Wet van 17 juni 2004 tot wijziging van de Provinciewet en de Gemeentewet in verband met aanpassing van de procedure tot benoeming van de commissaris van de Koning en de burgemeester en in verband met het tijdelijk verruimen van de periode gedurende welke ontheffing van het woonplaatsvereiste van de burgemeester mogelijk is

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de benoemingsprocedure van de commissaris van de Koning en de burgemeester op het punt van de openbaarheid van de aanbeveling te wijzigen en dat het tevens wenselijk is de periode gedurende welke ontheffing van het woonplaatsvereiste van de burgemeester mogelijk is, tijdelijk te verruimen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Provinciewet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 61, vijfde lid, vervalt de laatste volzin.

B

Onder vernummering van het zesde lid van artikel 61 tot zevende lid wordt een nieuw zesde lid ingevoegd, dat luidt:

  • 6. In een bijzonder, door provinciale staten te motiveren geval, kan worden volstaan met een aanbeveling waarop één persoon vermeld staat. Onze Minister slaat geen acht op een enkelvoudige aanbeveling, indien naar zijn oordeel geen sprake is van een bijzonder geval.

C

Artikel 61c, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De aanbevelingen van provinciale staten, bedoeld in artikel 61, vijfde en zesde lid, 61a, tweede lid, en 61b, tweede lid, zijn openbaar met dien verstande dat ten aanzien van de aanbeveling inzake de benoeming, bedoeld in artikel 61, vijfde lid, de openbaarheid uitsluitend de als eerste aanbevolen persoon geldt.

D

Onder toevoeging van de aanduiding «1.» voor de tekst van artikel 64 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In geval van herbenoeming wordt de eed (verklaring en belofte) in handen van de Koning of in handen van Onze Minister, daartoe door de Koning gemachtigd, afgelegd.

ARTIKEL II

De Gemeentewet2 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 61, vijfde lid, vervalt de laatste volzin.

B

Onder vernummering van het zesde lid van artikel 61 tot zevende lid wordt een nieuw zesde lid ingevoegd, dat luidt:

  • 6. In een bijzonder, door de raad te motiveren geval, kan worden volstaan met een aanbeveling waarop één persoon vermeld staat. Onze Minister slaat geen acht op een enkelvoudige aanbeveling, indien naar zijn oordeel geen sprake is van een bijzonder geval.

C

Artikel 61c, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De aanbevelingen van de raad, bedoeld in artikel 61, vijfde en zesde lid, 61a, tweede lid, en 61b, tweede lid, zijn openbaar met dien verstande dat ten aanzien van de aanbeveling inzake de benoeming, bedoeld in artikel 61, vijfde lid, de openbaarheid uitsluitend de als eerste aanbevolen persoon geldt, tenzij een raadplegend referendum is gehouden.

ARTIKEL III

In afwijking van artikel 71, tweede lid, van de Gemeentewet kan de raad de burgemeester die in de periode 1 juni 2003 tot 1 mei 2006 is benoemd dan wel wordt benoemd, tot 1 mei 2007 ontheffing dan wel aanvullende ontheffing verlenen van de verplichting om de werkelijke woonplaats in de gemeente te hebben.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

's-Gravenhage, 17 juni 2004

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

Th. C. de Graaf

Uitgegeven de zevenentwintigste juli 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 1998, 276, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 april 2004, Stb. 184.

XNoot
2

Stb. 1994, 762, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 juni 2004, Stb. 300.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2003/2004, 29 012.

Handelingen II 2003/2004, blz. 2492–2497; 2605.

Kamerstukken I 2003/2004, 29 012 (A, B, C, D).

Handelingen I 2003/2004, blz. 1689–1693; 1792–1800.

Naar boven