Besluit van 9 juli 2004 tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rechterlijke Macht 2002–2003

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 14 mei 2004, nr. 5286108/04/6;

Gelet op artikel 54 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

De Raad van State gehoord (advies van 11 juni 2004, nr. W03.04.0196/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 30 juni 2004, nr. 5294723/04/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 38g wordt gewijzigd als volgt:

a. Het zesde lid vervalt.

b. Het zevende lid vervalt.

B

Artikel 38j vervalt.

C

Artikel 38k komt te luiden:

Artikel 38k

  • 1. De rechterlijke ambtenaren die zijn aangesteld of aangewezen voor het vervullen van een volledige of gedeeltelijke taak en de rechterlijke ambtenaren in opleiding kunnen gebruikmaken van de mogelijkheid tot individuele keuzen in het arbeidsvoorwaardenpakket.

  • 2. Onze Minister stelt regels ten aanzien van de mogelijkheid tot individuele keuzen in het arbeidsvoorwaardenpakket.

D

De artikelen 38l tot en met 38p vervallen.

ARTIKEL II

Over het jaar 2002 wordt de eindejaarsuitkering, bedoeld in artikel 38g, eerste lid, onder a, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren, verhoogd met 0,6% van het in dat jaar genoten salaris.

ARTIKEL III

Over het jaar 2003 wordt de eindejaarsuitkering, bedoeld in artikel 38g, eerste lid, onder a, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren verhoogd met 0,4% van het in dat jaar genoten salaris.

ARTIKEL IV

  • 1. De rechterlijk ambtenaar die in het jaar 2003 werkzaamheden verricht als rechter-commissaris in strafzaken of piketofficier ontvangt een tijdelijke toelage.

  • 2. Onze Minister van Justitie stelt de hoogte van de tijdelijke toelage vast.

  • 3. Onze Minister van Justitie stelt vast voor welke datum de functionele autoriteit de opdracht tot uitbetaling van de tijdelijke toelage aan de in het eerste lid bedoelde rechterlijk ambtenaar geeft.

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt als volgt terug:

a.  wat artikel I, onderdelen, A, onder b, B, C en D, betreft: tot en met 1 januari 2004;

b.  wat de artikelen I, onderdeel A, onder a, III en IV betreft: tot en met 1 januari 2003;

c.  wat artikel II betreft: tot en met 1 januari 2002.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

Tavarnelle, 9 juli 2004

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de tweeëntwintigste juli 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Op 30 januari 2003 is in het Sectoroverleg Rechterlijke Macht (SORM), bedoeld in artikel 50 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra), tussen de Minister van Justitie en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rechterlijke Macht 2002–2003 gesloten (hierna: het Akkoord 2002–2003). Dit besluit dient ter formalisering van een aantal onderdelen van het Akkoord 2002–2003. Het betreft een gedeelte van onderdeel 2 (eindejaarsuitkering), onderdeel 3 (premiespaarregeling), onderdeel 9 (toelage piketdiensten), onderdeel 12 (terugbrengen van het aantal IKAP-bronnen) en onderdeel 15 (afbouw tijdelijke regeling voor rechterlijke ambtenaren werkzaam op de Nederlandse Antillen en Aruba). Deze onderwerpen zijn geregeld in respectievelijk de artikelen II en III, artikel I, onderdeel A, artikel IV, artikel I, onderdelen C en D en artikel I, onderdeel B. Aan een gedeelte van onderdeel 2 (salarisverhoging) van het Akkoord 2002–2003 is uitvoering gegeven in de Wet van 2 oktober 2003 tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met onder meer de formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomsten 2000–2001, 2001–2002 en 2002–2003 sector Rechterlijke Macht (Stb. 381). Aan een gedeelte van onderdeel 3 (spaarloon) zal uitvoering worden gegeven in de een Regeling van de Minister van Justitie tot wijziging van de Spaarloonregeling rechterlijke ambtenaren.

Het Akkoord 2002–2003 is als bijlage bij deze nota van toelichting gevoegd.

De aan dit besluit verbonden kosten worden opgevangen binnen de voor de sector Rechterlijke Macht beschikbare arbeidsvoorwaardengelden.

De president van de Hoge Raad, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR), de Raad voor de rechtspraak en het College van procureurs-generaal hebben advies uitgebracht over het besluit. Zij hadden geen opmerkingen naar aanleiding van het besluit.

Over het besluit is de in artikel 51, eerste lid, van de Wrra vereiste overeenstemming bereikt.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Artikel I, onderdeel A, strekt tot formalisering van de in een gedeelte van onderdeel 3 van het Akkoord 2002–2003 neergelegde afspraak dat de premiespaarregeling vervalt met ingang van de vervaldatum van de fiscale faciliteit. Ingevolge de regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 19 december 2002, nr. WDB 2002/813M (Stcrt. nr. 248) is de fiscale faciliteit in artikel 25 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 voor premiesparen met ingang van 1 januari 2003 vervallen. Met het oog hierop is in artikel I, onderdeel A, onder a, geregeld dat de grondslag voor de mogelijkheid tot premiesparen in artikel 38g, zesde lid, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Brra), eveneens met ingang van 1 januari 2003 komt te vervallen.

Ingevolge artikel I, onderdeel A, onder b, komt artikel 38g, zevende lid, van het Brra waarin de grondslag voor een premiespaarregeling is opgenomen eveneens te vervallen. Aangesloten is bij de vervaldatum van de Premiespaarregeling rijkspersoneel, te weten 1 januari 2004.

Artikel I, onderdeel B

In onderdeel 15 van het Akkoord 2002–2003 is bepaald dat de tijdelijke regeling voor een jaarlijks bezoek aan Nederland van de rechterlijke ambtenaren en hun gezinsleden vanuit de werkplek op de Nederlandse Antillen en Aruba met ingang van 1 januari 2004 vervalt. Artikel I, onderdeel B, voorziet in intrekking van artikel 38j van het Brra, waarin de grondslag voor een dergelijke regeling is opgenomen.

Artikel I, onderdelen C en D

In artikel I, onderdeel C, wordt uitvoering gegeven aan onderdeel 12 van het Akkoord 2002–2003. Hierin is neergelegd dat de mogelijkheid zal worden bezien om het aantal bronnen voor de individuele keuzen in het arbeidsvoorwaardenpakket (IKAP) terug te brengen tot: salaris, vakantie-uitkering, vakantie-uren en meer te werken uren. Bij de invoering van IKAP (Besluit van 9 december 2002 tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de introductie van individuele keuzen in het arbeidsvoorwaardenpakket voor de sector Rechterlijke Macht (Stb. 599)) is wat betreft de inhoud en redactie van de regelgeving (artikelen 38k tot en met 38p van het Brra) destijds zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de regelgeving inzake IKAP in het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR). In het SORM van 28 augustus 2003 is afgesproken dat voor de vereenvoudiging van de regelgeving inzake IKAP voor de sector Rechterlijke Macht eveneens zo veel mogelijk wordt aangesloten bij de vereenvoudiging van de regelgeving inzake IKAP van de sector Rijk.

Bij Besluit van 23 oktober 2003 houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en enkele andere besluiten in verband met de formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 2002–2003 (Stb. 394) zijn de bepalingen inzake IKAP in het ARAR vereenvoudigd. De artikelen 21d tot en met 21i van het ARAR zijn komen te vervallen en de inhoud van deze artikelen is overgenomen in de IKAP-regeling rijkspersoneel. Tevens is artikel 21c van het ARAR aangepast. Dit artikel vormt thans de grondslag voor bovengenoemde regeling.

In dit besluit wordt artikel 38k van het Brra nu ook in die zin gewijzigd en wordt in het eerste lid een grondslag voor gebruikmaking van de mogelijkheid tot individuele keuzen in het arbeidsvoorwaardenpakket opgenomen. Deze mogelijkheid geldt voor rechterlijke ambtenaren, die zijn aangesteld of aangewezen voor het vervullen van een volledige of gedeeltelijke taak, en rechterlijke ambtenaren in opleiding. Op grond van het tweede lid van artikel 38k van het Brra worden bij ministeriële regeling nadere regels inzake het gebruik van individuele keuzemogelijkheden in het arbeidsvoorwaardenpakket gesteld. Bij ministeriële regeling zal de IKAP-regeling rijkspersoneel van overeenkomstige toepassing worden verklaard op de rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding. De IKAP-regeling rijkspersoneel wijkt op een aantal onderdelen af van de huidige artikelen 38k tot en met 38p van het Brra en de (met ingang van 1 januari 2004) vervallen IKAP-regeling sector Rechterlijke Macht. Ten eerste komen de eindejaarsuitkering, de tijdelijke toelage voor het verrichten van piketdiensten en de tegemoetkoming ziektekostenvoorziening te vervallen als bron. Toegevoegd wordt de mogelijkheid om af te zien van de aanspraak op maximaal 10% van het jaarsalaris. Voorts komt het doel extra pensioenopbouw binnen de ruimte van het ABP-reglement te vervallen. De vakbondscontributie wordt als doel toegevoegd. Eveneens een nieuw doel vormt de mogelijkheid om een belastingvrije vergoeding te ontvangen voor een fietsverzekering; deze mogelijkheid bestaat alleen, voor zover de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding gebruik maakt van een belastingvrije vergoeding voor een fiets voor het woon–werkverkeer.

In voornoemde ministeriële regeling zal worden voorzien in een aantal noodzakelijke aanpassingen op de IKAP-regeling rijkspersoneel voor de sector Rechterlijke Macht. Zo zullen onder meer nadere regels worden vastgesteld ter aanpassing van het begrippenkader van de IKAP-regeling rijkspersoneel voor de sector Rechterlijk Macht alsmede ten aanzien van de (nu nog in artikelen 38k, tweede lid en 38l, tweede lid, van het Brra geregelde) betrokkenheid van het opleidingsinstituut bij de aanvraag om meer of minder uren te werken van rechterlijke ambtenaren in opleiding. Voorts zal bij ministeriële regeling, in afwijking van de IKAP-regeling rijkspersoneel, geregeld worden dat, conform de afspraak in het SORM van 28 augustus 2003, het maximum meer te werken uren in het kader van IKAP voor rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding (net als op grond van het huidige artikel 38k van het Brra het geval is) op jaarbasis 200 zal blijven bedragen.

Als gevolg van de van overeenkomstige toepassingverklaring van de IKAP-regeling rijkspersoneel kunnen de artikelen 38l tot en met 38p van het Brra vervallen. Artikel I, onderdeel D, voorziet hierin.

Artikelen II en III

In de artikelen II en III is een voorziening getroffen met betrekking tot de eindejaarsuitkering over de jaren 2002 en 2003. Artikel II behelst de formalisering van de in onderdeel 2, tweede alinea, van het Akkoord 2002–2003 vastgelegde eenmalige verhoging van de eindejaarsuitkering over 2002 met 0,6% tot 1% van het salaris. De verhoging van de procentuele eindejaarsuitkering met 0,6% werkt in verband met de terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2002 voor rechterlijke ambtenaren die op of na 2 januari 2002 een uitkering zijn gaan ontvangen door in de berekeningsgrondslag van de uitkeringen op basis van de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten Rijk (die op grond van artikel 33 van het Brra van overeenkomstige toepassing is op de rechterlijke ambtenaren) en het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren. Indien in de periode januari 2002 tot en met december 2002 in de berekeningsgrondslag van de genoemde uitkeringen als eindejaarsuitkering 1% is opgenomen, blijft voor betrokkenen ook na 2002 in de berekeningsgrondslag de eindejaarsuitkering op 1% gehandhaafd.

In artikel III wordt de eenmalige verhoging van de eindejaarsuitkering over het jaar 2003 met 0,4% tot 0,8% van het salaris geregeld. Ook hier geldt dat de procentuele verhoging van de eindejaarsuitkering doorwerkt in de berekeningsgrondslag voor voornoemde uitkeringen voor rechterlijke ambtenaren die op of na 2 januari 2003 een uitkering zijn gaan ontvangen.

Artikel IV

Artikel IV betreft de formalisering van onderdeel 9 van het Akkoord 2002–2003. Hierin is bepaald dat de tijdelijke toelage piketdiensten wordt verlengd tot 1 januari 2004. Het betreft hier een verlenging van de afspraken in de Arbeidsvoorwaardenovereenkomsten 2000–2001 en 2001–2002, die geformaliseerd zijn in artikel XIII van het Besluit van 9 december 2002 tot wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met onder de uitvoering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2000–2001 en de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2001–2002 sector Rechterlijke Macht (Stb. 598).

Vooruitlopend op structurele oplossingen voor de bovenmatige werkdruk wordt ook in het jaar 2003 aan rechters-commissarissen in strafzaken en piketofficieren een tijdelijke toelage toegekend. Daarvoor is jaarlijks een bedrag van € 476 470 beschikbaar. Verwezen wordt naar de circulaire van de Minister van Justitie van 18 juli 2001 (kenmerk 08.741.51), welke is verlengd bij circulaire van de Minister van Justitie van 15 september 2003 (kenmerk 5244138/803). De tijdelijke toelage vormt geen inkomen in de zin van het ABP-pensioenreglement.

Artikel V

Aan de artikelen I, onderdelen A en B, II, III en IV is terugwerkende kracht verleend tot en met de tijdstippen die uit het Akkoord 2002–2003 voortvloeien. Aan artikel I, onderdelen C en D, is terugwerkende kracht verleend overeenkomstig de afspraak in het SORM van 28 augustus 2003.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Bijlage bij de nota van toelichting

ARBEIDSVOORWAARDENOVEREENKOMST SECTOR RECHTERLIJKE MACHT 2002–2003

Partijen in het Sectoroverleg Rechterlijke Macht zijn met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden en de overige personele aangelegenheden in de sector Rechterlijke Macht het volgende overeengekomen.

Partijen streven ernaar in het kader van deze arbeidsvoorwaardenovereenkomst geen onomkeerbare stappen te zetten die een toekomstige ontwikkeling naar een Sectoroverleg rechterlijke organisatie, waarnaar thans verkenningen worden gedaan, kunnen doorkruisen of daaraan in de weg staan.

Bij het tot stand komen van deze overeenkomst is nadrukkelijk de Verklaring inzake het arbeidsvoorwaardenbeleid 2003 (het Sociaal Akkoord) betrokken.

1. Looptijd van de overeenkomst

Deze overeenkomst heeft een looptijd van 1 december 2002 tot 1 januari 2004.

2. Salarisontwikkeling

De salarissen in de sector Rechterlijke Macht worden structureel verhoogd:

– met ingang van 1 december 2002 met 2,5%;

– met ingang van 1 mei 2003 met 0,25% ter compensatie van de inkomenseffecten van de in deze overeenkomst opgenomen afspraak inzake het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel (Btzr), zie punt 10;

De eindejaarsuitkering:

– wordt in 2002 incidenteel verhoogd met 0,6 % tot 1%;

– wordt in 2003 incidenteel verhoogd met 0,4% tot 0,8%.

De structurele salarisverhogingen werken door naar reeds ingegane wachtgelden en uitkeringen. De structurele salarisverhogingen werken in de pensioenen door volgens de systematiek van het ABP.

3. Premiespaarregeling en spaarloon

De premiespaarregeling vervalt met ingang van de datum waarop de fiscale faciliteit vervalt.

De spaarloonregeling wordt aangepast aan de wijzigingen in de fiscale regelgeving. De ingangsdatum van deze wijziging is gelijk aan de ingangsdatum van de wijzigingen in de fiscale regelgeving.

4. Ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid

Partijen hebben er kennis van genomen dat het kabinet voornemens is op centraal niveau met sociale partners afspraken te maken over ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Partijen komen overeen dat in navolging van de eventuele afspraken op centraal niveau en op niveau van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid, gedurende de looptijd van deze overeenkomst wordt bezien of nadere afspraken moeten worden gemaakt over ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid.

5. Suppletieregeling

In het pensioenakkoord ABP na 2001 is door sociale partners bepaald dat het recht op invaliditeitspensioen (IP) wordt beëindigd bij het bereiken van de leeftijd van 62 jaar. In de periode 62 jaar tot 65 jaar wordt het opbouwdeel van de FPU geëffectueerd. Bovenop de WAO-uitkering komt in die periode dan de FPU uitkering. Daarnaast hebben sociale partners besloten de garantie te geven dat het totaalniveau van de uitkeringen minimaal gelijk is aan het uitkeringsniveau (WAO +IP) tot 62 jaar. Is het opbouwdeel van de FPU daarvoor niet voldoende dan wordt dat aangevuld met een toeslag. De pensioenkamer van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid attendeert de sectoren erop de sectorale regelingen aan te laten sluiten op de nieuwe IP systematiek. Evenals voor de sector Rijk is voor de sector Rechterlijke Macht de Suppletieregeling van belang. Partijen komen overeen deze regeling te bezien om te voorkomen dat door de stapeling van uitkeringsrechten het niveau van de oorspronkelijke bezoldiging wordt overschreden.

6. Loon- en functiegebouw

Partijen streven ernaar om vóór 1 juni 2003 de contouren vast te stellen van een nieuw loon- en functiegebouw, dat met ingang van 1 januari 2005 in werking zal treden. In het SORM zullen daartoe nadere uitvoeringsafspraken worden gemaakt.

7. RAIO-knip trede 2 naar trede 3

Voor het jaar 2003 zal eenmalig het effect van de pensioenknip die optreedt als gevolg van de overgang van trede 2 naar trede 3 in raio-categorie 12 worden weggenomen voor diegenen die in 2003 de overgang tussen de hier bedoelde treden maken. Dit zal gebeuren door een bedrag ter beschikking te stellen waarmee bij het ABP het ontbrekende pensioen kan worden ingekocht. Voor de jaren vanaf 2004 zal de raio-categorie 12 in het kader van het loon- en functiegebouw dan wel als overgangsmaatregel pensioenknip-bestendig worden gemaakt.

8. Invoeren grondslag voor beloning voor bijzondere werkzaamheden

Thans is het niet mogelijk om de rechterlijk ambtenaar een beloning voor bijzondere werkzaamheden toe te kennen. Partijen zullen in de werkgroep flexibilisering regelgeving rechtspositie een voorstel ontwikkelen om dat wel mogelijk te maken, uiteraard met inachtneming van de onafhankelijke positie van de rechter.

9. Toelage piketdiensten

De tijdelijke toelage piketdiensten, zoals afgesproken in de arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2000–2001, wordt verlengd gedurende de looptijd van de arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2002–2003.

10. Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel (Btzr)

Het Btzr blijft van overeenkomstige toepassing voor de sector Rechterlijke Macht, hetgeen betekent dat de aanpassingen die in dit kader zijn overeengekomen in de sector Rijk ook doorwerken naar de sector Rechterlijke Macht. De aanpassing houdt in dat per 1 juli 2003 de Btzr-tegemoetkoming wordt verlaagd naar het niveau van 50% netto van de gemiddelde particuliere ziektekostenpremie. Ter compensatie van de inkomenseffecten van deze maatregel ontvangen ambtenaren in de sector Rechterlijke Macht per 1 mei 2003 een compensatie van 0,25% structureel. Bij het bereiken van het niveau van 50% netto onderscheidt het Btzr drie categorieën kinderen, waar er nu twee zijn, namelijk:

– kinderen jonger dan 16 jaar (gemaximeerd op twee),

– kinderen van 16 tot en met 19 jaar (tegemoetkoming gelijk aan kinderen jonger dan 16 jaar) en

– kinderen van 20 tot en met 26 jaar (hogere tegemoetkoming).

Bij het bereiken van het niveau van 50% netto wordt het bedrag voor kinderen van 16 tot en met 19 jaar verhoogd naar het bedrag voor kinderen van 20 tot en met 26 jaar. Hiermee zijn er net als thans weer twee categorieën kinderen: kinderen jonger dan 16 jaar en kinderen van 16 tot en met 26 jaar.

11. Levensfase gericht personeelsbeleid

Partijen spreken af in het kader van modern personeelsbeleid, gedurende de looptijd van de CAO, onderzoek te doen naar de wensen en behoeften van rechterlijke ambtenaren binnen de verschillende levensfasen, om hun werk zo efficiënt en plezierig mogelijk te verrichten. Hierbij worden de fiscale ontwikkelingen rondom levensloopregelingen betrokken en zal worden aangesloten bij initiatieven in de sector Rechterlijke Macht met betrekking tot verlofsparen en sabbatical leave. Het onderzoek zal knelpunten en hiaten in de huidige arbeidsvoorwaardenregeling inventariseren en daaromtrent aanbevelingen doen.

12. Terugbrengen van het aantal IKAP-bronnen

De mogelijkheid zal worden bezien om het aantal IKAP-bronnen terug te brengen tot: salaris, vakantieuitkering, vakantieuren en meer te werken uren. Intentie van partijen is dat zowel voor IKAP als voor de in voorbereiding zijnde Verlofspaarregeling Rechterlijke Macht dezelfde bronnen worden gebruikt.

13. Woon-werkverkeer

Partijen hebben kennisgenomen van de mogelijke wijziging van de regeling voor woon-werkverkeer in de sector Rijk, die ook doorwerking heeft voor de sector Rechterlijke Macht.

Zonodig zullen in de loop van 2003 maatregelen worden genomen om de overgang naar de nieuwe regeling per 1 januari 2004 goed te kunnen laten verlopen.

14. Kinderopvang

Met ingang van 1 januari 2003 zullen de voor kinderopvang beschikbare middelen structureel worden verhoogd met 200 000 euro. Aangezien de situatie per gerecht en per parket verschilt wordt lokaal invulling gegeven aan kinderopvang.

15. Afbouw tijdelijke regeling voor rechterlijke ambtenaren werkzaam op de Nederlandse Antillen en Aruba

De tijdelijke regeling voor een jaarlijks bezoek aan Nederland van de rechterlijke ambtenaar en het gezin vanuit zijn of haar werkplek op de Nederlandse Antillen of Aruba wordt verlengd en zal eindigen op 1 januari 2004. Het voor deze regeling beschikbare budget wordt gehalveerd, hetgeen betekent dat voor het jaar 2003 als afbouwmaatregel een bedrag van 23 000 euro ter beschikking wordt gesteld. De brutering van de tegemoetkoming komt ook in 2003 voor rekening van de Minister van Justitie.

16. Onderzoek naar medezeggenschap

Voor onderzoek naar en evaluatie van de wijze waarop rechterlijke ambtenaren deelnemen aan de vernieuwde medezeggenschap en voor maatregelen waarvan de noodzaak uit dit onderzoek blijkt, wordt gefaseerd een bedrag van 200 000 euro ter beschikking gesteld aan de NVvR. In het SORM zal nader overleg plaatsvinden over het door de NVvR op te stellen projectvoorstel. De resultaten van het onderzoek zullen in het SORM worden besproken en het SORM besluit over maatregelen waarvan de noodzaak uit het onderzoek blijkt.

 's-Gravenhage

30 januari 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

De Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak,de voorzitter,

W. Tonkens-Gerkema

De secretaris,

P. H. C. M. Schoemaker


XNoot
1

Stb. 1994, 212, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 8 maart 2004, Stb. 93.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven