Besluit van 6 juli 2004 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding
van de wet van 13 mei 2004 tot wijziging van de Mediawet (het
vervallen van de verspreidingsbeperking voor de programma’s van
lokale en regionale omroepinstellingen, wijziging van de
doorgifteplicht via omroepnetwerken van de programma’s van
lokale omroepinstellingen, alsmede wijziging van bepalingen inzake
programmaraden) (Stb. 233) en van twee artikelonderdelen van de wet van
23 maart 2000 tot wijziging van de Mediawet in verband met de invoering
van een vernieuwd concessiestelsel voor de landelijke publieke omroep
(Stb. 138)
Wij Beatrix, bij de
gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz.
enz. enz.
Op de voordracht van de
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mr. Medy C. van
der Laan, van 29 juni 2004, nr. MLB/JZ/2004/30.619;
Gelet op
artikel V van de wet van 13 mei 2004 tot
wijziging van de Mediawet (het vervallen van de verspreidingsbeperking
voor de programma’s van lokale en regionale omroepinstellingen,
wijziging van de doorgifteplicht via omroepnetwerken van de
programma’s van lokale omroepinstellingen, alsmede wijziging van
bepalingen inzake programmaraden) (Stb. 233) en artikel IX van de wet
van 23 maart 2000 tot wijziging van de Mediawet in verband met de
invoering van een vernieuwd concessiestelsel voor de landelijke
publieke omroep (Stb.
138);
Hebben
goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
De wet van 13 mei 2004 tot
wijziging van de Mediawet (het
vervallen van de verspreidingsbeperking voor de programma’s van
lokale en regionale omroepinstellingen, wijziging van de
doorgifteplicht via omroepnetwerken van de programma’s van
lokale omroepinstellingen, alsmede wijziging van bepalingen inzake
programmaraden) (Stb. 233) treedt in werking met ingang van de dag na
de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt
geplaatst.
ARTIKEL II
Artikel
I, onderdelen JJJa en JJJb, van de wet van 23 maart 2000 tot wijziging
van de Mediawet in verband met
de invoering van een vernieuwd concessiestelsel voor de landelijke
publieke omroep (Stb. 138) treedt in werking met ingang van de dag na
de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt
geplaatst.
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de
uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden
geplaatst.
's-Gravenhage, 6
juli
2004
Beatrix
De
Staatssecretaris van
Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,
M.
C. van der
Laan
Uitgegeven de twintigste juli 2004
De Minister van
Justitie,
J.
P. H. Donner
NOTA VAN TOELICHTING
Artikel 1 van dit besluit bepaalt het tijdstip van
inwerkingtreding van de wet van 13 mei 2004 tot wijziging van de
Mediawet (het vervallen van de verspreidingsbeperking voor de
programma’s van lokale en regionale omroepinstellingen,
wijziging van de doorgifteplicht via omroepnetwerken van de
programma’s van lokale omroepinstellingen, alsmede wijziging van
bepalingen inzake programmaraden) (Stb. 233). Artikel I, onderdeel C,
van die wet voorziet in een wijziging van de doorgifteplicht via de
kabel van de programma’s van lokale omroepen. Over dit onderwerp
was reeds een regeling opgenomen in de wet van 23 maart 2000 tot
wijziging van de Mediawet in verband met de invoering van een vernieuwd
concessiestelsel voor de landelijke publieke omroep (Stb. 138) (hierna
genoemd: Concessiewet). Bij de behandeling van het wetsvoorstel dat tot
de Concessiewet heeft geleid, heeft de Tweede Kamer de zorg
uitgesproken over de beperking van de omvang van de doorgifteplicht
waar het gaat om de lokale omroepen. Daarop is besloten de
desbetreffende onderdelen van artikel I van de Concessiewet niet in
werking te laten treden.
Bij de hier bedoelde niet in werking
getreden artikelen gaat het om wijziging van artikel 82i en de
artikelen 66, eerste lid, en 67, eerste lid, van de Mediawet. Artikel
II van de wet van 13 mei 2004 bepaalt dat de niet in werking getreden
wijziging van artikel 82i van de Mediawet die in de Concessiewet is
opgenomen (artikel I, onderdeel SSS), vervalt. De doorgifteplicht via
omroepnetwerken is nu namelijk anders geregeld in artikel I, onderdeel
C, van de hiervoor genoemde wet van 13 mei 2004. In de memorie van
toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet van 13 mei
2004 (Kamerstukken II 2002/03, 28 639, nr. 3, blz. 5–7), wordt
uiteengezet waarom de eveneens niet in werking getreden onderdelen van
de Concessiewet die voorzien in wijziging van de artikelen 66, eerste
lid, en 67, eerste lid, van de Mediawet (artikel I, onderdelen JJJa en
JJJb) alsnog in werking dienen te treden. In die inwerkingtreding
voorziet artikel 2 van dit besluit.
De
Staatssecretaris van
Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,
M.
C. van der
Laan