergehalte en de uiterste houdbaarheidsdatum te vermelden. Gedetailleerde communautaire etiketteringseisen worden bij ministeriële regeling geïmplementeerd (artikelen 17, onderscheidenlijk 20, van het besluit). Volledigheidshalve zij opgemerkt dat het hierbij niet enkel om de voorschriften uit richtlijn nr. 79/373/EEG gaat, maar ook om de voorschriften over de etikettering van diervoeders met vervangende voederproteïnen (richtlijn nr. 82/471/EEG), diervoeders met een bijzonder voedingsdoel (richtlijnen nrs. 93/74/EEG en 94/39/EG) en diervoeders met bepaalde groepen toevoegingsmiddelen (artikel 16 van richtlijn nr. 70/524/EEG).

Ingevolge richtlijn nr. 94/39/EG moeten diervoeders met een bijzonder voedingsdoel over de voedingskenmerken beschikken die in de lijst, opgenomen in een bijlage bij de richtlijn, bij het desbetreffende voedingsdoel zijn opgenomen. Omdat het hierbij om gedetailleerde regelgeving gaat, wordt in paragraaf 4 van hoofdstuk 4 de bevoegdheid om die lijst vast te stellen aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gedelegeerd. Daarnaast bevat die paragraaf enkele algemene voorschriften over diervoeders met een bijzondere voedingsdoel die uit richtlijn nr. 93/74/EEG voortvloeien.

2.5. Regels ter uitvoering van Europese maatregelen

In artikel 24 van het besluit wordt aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de bevoegdheid gedelegeerd om regels te stellen ter uitvoering van Europese maatregelen ter zake van diervoeders en aanverwante onderwerpen. Dit voorzover de communautaire maatregelen een bindend karakter hebben. Laat een richtlijn, beschikking of in voorkomend geval een verordening aan lidstaten de keuze om al dan niet een voorschrift vast te stellen, dan biedt artikel 24 van het besluit niet de grondslag om deze regels vast te stellen.

De bevoegdheid om regels te stellen is ingeperkt tot het stellen van regels met betrekking tot de bereiding, het be- of verwerken, verpakken, bewaren, vervoeren, vervoederen, in het verkeer brengen, de hoedanigheid, de verpakking en de aanduidingen op verpakkingen van toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels of diervoeders. Op dit moment gaat het om de volgende maatregelen:

a. verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PbEG L 31);

b. verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (PbEU L 268);

c. verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levenmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG (PbEU L 268);

d. verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen in diervoeding (PbEU L 268).

Daarnaast kunnen regels met betrekking tot diervoeders uit andere communautaire maatregelen door de minister worden gesteld. Te denken valt aan de verboden met betrekking tot dierlijke eiwitten in diervoeders uit verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën PbEG L 147) en met betrekking tot dierlijke bijproducten uit verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEG L 273). Regels ter uitvoering van toekomstige maatregelen, zoals de in voorbereiding zijnde verordening inzake diervoederhygiëne (COD 2003/0071), zullen eveneens door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit worden vastgesteld.

Ingeval van verordeningen zal het wegens hun directe werking in beginsel enkel gaan om het stellen van uitvoeringsregels, zoals de strafbaarstelling van overtreding van voorschriften uit de verordeningen en het aanwijzen van autoriteiten die bevoegd zijn om bepaalde taken uit te voeren die in een verordening kunnen worden genoemd.

2.6. Overige bepalingen

Hoofdstuk 6 van het besluit bevat enkele algemene bepalingen over de handel in toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels en diervoeders. Voor een toelichting op deze bepalingen zij verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

§ 3. Bedrijfseconomische en administratieve lasten

Zoals in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel voor een Kaderwet diervoeders (Kamerstukken II 2001/2002, 28 173, nr. 3) is aangegeven, is de regelgeving op het gebied van diervoeders grotendeels binnen de Europese Unie geharmoniseerd. Vooralsnog werd daaraan hoofdzakelijk uitvoering gegeven in verordeningen van het Productschap Diervoeder en deels ook in ministeriële regelingen op grond van de Landbouwwet. Met de wet is enkel een nieuw kader voor het stellen van die Europese voorschriften vastgesteld. Hierdoor geldt ten aanzien van dit besluit hetzelfde als voor de wet: de regels die in het besluit worden neergelegd zijn materieel dezelfde als de regels die tot nu toe waren neergelegd in voorbedoelde verordeningen en regelingen. Hierdoor zal het bedrijfsleven in beginsel met dezelfde verplichtingen en lasten worden geconfronteerd als nu het geval is. Voor een beschrijving van bedrijven die door dit besluit worden geraakt wordt verwezen naar paragraaf 12 van de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel voor een Kaderwet diervoeders (Kamerstukken II 2001/2002, 28 173, nr. 3, pagina 37).

Een uitzondering op het voorgaande vormen de voorschriften met betrekking tot toevoegingsmiddelen en voormengsels uit richtlijn nr. 70/524/EEG. Deze zijn door het Productschap Diervoeder geïmplementeerd in de Verordening PDV diervoeders 2003, maar worden niet in onderhavig besluit of ministeriële regeling omgezet. Dit omdat verordening (EG) nr. 1831/2003, welke directe werking heeft en zodoende niet hoeft te worden omgezet, vanaf 18 oktober 2004 in de plaats van die richtlijn treedt. Weliswaar heeft dit tot gevolg dat de nationale voorschriften met betrekking tot diervoeders qua omvang verminderen, maar van een administratieve en bedrijfseconomische lastenverlichting ten gevolge van dit besluit zal ook op dit punt beperkt sprake zijn. De reden hiervan is dat de voorschriften uit verordening (EG) nr. 1831/2003 vrijwel gelijk zijn aan die uit richtlijn nr. 70/524/EEG. Belangrijkste verschil is dat de procedure voor het aanvragen van een Europese toelating voor toevoegingsmiddelen wordt verkort van twee jaar tot zes maanden. Dit is mogelijk omdat de behandeling van een aanvraag tot toelating enkel op Europees niveau zal plaatsvinden en niet meer langs de nationale autoriteiten hoeft. Omdat nieuwe toevoegingsmiddelen dientengevolge eerder op de markt kunnen worden gebracht, zullen de lasten voor het bedrijfsleven ten gevolge van verordening (EG) nr. 1831/2003 naar verwachting afnemen.

In 2003 is een nulmeting uitgevoerd naar de administratieve lasten die op 1 januari 2002 uit de regelgeving met betrekking tot diervoeders voortvloeiden. Het ging daarbij om regelingen die de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij op grond van de Landbouwwet heeft vastgesteld en verordeningen van het Productschap Diervoeder. Omdat de resultaten van deze meting niet konden worden meegenomen bij de totstandkoming van de wet, wordt hier kort op die resultaten ingegaan.

De totale administratieve lasten ingevolge de regelingen op grond van de Landbouwwet bedroegen op 1 januari 2002 naar schatting € 83 000. De geschatte administratieve lasten ingevolge de verordeningen van het Productschap diervoeder bedroegen toen € 2 370 000. Hierdoor waren de totale administratieve lasten op 1 januari 2002 in totaal € 2 453 000. Sindsdien heeft een beperkte aanscherping van de communautaire regelgeving plaatsgevonden. Gelet hierop zullen de administratieve lasten ingevolge de wet en de daaronder hangende uitvoeringsregelingen, waaronder dit besluit, weinig van voornoemd bedrag verschillen.

Het onderhavige besluit bevat enkele etiketteringsvoorschriften voor diervoeders. Het gaat hierbij met name om de wijze waarop de informatie op de etiketten worden geplaatst. De gedetailleerde, meer inhoudelijke eisen met betrekking tot de gegevens die op de etiketten moeten worden geplaatst, worden met name bij ministeriële regeling vastgesteld. Gelet hierop zullen geringe administratieve lasten uit de etiketteringsvoorschriften uit het besluit voortvloeien. De totale administratieve lasten ten gevolge van de etiketteringsvoorschriften uit het besluit en de ministeriële regeling zullen worden gekwantificeerd in de toelichting bij die regeling.

Volledigheidshalve zij nog verwezen naar de artikelen 27 en 28 van het besluit, waarin de bevoegdheid tot het stellen van eisen aan erkenningen en registraties, onderscheidenlijk proefontheffingen, aan de minister wordt gedelegeerd. Ook de administratieve lasten die uit deze eisen voortvloeien zullen worden gekwantificeerd in de toelichting bij de ministeriële regeling waarin zij worden neergelegd.

Het besluit is voor advies aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) voorgelegd. Dit college heeft het besluit niet geselecteerd voor een toets op de gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

§ 4. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel bevat enkele definitiebepalingen. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat naast deze definities, de definities uit artikel 1 van de wet op het onderhavige besluit van toepassing zijn. Voorts zij opgemerkt dat de definities van «botanische onzuiverheden» en «kunstmelkvoeders» zijn aangepast naar aanleiding van opmerkingen van de KNMvD, onderscheidenlijk het Productschap Diervoeder en de Productschappen Vee, Vlees en Eieren.

Artikelen 2 en 3

Voor een toelichting op deze artikelen zij verwezen naar paragraaf 2.2 van het algemene deel van de toelichting.

Artikelen 4 en 5

Ingevolge artikel 4, eerste lid, moet een voedermiddel vrij zijn van chemische onzuiverheden die direct verband houden met het gebruik van technische hulpmiddelen tijdens het fabricageproces, tenzij die onzuiverheden redelijkerwijs niet te vermijden zijn. Van dit laatste zal met name sprake zijn als dat bij uitvoering van de goede landbouwpraktijken niet mogelijk is (zie de bijlage, deel A, paragraaf I, onder 1 bij richtlijn nr. 96/25/EG). In artikel 5 worden eisen gesteld aan de botanische zuiverheid van een voedermiddel. Voorzover de lijst van voedermiddelen met verplichte benamingen, bedoeld in artikel 2 van het besluit, tevens maximumgehalten aan bepaalde chemische onzuiverheden of botanische onzuiverheden bevat, zijn de artikelen 4, eerste lid, onderscheidenlijk 5, eerste lid, niet van toepassing. In dat geval mag het maximum aandeel aan chemische dan wel botanische onzuiverheden niet hoger zijn dan het maximum aandeel dat in die lijst is vastgesteld. De lijst wordt in de Regeling diervoeders opgenomen.

Artikel 6

Ten behoeve van binding van een voedermiddel wordt gebruik van andere voedermiddelen met een percentage van ten hoogste 3% van het totale gewicht van het voedermiddel toegestaan. Bij hogere percentages is sprake van een mengvoeder en zal aan de regels voor mengvoeders moeten worden voldaan.

Artikel 7

Voor een toelichting op dit artikel zij verwezen naar paragraaf 2.2 van het algemene deel van de toelichting.

Artikelen 8 tot en met 11

De artikelen 8 en 9 bevatten enkele algemene bepalingen met betrekking tot de aanduidingen op verpakkingen van voedermiddelen. Artikel 8 beoogt te bewerkstelligen dat de aanduidingen altijd goed zichtbaar en duidelijk leesbaar zijn. Artikel 9 heeft tot doel te verzekeren dat ook bij opsplitsing van een partij voedermiddelen alle delen worden geëtiketteerd. Artikel 10 maakt het mogelijk om in afwijking van artikel 8 aanduidingen via een bericht op de plaats van verkoop onder de aandacht van de verkrijger te brengen als het voedermiddel een gewicht heeft van 10 kg of minder en bedoeld is voor eindgebruik. Hierbij moet voornamelijk worden gedacht aan de losse verkoop van voedermiddelen, bijvoorbeeld op de markt. Artikel 11 tot slot verplicht ertoe aanduidingen te wijzigen als de samenstelling van een voedermiddel verandert. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij partijen die tijdens transport of opslag schade oplopen.

Artikel 12

Voor een toelichting op dit artikel zij verwezen naar paragraaf 2.3 van het algemene deel van de toelichting.

Artikel 13

Dit artikel heeft tot doel dat de aanduidingen op verpakkingen van vervangende voederproteïnen altijd goed zichtbaar en duidelijk leesbaar zijn.

Artikel 14

Ten behoeve van de kwaliteit van voedermiddelen is in dit artikel een maximaal toegestane gehalte aan in zoutzuur onoplosbare as neergelegd. Onoplosbaar in zoutzuur zijn onder andere minerale bestanddelen als zand. In reactie op het commentaar van de KNMvD wordt ten eerste opgemerkt dat een mengvoeder hoofdzakelijk uit bijproducten van rijst bestaat als deze bijproducten ten minste 50% van het product vormen. Daarnaast wordt erop gewezen dat onder «gekweekte vissen» tevens wordt verstaan vissen die in de natuur zijn gevangen en vervolgens worden gehouden.

Artikel 15

In dit artikel wordt een minimumgehalte voor ijzer in kunstmelkvoeder voor kalveren van ten hoogste 70 kg voorgeschreven. Dit ter voorkoming van bloedarmoede.

Artikel 16

Hoofdregel is dat mengvoeder in een gesloten verpakking of recipiënt in het verkeer wordt gebracht. Dit om afnemers voldoende waarborgen te geven met betrekking tot de inhoud van mengvoeders. Opgemerkt zij dat dit artikel geen relatie heeft met artikel 9, dat over voedermiddelen gaat, zoals de KNMvD suggereert. Tevens zij erop gewezen dat mengvoeders in de praktijk voornamelijk in open verpakkingen in het verkeer worden gebracht. Dit is mogelijk voorzover wordt voldaan aan de specifieke voorwaarden die zijn neergelegd in richtlijn nr. 80/511/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 2 mei 1980 houdende machtiging om, in bepaalde gevallen, mengvoeders in de handel te brengen in niet-gesloten verpakkingen of recipiënten (PbEG L 126). Deze voorwaarden worden op grond van het derde lid in de Regeling diervoeders neergelegd.

Artikel 17

Richtlijn nr. 79/373/EEG bevat deels gedetailleerde communautaire voorschriften welke bij ministeriële regeling worden geïmplementeerd. Het gaat hierbij onder andere om het op de verpakking of een daaraan bevestigd etiket vermelden van de benaming van het mengvoeder, de diersoort waarvoor het is bestemd, de nettohoeveelheid, het watergehalte en de uiterste houdbaarheidsdatum.

Artikelen 18 tot en met 20

De artikelen 17 tot en met 20 geven voorschriften over de aanduidingen op of bij de verpakkingen van mengvoeders. Hoofdregel is dat de aanduidingen op een daarvoor bestemd kader op de verpakking, recipiënt of een daaraan bevestigd etiket worden vermeld (artikel 18). Artikel 19 bevat een uitzondering daarop voor mengvoeders die ingevolge het derde lid van artikel 16 niet in een gesloten verpakking of recipiënt in het verkeer worden gebracht. De meer specifieke voorschriften over aanduidingen uit richtlijn nr. 79/373/EEG worden bij ministeriële regeling vastgesteld op grond van de artikelen 17 en 20. In reactie op de vraag van de KNMvD wat in artikel 20, onderdeel b, onder «kleine hoeveelheden» wordt verstaan zij vermeld dat het afhankelijk is van de concrete omstandigheden. Dit tegen de achtergrond van het feit dat de hoeveelheid mengvoer die is bestemd voor eindgebruik per mengvoer kan verschillen.

Artikelen 21 en 22

Ingevolge artikel 1, tweede lid, van richtlijn nr. 93/74/EEG mogen diervoeders met een bijzonder voedingsdoel alleen in de handel worden gebracht als hun bestemming voorkomt op een door de Commissie vastgestelde lijst. Deze lijst, die in richtlijn nr. 94/39/EG is uitgewerkt, wordt op grond van artikel 21 bij ministeriële regeling geïmplementeerd. Artikel 22 heeft tot doel om vooromschreven gebod te implementeren. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat als een diervoeder voor meer dan één bijzonder voedingsdoel is bestemd, deze over alle voedingskenmerken die bij die voedingsdoelen in de lijst zijn opgenomen dient te beschikken.

Artikel 23

Ingevolge dit artikel mag uitsluitend een diervoeder met een bijzonder voedingsdoel onder de omschrijving «dieetvoeder» worden geëtiketteerd of aangeboden.

Artikel 24

Voor een toelichting op dit artikel zij verwezen naar paragraaf 2.5 van het algemene deel van de toelichting.

Artikel 25

Dit artikel bevat aanvullende voorschriften over de taal van aanduidingen op verpakkingen van voedermiddelen, vervangende voederproteïnen en mengvoeders.

Artikel 26

Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de wet zijn toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen of diervoeders met deze middelen of proteïnen die niet ingevolge een communautaire maatregel zijn toegelaten verboden. In het tweede lid van dat artikel wordt op dat verbod een uitzondering gemaakt voor producten die kennelijk bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen, mits is voldaan aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.

In het eerste lid van het onderhavige artikel worden die regelen met betrekking tot vervangende voederproteïnen en diervoeders met die proteïnen gesteld, door voor te schrijven dat de aanduiding «EXPORT» op die proteïnen en diervoeders die bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen wordt vermeld. Hiermee is voldoende kenbaar dat die producten kennelijk zijn bedoeld voor uitvoer naar derde landen en wordt voldaan aan artikel 16 van richtlijn nr. 82/471/EEG. In het tweede lid wordt uitvoering gegeven aan artikel 14, onderdeel b, van richtlijn nr. 79/373/EEG en artikel 1 van richtlijn nr. 96/25/EG. Dit door de voorschriften uit het besluit die strekken ter implementatie van die richtlijnen niet van toepassing te verklaren op mengvoeders of voedermiddelen die kennelijk zijn bestemd voor export naar derde landen. In reactie op een vraag van de KNMvD wordt het volgende opgemerkt over producten die kennelijk zijn bestemd voor uitvoer, maar desalniettemin verder worden verhandeld binnen de Europese Unie. Ten aanzien van die producten geldt uiteraard dat moet zijn voldaan aan alle eisen die binnen de Europese Unie aan dergelijke producten worden gesteld.

Volledigheidshalve zij het volgende vermeld over toevoegingsmiddelen en diervoeders met toevoegingsmiddelen die kennelijk bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen. Bij inwerkingtreding van dit besluit zal verordening (EG) nr. 1831/2003 en niet richtlijn nr. 70/524/EEG van toepassing zijn. Die verordening, die directe werking heeft, zondert voorbedoelde toevoegingsmiddelen en diervoeders niet meer uit van het toelatingsregime voor toevoegingsmiddelen. Hierdoor zijn niet-toegelaten toevoegingsmiddelen en diervoeders met die toevoegingsmiddelen ook verboden als zij bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen. Gelet hierop worden in het onderhavige besluit geen regelen als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet voor toevoegingsmiddelen en diervoeders met die middelen meer neergelegd.

Artikel 27

In dit artikel wordt de bevoegdheid aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gedelegeerd om ter uitvoering van communautaire maatregelen eisen te stellen aan de erkenning of registratie van bedrijven die door hem aangewezen toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels of diervoeders bereiden. Hierbij moet worden gedacht aan de minimumeisen die in richtlijn nr. 95/69/EG9 zijn voorgeschreven voor het bereiden, be- of verwerken, opslaan, verpakken en afleveren van diverse aangewezen toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, en van voormengsels en mengvoeders waarin die toevoegingsmiddelen aanwezig zijn. Het aanwijzen van de producten waarvoor een erkenning dan wel een registratie is vereist geschiedt afzonderlijk op basis van artikel 10 van de wet door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Ten algemene geldt dat alleen eisen die door communautaire maatregelen bindend zijn voorgeschreven, op basis van dit artikel bij ministeriële regeling kunnen worden vastgesteld. Verwezen zij naar paragraaf 2.5 van deze toelichting.

Artikel 28

Artikel 3, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1831/2003 en artikel 3, tweede lid, van richtlijn nr. 82/471/EEG laten toe dat toevoegingsmiddelen of vervangende voederproteïnen waarvoor geen communautaire vergunning is verleend, in een proefstadium of voor onderzoeksdoeleinden worden gebruikt. Artikel 36 van de wet biedt de basis om bij en krachtens algemene maatregel van bestuur regels te stellen. In de verordening en de richtlijn is een aantal eisen gesteld. De belangrijkste is dat lidstaten dat gebruik toestaan en voorzien in voldoende controle daarop. Gelet hierop wordt de eis gesteld dat voor het vorenbedoeld gebruik toestemming door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is verleend (artikel 28, eerste lid, onderdeel b). Artikel 36, tweede lid, van de wet biedt die bevoegdheid. Op grond van artikel 36, derde lid, van de wet aan de toestemming voorwaarden worden verbonden, en kan de toestemming onder beperkingen worden verleend. Op grond hiervan kan aan de toestemming een tijdslimiet worden gesteld. De onderdelen c en d van artikel 28, eerste lid, zijn ter implementatie van voornoemde richtlijn en verordening. De bevoegdheid tot het stellen van procedurele voorschriften wordt aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gedelegeerd (artikel 28, tweede lid). De communautaire maatregelen, bedoeld in onderdeel d van het eerste lid, bestaan op dit moment uit richtlijn nr. 87/153/ EEG10 en richtlijn nr. 83/228/EEG.11

Artikel 29

Dit artikel regelt dat de voorschriften inzake mengvoeder niet van toepassing zijn op mengvoeders die zijn bestemd voor dieren die voor wetenschappelijke of experimentele doeleinden worden gehouden. Dit ter uitvoering van artikel 14, onderdeel c, van de voornoemde richtlijn.

Artikelen 30 tot en met 33

Ingevolge artikel 47 van de wet worden toevoegingsmiddelen uitgezonderd van de werking van de Diergeneesmiddelenwet. Hierdoor kunnen regelen omtrent toevoegingsmiddelen in besluiten die op de Diergeneesmiddelenwet zijn gebaseerd komen te vervallen. De artikelen 29 tot en met 32 strekken daartoe. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat de voorschriften uit verordening (EG) nr. 1831/2003 vanaf 18 oktober 2004 op alle toevoegingsmiddelen van toepassing zijn.

Artikel 34

Het onderhavige besluit zal op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking treden. Dit tijdstip zal samenvallen met de inwerkingtreding van de bepalingen uit de wet waarop het besluit is gebaseerd, alsmede de bij ministeriële regeling vast te stellen uitvoeringsvoorschriften.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

TRANSPONERINGSTABEL BESLUIT DIERVOEDERS

Besluit

Communautaire maatregel

artikel 1, onderdeel a

artikel 1, onderdeel b

Richtlijn nr. 96/25/EG, bijlage deel A, onderdeel II, onder 1

artikel 1, onderdeel c

Richtlijn nr. 96/25/EG, bijlage deel A, onderdeel II, onder 2

artikel 1, onderdeel d

Richtlijn nr. 79/373/EEG, artikel 2, onderdeel c

artikel 1, onderdeel e

Richtlijn nr. 79/373/EEG, artikel 2, onderdeel d

artikel 1, onderdeel f

Richtlijn nr. 79/373/EEG, artikel 2, onderdeel e

artikel 1, onderdeel g

Richtlijn nr. 79/373/EEG, artikel 2, onderdeel f

artikel 1, onderdeel h

Richtlijn nr. 79/373/EEG, artikel 2, onderdeel j

artikel 2

Richtlijn nr. 96/25/EG, artikel 7, eerste lid

artikel 3, eerste lid

Richtlijn nr. 96/25/EG, artikel 7, tweede lid

artikel 3, tweede lid

Richtlijn nr. 96/25/EG, bijlage deel C, tweede alinea

artikel 4

Richtlijn nr. 96/25/EG, bijlage deel A, onderdeel II, onder 1

artikel 5

Richtlijn nr. 96/25/EG, bijlage deel A, onderdeel II, onder 2

artikel 6

Richtlijn nr. 96/25/EG, bijlage deel A, onderdeel VI, laatste alinea

artikel 7

artikel 8

Richtlijn nr. 96/25/EG, artikel 5, eerste lid

artikel 9

Richtlijn nr. 96/25/EG, artikel 5, vierde lid

artikel 10

Richtlijn nr. 96/25/EG, artikel 5, derde lid

artikel 11

Richtlijn nr. 96/25/EG, artikel 5, vijfde lid

artikel 12

artikel 13, eerste lid

Richtlijn nr. 82/471/EEG, artikel 5, eerste lid

artikel 13, tweede lid

Richtlijn nr. 82/471/EEG, artikel 5, tweede lid

artikel 14

Richtlijn nr. 79/373/EEG, bijlage deel A, onderdeel 3, eerste en tweede alinea

artikel 15

Richtlijn nr. 79/373/EEG, bijlage deel A, onderdeel 4

artikel 16

Richtlijn nr. 79/373/EEG, artikel 4

artikel 17

artikel 18

Richtlijn nr. 79/373/EEG, artikel 5, eerste lid, aanhef;

Richtlijn nr. 93/74/EG, artikel 5, onderdeel 1, eerste alinea

artikel 19

Richtlijn nr. 79/373/EEG, artikel 5, tweede lid, eerste zin

artikel 20

artikel 21

artikel 22

Richtlijn nr. 94/39/EG, artikel 1, en bijlage

artikel 23

Richtlijn nr. 93/74/EG, artikel 5, onderdeel 7

artikel 24

artikel 25

Richtlijn nr. 79/373/EEG, artikel 11;

Richtlijn nr. 82/471/EEG, artikel 9;

Richtlijn nr. 96/25/EG, artikel 9

artikel 26, eerste lid

Richtlijn nr. 82/471/EEG, artikel 16

artikel 26, tweede lid

Richtlijn nr. 79/373/EEG, artikel 14, onderdeel b;

Richtlijn nr. 96/25/EG, artikel 1, eerste lid

artikel 27

artikel 28

Richtlijn nr. 82/471/EEG, artikel 3, tweede lid;

Verordening (EG) nr. 1831/2003, artikel 3, tweede lid

artikel 29

Richtlijn nr. 79/373/EEG, artikel 14, onderdeel c

artikel 30

artikel 31

artikel 32

artikel 33

artikel 34

artikel 35

Transponeringstabel

Richtlijn nr. 70/524/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding (PbEG L 270) zoals laatstelijk gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1756/2002. Deze richtlijn vervalt per 18 oktober 2004 op grond van artikel 23, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie v van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen in diervoeding (PbEU L 268).

Richtlijn

Kaderwet diervoeders

Besluit diervoeders

Ministeriële regeling

Bijzonderheden

artikel 16, eerste lid, aanhef

artikel 8, onder f

artikel 18

  

artikel 16, eerste lid, onderdeel a

artikel 8, onder f

artikel 17

  

artikel 16, eerste lid, onderdeel b, eerste gedachtenstreep

artikel 8, onder f

artikel 17

  

artikel 16, eerste lid, onderdeel b, tweede gedachtenstreep

artikel 8, onder f

artikel 17

  

artikel 16, eerste lid, onderdeel c, eerste gedachtenstreep

artikel 8, onder f

artikel 17

  

artikel 16, eerste lid, onderdeel c, tweede gedachtenstreep

artikel 8, onder f

artikel 17

  

artikel 16, eerste lid, onderdeel d

artikel 8, onder f

artikel 17

  

artikel 16, eerste lid, onderdeel e

artikel 8, onder f

artikel 17

  

artikel 16, eerste lid, onderdeel f

artikel 8, onder f

artikel 17

  

artikel 16, eerste lid, onderdeel g, eerste gedachtenstreep

artikel 8, onder f

artikel 17

  

artikel 16, eerste lid, onderdeel g, tweede gedachtenstreep

artikel 8, onder f

artikel 17

  

artikel 16, eerste lid, onderdeel h

artikel 8, onder f

artikel 17

  

artikel 16, eerste lid, onderdeel i

artikel 8, onder f

artikel 17

  

artikel 16, tweede lid, eerste alinea

   

geen (uitvoering EG)

artikel 16, tweede lid, tweede alinea

artikel 8, onder f

artikel 18

  

artikel 16, derde lid, aanhef

artikel 8, onder f

artikel 17

  

artikel 16, derde lid, onderdeel a

artikel 8, onder f

artikel 17

  

artikel 16, derde lid, onderdeel b

artikel 8, onder f

artikel 17

  

artikel 16, vierde lid, onderdeel a

artikel 8, onder f

artikel 17

  

artikel 16, vierde lid, onderdeel b

 

artikel 17

  

artikel 16, vierde lid, onderdeel c

 

artikel 17

  

artikel 16, vijfde lid

artikel 8, onder f

artikel 17

  

artikel 16, zesde lid, eerste alinea

artikel 8, onder f

artikel 20, aanhef in samenhang met onderdeel a

  

artikel 16, zesde lid, tweede alinea

artikel 8, onder f

artikel 20, aanhef in samenhang met onderdeel b

  

artikel 16, zevende lid, aanhef

artikel 8, onder f

artikel 17

  

artikel 16, zevende lid, onderdeel a

artikel 8, onder f

artikel 17

  

artikel 16, zevende lid, onderdeel b

artikel 8, onder f

artikel 17

  

artikel 16, achtste lid

   

behoeft geen implementatie

Transponeringstabel

Richtlijn nr. 79/373/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 betreffende het verkeer van mengvoeders (PbEG L 86), zoals laatstelijk gewijzigd bij verordening (EG) nr. 807/2003.

Richtlijn

Kaderwet diervoeders

Besluit diervoeders

Ministeriële regeling

Bijzonderheden

Artikel 1

   

Behoeft geen implementatie

Artikel 2, onderdeel a

Artikel 1, eerste lid, onderdeel b

  

Definitie

Artikel 2, onderdeel b

Artikel 1, eerste lid, onderdeel d

  

Definitie

Artikel 2, onderdeel c

 

Artikel 1, onderdeel d

 

Definitie

Artikel 2, onderdeel d

 

Artikel 1, onderdeel e

***

Definitie

Artikel 2, onderdeel e

 

Artikel 1, onderdeel f

 

Definitie

Artikel 2, onderdeel f

 

Artikel 1, onderdeel g

 

Definitie

Artikel 2, onderdeel g

  

***

Definitie

Artikel 2, onderdeel h

Artikel 1, eerste lid, onderdeel h

  

Definitie (definitie in Kaderwet is breder)

Artikel 2, onderdeel i

Artikel 1, eerste lid, onderdeel i

  

Definitie

Artikel 2, onderdeel j

 

Artikel 1, onderdeel h

 

Definitie

Artikel 2, onderdeel k

Artikel 1, eerste lid, onderdeel c

  

Definitie

Artikel 2, onderdeel l

  

***

Definitie

Artikel 2, onderdeel m

Artikel 1, tweede lid

  

Definitie

Artikel 3

Artikel 2

   

Artikel 4, eerste lid

 

Artikel 16, eerste en tweede lid

  

Artikel 4, tweede lid

   

Behoeft geen implementatie

Artikel 5, eerste lid, aanhef

 

Artikel 18

  

Artikel 5, eerste lid, onderdelen a tot en met l

 

Artikel 17

Op basis van artikel 17 van het besluit

 

Artikel 5, tweede lid, eerste zin

 

Artikel 19

  

Artikel 5, tweede lid, tweede zin

 

Artikel20, onderdeel b

Op basis van artikel 20, onderdeel b, van het besluit

 

Artikel 5, derde lid

 

Artikel 17

Op basis van artikel 17 van het besluit

 

Artikel 5, vierde lid, onderdeel a

 

Artikel 20, onderdeel a

Op basis van artikel 20, onderdeel a, van het besluit

 

Artikel 5, vierde lid, onderdeel b

   

Is door het PDV geen invulling aan gegeven in verordening, kán o.g.v. art. 17 Besluit bij regeling

Artikel 5, vijfde lid

 

Artikelen 17 en 20, onderdeel c

Op basis van artikelen 17 en 20, onderdeel c, van het besluit

 

Artikel 5, zesde lid, onderdelen a en b

   

Behoeft geen implementatie

Artikel 5, zesde lid, onderdeel c

 

Artikel 17

Op basis van artikel 17 van het besluit

 

Artikel 5 quater, eerste lid

 

Artikel 17

Op basis van artikel 17 van het besluit

 

Artikel 5 quater, tweede lid

 

Artikel 17

Op basis van artikel 17 van het besluit

 

Artikel 5 quater, derde lid

 

Artikel 17

Op basis van artikel 17 van het besluit

 

Artikel 5 quater, vierde lid

 

Artikel 17

Op basis van artikel 17 van het besluit

 

Artikel 5 quinquies, eerste lid

 

Artikel 17

Op basis van artikel 17 van het besluit

 

Artikel 5 quinquies, tweede lid

 

Artikel 17

Op basis van artikel 17 van het besluit

 

Artikel 5 sexies

 

Artikel 17

Op basis van artikel 17 van het besluit

 

Artikel 6

   

Zie hetgeen is vermeld bij deel A

Artikelen 7-8

   

Vervallen

Artikelen 9 – 10 bis

   

Behoeven geen implementatie

Artikel 11

 

Artikel 25

  

Artikelen 12 – 13

   

Behoeven geen implementatie

Artikel 14, onderdeel a

   

Behoeft geen implementatie

Artikel 14, onderdeel b

 

Artikel 26, tweede lid

  

Artikel 14, onderdeel c

 

Artikel 29

  

Artikelen 15 – 17

   

Behoeven geen implementatie

BIJLAGE

    

DEEL A

    

1

 

Artikel 17

Op basis van artikel 17 van het besluit

 

2

 

Artikel 17

Op basis van artikel 17 van het besluit

 

3, eerste en tweede alinea

 

Artikelen 14 en 17

Op basis van artikel 17 van het besluit

Deel is eis aan hoedanigheid (29), deel gaat over te vermelden gegevens (32)

3, derde alinea

 

Artikel 17

Op basis van artikel 17 van het besluit

 

4

 

Artikel 15

  

5

   

Behoeft geen implementatie

6

   

Behoeft geen implementatie

7

 

Artikel 17

Op basis van artikel 17 van het besluit

 
     

DEEL B

    
  

Artikel 17

Op basis van artikel 17 van het besluit

 

Transponeringstabel

Richtlijn nr. 82/471/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 juni 1982 betreffende bepaalde in diervoeding gebruikte produkten (PbEG L 213), zoals laatstelijk gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1882/2003.

Richtlijn

Kaderwet diervoeders

Besluit diervoeders

Ministeriële regeling

Bijzonderheden

Artikelen 1 en 2

   

Behoeft geen implementatie

Artikel 3, eerste lid, onderdeel a

Artikel 5, eerste lid

   

Artikel 3, eerste lid, onderdeel b

Artikel 7, eerste lid

   

Artikel 3, tweede lid

Artikel 36

Artikel 28

Op basis van artikel 28 van het besluit

 

Artikel 3, derde lid

Artikel 10, eerste lid

   

Artikel 3, vierde lid

   

Uitgewerkt

Artikel 4

   

Uitgewerkt

Artikel 5, eerste lid

 

Artikelen 12 en 13, eerste lid

Op basis van artikel 12 van het besluit

 

Artikel 5, tweede lid

 

Artikel 13, tweede lid

  

Artikel 6

   

Behoeft geen implementatie

Artikel 7

Artikel 6

 

Op basis van artikel 6 van de wet

 

Artikel 8, eerste lid

Artikel 9

   

Artikel 8, tweede en derde lid

   

Behoeft geen implementatie

Artikel 9

 

Artikel 25

  

Artikelen 10-15

   

Behoeven geen implementatie

Artikel 16

 

Artikel 26, eerste lid

  

Artikelen 17-18

   

Behoeven geen implementatie

BIJLAGE

Artikel 5

Artikel 12

Op basis van artikel 12 van het besluit

Transponeringstabel

Richtlijn nr. 93/74/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 september 1993 betreffende diervoeders met bijzonder voedingsdoel (PbEG L 237), zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003.

Richtlijn

Kaderwet diervoeders

Besluit diervoeders

Ministeriële regeling

Bijzonderheden

Artikel 1, eerste lid

   

Behoeft geen implementatie

Artikel 1, tweede lid

   

Zie hetgeen hieronder is vermeld bij de desbetreffende in dit artikellid genoemde bepalingen

Artikel 2, onderdeel a

Artikel 1, eerste lid, onderdeel b

  

Definitie

Artikel 2, onderdeel b

Artikel 1, eerste lid, onderdeel d

  

Definitie

Artikel 2, onderdeel c

Artikel 1, eerste lid, onderdeel k

  

Definitie

Artikel 2, onderdeel d

Artikel 1, eerste lid, onderdeel j

  

Definitie

Artikel 3

Artikel 4, tweede lid

   

Artikel 4

   

Behoeft geen implementatie

Artikel 5, onderdeel 1, eerste alinea en onderdelen a tot en met e

 

Artikelen 17 en 18

Op basis van artikel 17 van het besluit

 

Artikel 5, onderdeel 1, tweede alinea

 

Artikelen 17

Op basis van artikel 17 van het besluit

 

Artikel 5, onderdeel 2

 

Artikel 17

Op basis van artikel 17 van het besluit

 

Artikel 5, onderdeel 3

 

Artikel 17

Op basis van artikel 17 van het besluit

 

Artikel 5, onderdeel 4

 

Artikel 17

Op basis van artikel 17 van het besluit

 

Artikel 5, onderdeel 5

   

Artikel 5 quater, vijfde lid, van richtlijn nr. 79/373/EEG, waarnaar in dit onderdeel wordt verwezen, is komen te vervallen (richtlijn nr. 2002/2/EG).

Artikel 5, onderdeel 6

 

Artikel 17

Op basis van artikel 17 van het besluit

 

Artikel 5, onderdeel 7, eerste alinea

 

Artikel 23, tweede lid

  

Artikel 5, onderdeel 7, tweede alinea

 

Artikel 23, eerste lid

  

Artikel 5, onderdeel 8

 

Artikel 17

Op basis van artikel 17 van het besluit

 

Artikelen 6-13

   

Behoeft geen implementatie

Bijlage

   

Behoeft geen implementatie

Transponeringstabel

Richtlijn nr. 94/39/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1994 tot vaststelling van de lijst van bestemmingen voor diervoeders met bijzonder voedingsdoel (PbEG L 207), zoals laatstelijk gewijzigd bij richtlijn nr. 2002/1/EG.

Richtlijn

Kaderwet diervoeders

Besluit diervoeders

Ministeriële regeling

Bijzonderheden

Artikel 1, eerste alinea

 

Artikel 22

Op basis van artikel 22 van het besluit

 

Artikel 1, tweede alinea

   

Zie hetgeen is vermeld bij deel A

Artikelen 2 en 3

   

Behoeft geen implementatie

     

DEEL A

    

1

 

Artikelen 17, 21 en 22

Op basis van artikelen 17 en 21 van het besluit

 

2

   

Behoeft geen implementatie, volgt uit art. 5, eerste lid, van de wet

3

 

Artikelen 17 en 21

Op basis van artikelen 17 en 21 van het besluit

 

4

 

Artikelen 17 en 21

Op basis van artikelen 17 en 21 van het besluit

 

5

 

Artikelen 17 en 21

Op basis van artikelen 17 en 21 van het besluit

 

6

 

Artikelen 17 en 21

Op basis van artikelen 17 en 21 van het besluit

 

7

 

Artikelen 17 en 21

Op basis van artikelen 17 en 21 van het besluit

 

8

 

Artikelen 21 en 22

Zie Nota van Toelichting bij besluit, artikelsgewijs.

9

 

Artikelen 17 en 21

Op basis van artikelen 17 en 21 van het besluit

 
     

DEEL B

 

Artikel 21

Op basis van artikel 21 van het besluit

 

Transponeringstabel

Richtlijn nr. 96/25/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 april 1996 betreffende het verkeer en het gebruik van voedermiddelen, tot wijziging van de Richtlijnen 70/524/EEG, 74/63/EEG, 82/471/EEG en 93/74/EEG, en tot intrekking van Richtlijn 77/101/EEG (PbEG L 125), zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003.

Richtlijn

Kaderwet diervoeders

Besluit diervoeders

Ministeriële regeling

Bijzonderheden

Artikel 1, eerste lid

 

Artikel 26, tweede lid

  

Artikel 1, tweede lid

   

Behoeft geen implementatie

Àrtikel 2, onderdeel a

Vgl. artikel 1, eerste lid, onderdeel c

   

Artikel 2, onderdeel b

Vgl. artikel 1, tweede lid

   

Artikel 3

Artikel 2, eerste lid

   

Artikel 4

   

Zie verder in deze tabel bij de bepalingen van deel A

Artikel 5, eerste lid

 

Artikelen 7 en 8

Op basis van artikel 7 van het besluit

 

Artikel 5, tweede lid

 

Artikel 7

Op basis van artikel 7 van het besluit

 

Artikel 5, derde lid

 

Artikel 10

  

Artikel 5, vierde lid

 

Artikel 9

  

Artikel 5, vijfde lid

 

Artikel 11

  

Artikel 6, eerste lid

 

Artikel 7

Op basis van artikel 7 van het besluit

 

Artikel 6, tweede lid

 

Artikel 7

Op basis van artikel 7 van het besluit

 

Artikel 6, derde lid

 

Artikel 7

Op basis van artikel 7 van het besluit

 

Artikel 6, vierde lid

   

Behoeft geen implementatie

Artikel 7, eerste lid

 

Artikel 2

Op basis van artikel 2 van het besluit

 

Artikel 7, tweede lid

 

Artikel 3, eerste lid

  

Artikel 8

   

Heeft na inwerkingtreding van richtlijn nr. 2002/32/EG geen functie meer in de praktijk (verbod op «wegmengen» van verontreinigde diervoeders)

Artikel 9

 

Artikel 25

  

Artikelen 10-20

   

Behoeven geen implementatie

    

BIJLAGE

    

DEEL A

    

I

   

Behoeft geen implementatie

II, onder 1

 

Artikel 4

  

II, onder 2, aanhef

 

Artikel 5

  

II, onder 2, onderdelen a en b

 

Artikel 1, onderdeel c, en artikel 5

  

II, onder 3

 

Artikelen 2, 4, tweede lid, en 5

Op basis van artikel 2

 

III

 

Artikelen 2 en 7

Op basis van artikel 2 en 7

 

IV

 

Artikel 2

Op basis van artikel 2

Definities van gebruikte begrippen in voorgeschreven benamingen

V

 

Artikelen 2 en 7

Op basis van artikelen 2 en 7

VI, eerste alinea en gedachtenstrepen

 

Artikelen 2 en 7

Op basis van artikelen 2 en 7

 

VI, tweede alinea

 

Artikel 6

  

VII

   

Behoeft geen implementatie

VIII

 

Artikel 7

Op basis van artikel 7

 
     

DEEL B

 

Artikelen 2 en 7

Op basis van artikelen 2 en 7

Waar het gaat om de benaming van het voedermiddel en de omschrijving ervan artikel 2; voorzover er daarbij specifieke gegevens moeten worden vermeld (kolom 4) artikel 7

DEEL C

    

Eerste alinea

 

Artikel 7

Op basis van artikel 7

 

Tweede alinea

 

Artikel 3

 

XNoot
1

Stb. 1993, 551.

XNoot
2

Stb. 1986, 228, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 3 december 1997, Stb. 667.

XNoot
3

Stb. 1986, 511, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 28 maart 2002, Stb. 221.

XNoot
4

Stb. 1993, 652, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 16 juni 2004, Stb. 261.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 september 2004, nr. 176.

XNoot
1

Richtlijn nr. 82/471/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 juni 1982 betreffende bepaalde in diervoeding gebruikte producten (PbEG L 213).

XNoot
2

Richtlijn nr. 96/25/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 betreffende het verkeer en het gebruik van voedermiddelen, tot wijziging van de Richtlijnen 70/524/EEG, 74/63/EEG, 82/471/EEG en 93/74/EEG, en tot intrekking van Richtlijn 77/101/EEG (PbEG L 125).

XNoot
3

Richtlijn nr. 79/373/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 betreffende het verkeer van mengvoeders (PbEG L 86).

XNoot
4

Richtlijn nr. 93/74/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 september 1993 betreffende diervoeders met een bijzonder voedingsdoel (PbEG L 237) en richtlijn nr. 94/39/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1994 tot vaststelling van de lijst van bestemmingen voor diervoeders met bijzonder voedingsdoel (PbEG L 207).

XNoot
5

Richtlijn nr. 70/524/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in veevoeding (PbEG L 270).

XNoot
6

Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen in diervoeding (PbEU L 268).

XNoot
7

Beschikking nr. 2004/217/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 1 maart 2004 tot goedkeuring van een lijst van materialen waarvan het verkeer en het gebruik in de diervoeding is verboden (PbEU L 67).

XNoot
8

Richtlijn nr. 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding (PbEG L 140).

XNoot
9

Richtlijn nr. 95/69/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1995 houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de erkenning en de registratie van bedrijven en tussenpersonen in de sector diervoeding en tot wijziging van de Richtlijnen 70/524/EEG, 74/63/EEG, 79/373/EEG en 82/471/EEG (PbEG L 332).

XNoot
10

Richtlijn nr. 87/153/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 februari 1987 tot vaststelling van richtsnoeren voor de beoordeling van toevoegingsmiddelen in diervoeding (PbEG L 64).

XNoot
11

Richtlijn nr. 83/228/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 april 1983 tot vaststelling van richtsnoeren voor de beoordeling van bepaalde produkten die worden gebruikt in de diervoeding (PbEG L126).

Naar boven