Wet van 30 juni 2004, houdende wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing en de Wet op de economische delicten (onderbrenging van overtredingen van bestemmingsplanvoorschriften en daarmee samenhangende overtredingen onder de werkingssfeer van de Wet op de economische delicten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing en de Wet op de economische delicten zodanig te wijzigen dat overtredingen van voorschriften die zijn gegeven bij een bestemmingsplan of een stadsvernieuwingsplan alsmede daarmee samenhangende overtredingen als delicten in de zin van de Wet op de economische delicten worden aangemerkt;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de Ruimtelijke Ordening1 wordt als volgt gewijzigd:

A

De artikelen 59 tot en met 61 en 64 vervallen.

B

Artikel 63 komt te luiden:

Artikel 63

De inspecteurs van de ruimtelijke ordening alsmede de door de commissaris van de Koning en de burgemeester aangewezen ambtenaren zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voorzover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf.

C

Artikel 69, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Wij kunnen bij algemene maatregel van bestuur voorschrijven dat ten aanzien van bepaalde plaatsen de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid slechts wordt uitgeoefend door bepaalde van de in het eerste lid genoemde personen.

ARTIKEL II

In artikel 47, eerste lid, van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing2 wordt na «de derde categorie» ingevoegd: , met uitzondering van overtreding van bepalingen die ter uitvoering van artikel 31 zijn vastgesteld.

ARTIKEL III

In artikel 1a, onder 2°, van de Wet op de economische delicten3 wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de artikelen 10, eerste en tweede lid, en 14 – voorzover aangeduid als strafbare feiten – alsmede de artikelen 17, vierde lid, 21, derde lid, 28, vierde lid, 29, achtste lid, en 45, tweede lid;

de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, artikel 31 juncto de artikelen 10, eerste en tweede lid, en 14 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening – voorzover aangeduid als strafbare feiten – alsmede de artikelen 17, vierde lid, 21, derde lid, 28, vierde lid, 29, achtste lid, en 45, tweede lid, van laatstgenoemde wet;.

ARTIKEL IV

Indien het bij koninklijke boodschap van 20 december 2002 ingediende voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten in verband met de instelling van het Inspectoraat-Generaal VROM en ter verbetering van de doelmatigheid van gegevensverstrekking met het oog op toezicht (28 744)4 tot wet wordt verheven en op een eerder tijdstip in werking treedt dan het voorliggende voorstel van wet, wordt in artikel I, onderdeel B, in artikel 63 «De inspecteurs van de ruimtelijke ordening» vervangen door: De inspecteur.

ARTIKEL V

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zendt in overeenstemming met Onze Minister van Justitie binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

's-Gravenhage, 30 juni 2004

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de tweeëntwintigste juli 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 2000, 8, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 november 2003, Stb. 519.

XNoot
2

Stb. 1984, 406, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 oktober 2003, Stb. 449.

XNoot
3

Stb. 1950, K258, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 juli 2004, Stb. 349.

XNoot
4

Stb. 2003, 449.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2002/2003, 2003/2004, 28 734.

Handelingen II 2003/2004, blz. 3005–3008; 3134.

Kamerstukken I 2003/2004, 28 734 (A, B, C).

Handelingen I 2003/2004, zie vergadering d.d. 28 juni 2004.

Naar boven