Besluit van 29 juni 2004 betreffende de inwerkingtreding van een aantal bepalingen van de Wet van 13 april 2004, houdende wijziging van de Zeevaartbemanningswet in verband met de invoering van tuchtrechtspraak (Stb. 208)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 23 juni 2004, nr. HDJZ/SCH/2004-1336, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op artikel III van de Wet van 13 april 2004, houdende wijziging van de Zeevaartbemanningswet in verband met de invoering van tuchtrechtspraak (Stb. 208);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig Artikel

Artikel I, onderdelen A, B, C, D, E, F, H, I en J, van de Wet van 13 april 2004, houdende wijziging van de Zeevaartbemanningswet in verband met de invoering van tuchtrechtspraak (Stb. 208), treedt in werking met ingang van de eerste dag van de eerste kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 29 juni 2004

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de twintigste juli 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

De Wet van 13 april 2004, houdende wijziging van de Zeevaartbemanningswet in verband met de invoering van tuchtrechtspraak (Stb. 208), bevat in artikel I, onderdeel G, bepalingen waarbij in de Zeevaartbemanningswet een nieuw hoofdstuk 5A «Tuchtrechtspraak» wordt ingevoerd, en bevat in de overige onderdelen van artikel I een aantal technische wijzigingen in andere bepalingen van deze wet.

Het nieuwe hoofdstuk 5A van de Zeevaartbemanningswet vervangt de huidige regeling van tuchtrechtspraak in de Schepenwet. Dit hoofdstuk kan derhalve pas in werking treden wanneer deze huidige regeling is vervallen. Een hiertoe strekkend voorstel van rijkswet is op 17 maart 2004 aanhangig gemaakt bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal, bij de Staten van de Nederlandse Antillen, en bij de Staten van Aruba.

De andere onderdelen van artikel I van deze wijzigingswet behoeven hierop echter niet te wachten en kunnen derhalve reeds in werking treden. Artikel III van de Wet van 13 april 2004 schept de mogelijkheid dat verschillende onderdelen van artikel I van deze wet op een verschillend tijdstip in werking treden. Bij dit besluit wordt van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Naar boven