Wet van 9 juli 2004, houdende wijziging van de Wet werk en bijstand en enige andere wetten in verband met een aantal technische verbeteringen en het herstel van enkele omissies in de Invoeringswet Wet werk en bijstand

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet werk en bijstand en enige andere wetten te wijzigen in verband met een aantal technische verbeteringen en het herstel van enkele omissies in de Invoeringswet Wet werk en bijstand;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WET WERK EN BIJSTAND

De Wet werk en bijstand1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

d. die per kalenderjaar langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland dan wel een aaneengesloten periode van langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland;.

2. In het derde lid wordt «of een inrichting voor justitiële jeugdbescherming zijnde een landelijke voorziening als bedoeld in artikel 65 van de Wet op de jeugdhulpverlening» vervangen door: of een inrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. In afwijking van het eerste lid, onderdeel d, geldt voor personen van 57,5 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, aan wie op grond van artikel 9, tweede lid, ontheffing is verleend van de verplichtingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, alsmede voor personen van 65 jaar of ouder, een periode van 13 weken.

B

Artikel 31, tweede lid, onderdelen j en k, komen te luiden:

j. een eenmalige premie van ten hoogste € 1984,00 per kalenderjaar, voor zover dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling;

k. een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk van ten hoogste een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag;.

C

In artikel 38, tweede lid, wordt «onderdelen j, k en o» vervangen door: onderdelen j en o.

ARTIKEL II. INVOERINGSWET WET WERK EN BIJSTAND

De Invoeringswet Wet werk en bijstand2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6 van de Invoeringswet Wet werk en bijstand komt te luiden:

Artikel 6. Bijstand buitenland

  • 1. Onze Minister kan de verlening van bijstand aan een Nederlander die zich in het buitenland bevindt voortzetten ten aanzien van:

    a. degene die in december 1995 bijstand ontving op grond van artikel 82 of artikel 95 van de Algemene Bijstandswet, welke bijstand niet is geëindigd;

    b. degene die op enig moment in de periode van 26 weken onmiddellijk voorafgaand aan 31 december 1995 bijstand ontving op grond van artikel 82 van de Algemene Bijstandswet, welke bijstand in die periode is geëindigd, indien belanghebbende binnen 26 weken na die datum opnieuw bijstand aanvraagt.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde bijstand wordt afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende, rekening houdend met het niveau van de noodzakelijke kosten van het bestaan ter plaatse.

  • 3. Hoofdstuk 2 en de paragrafen 6.1 tot en met 6.5 van de Wet werk en bijstand zijn, voor zover de omstandigheden het toelaten, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat Onze Minister in de plaats treedt van het college.

  • 4. Zodra ten minste 26 weken zijn verstreken nadat de bijstand die werd verleend op grond van het eerste lid werd beëindigd, is dat lid ten aanzien van het desbetreffende geval niet langer van toepassing.

B

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de Wet werk en bijstand is niet van toepassing» vervangen door: de Wet werk en bijstand is tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip niet van toepassing.

2. Het tweede komt te luiden:

  • 2. In afwijking van artikel 8 wordt het in de woonwagen of het woonschip met bijbehorend erf gebonden vermogen van de belanghebbende, bedoeld in het eerste lid, met ingang van het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op de waarde ervan op dat tijdstip.

ARTIKEL III. WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE GEWEZEN ZELFSTANDIGEN

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen3 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 6, derde lid, onderdeel e, vervalt: voor wie de verplichtingen op grond van artikel 36, tweede lid, niet gelden.

B

In artikel 59d, eerste lid, onderdeel a, wordt «uitkering» vervangen door: een uitkering.

ARTIKEL IV. WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE WERKLOZE WERKNEMERS

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers4 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 6, eerste lid, onderdeel d, vervalt: voor wie de verplichtingen op grond van artikel 36, tweede lid, niet gelden.

B

In artikel 59d, eerste lid, onderdeel a, wordt «uitkering» vervangen door: een uitkering.

ARTIKEL V. WET INKOMENSVOORZIENING KUNSTENAARS

De Wet inkomensvoorziening kunstenaars5 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, onderdeel b, ten derde, onderdeel e en onderdeel f, wordt na «een bloedverwant in de eerste graad» ingevoegd: of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte.

B

In artikel 8, vijfde lid, wordt na «laatst gevestigde hypotheek» ingevoegd: of verpanding.

C

Artikel 9, eerste lid, onderdelen b en c, komt te luiden:

b. een alleenstaande ouder: het bedrag gelijk aan de som van de voor een dergelijk persoon geldende bijstandsnorm, bedoeld in artikel 21, onderdeel b, van de Wet werk en bijstand en de maximale toeslag, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de Wet werk en bijstand, verminderd met het verschil tussen het maandelijkse bedrag voor een alleenstaande, bedoeld in onderdeel a, enerzijds en de voor een alleenstaande geldende bijstandsnorm, bedoeld in artikel 21, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand, vermeerderd met de voormelde maximale toeslag, anderzijds;

c. gehuwden: het bedrag gelijk aan de voor dergelijke personen geldende bijstandsnorm, bedoeld in artikel 21, onderdeel c, van de Wet werk en bijstand, verminderd met het verschil tussen het maandelijkse bedrag voor een alleenstaande, bedoeld in onderdeel a, enerzijds en de voor een alleenstaande geldende bijstandsnorm, bedoeld in artikel 21, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand, vermeerderd met de maximale toeslag, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de Wet werk en bijstand, anderzijds.

D

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Zodra het inkomen van de kunstenaar en zijn gezin over het kalenderjaar waarin uitkering is verleend, bekend is» vervangen door «Uiterlijk in het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de uitkering is verleend en binnen acht weken nadat de kunstenaar de benodigde gegevens heeft verstrekt» en wordt na «onder verband van hypotheek» ingevoegd: of verpanding.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met het vijfde lid tot het derde tot en met zesde lid wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De inhoudingsplichtige verstrekt gelijktijdig met zijn gegevensverstrekking aan de inspecteur bedoeld in artikel 101 van de uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 aan de kunstenaar een jaaropgave.

E

In artikel 19a, eerste lid, wordt «versterkt» vervangen door: verstrekt.

F

In artikel 20, tweede lid, wordt «bedoeld in het eerste lid» vervangen door: , bedoeld in artikel 19a, eerste lid,.

G

In artikel 23d vervallen het tweede en derde lid onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot tweede en derde lid.

H

In de artikelen 4, onderdeel c, 6, derde lid, 29, 31, tweede lid, en 35, derde lid, wordt «Wetenschappen» vervangen door: Wetenschap.

I

In artikel 50 wordt «te ’s-Gravenhage» vervangen door: te Amsterdam.

ARTIKEL VI. WET INKOMSTENBELASTING 2001

In artikel 3.104, onderdeel f, van de Wet inkomstenbelasting 20016 wordt «vertrekkingen» vervangen door: verstrekkingen.

ARTIKEL VII. INVOERINGSWET STELSELHERZIENING SOCIALE ZEKERHEID

In de artikelen 24, derde lid, 48, vijfde lid, en 64a, vierde lid, van de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid7 wordt «genoemd in hoofdstuk IV van de Algemene bijstandswet» vervangen door: genoemd in hoofdstuk 3 van de Wet werk en bijstand.

ARTIKEL VIII. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2004. Artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet is van toepassing.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

Tavarnelle, 9 juli 2004

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof

Uitgegeven de tweeëntwintigste juli 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 2003, 375, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 juni 2004, Stb. 300.

XNoot
2

Stb. 2003, 376, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 9 juli 2004, Stb. 362.

XNoot
3

Stb. 1995, 206, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 april 2004, Stb. 306.

XNoot
4

Stb. 1995, 205, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 april 2004, Stb. 306.

XNoot
5

Stb. 1998, 59, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 april 2004, Stb. 306.

XNoot
6

Stb. 2001, 1, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 juli 2004, Stb. 324.

XNoot
7

Stb. 1987, 94, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 juni 2004, Stb. 311.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2003/2004, 29 499.

Handelingen II 2003/2004, blz. 5159.

Kamerstukken I 2003/2004, 29 499 (A, B, C).

Handelingen I 2003/2004, zie vergadering d.d. 5/6 juli 2004.

Naar boven