Wet van 9 juli 2004 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Penitentiaire beginselenwet (plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de aanpak van stelselmatige plegers van misdrijven te verbeteren, te voorzien in een regeling inzake de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor deze plegers en de regeling inzake de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor de opvang van verslaafden daarin op te nemen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafrecht1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In het Eerste Boek, titel IIA, komt het opschrift van de derde afdeling te luiden:

PLAATSING IN EEN INRICHTING VOOR STELSELMATIGE DADERS

B

Artikel 38m, eerste tot en met vierde lid, komt te luiden:

  • 1. De rechter kan op vordering van het openbaar ministerie de maatregel opleggen tot plaatsing van een verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders, indien:

    1°. het door de verdachte begane feit een misdrijf betreft waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;

    2°. de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf is veroordeeld, het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen en er voorts ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan, en

    3°. de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist.

  • 2. De maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de verdachte.

  • 3. Indien de verdachte verslaafde is dan wel ten aanzien van hem andere specifieke problematiek bestaat waarmee het plegen van strafbare feiten samenhangt, strekt de maatregel er mede toe een bijdrage te leveren aan de oplossing van zijn verslavingsproblematiek dan wel van die andere problematiek.

  • 4. De rechter legt de maatregel slechts op, nadat hij een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de maatregel heeft doen overleggen. Indien dit advies eerder dan een jaar voor de aanvang van de terechtzitting is gedagtekend, kan de rechter hiervan slechts gebruik maken met instemming van het openbaar ministerie en de verdachte.

Ba

Artikel 38m, vijfde lid, tweede volzin, komt te luiden:

Voor zover mogelijk wordt over de reden van de weigering rapport opgemaakt.

C

In artikel 38o, eerste lid, wordt «voor de opvang van verslaafden» vervangen door: voor stelselmatige daders.

D

Artikel 38s komt te luiden:

Artikel 38s

  • 1. De rechter kan, op vordering van het openbaar ministerie, op verzoek van de verdachte of diens raadsman dan wel ambtshalve, bij of na het opleggen van de maatregel beslissen tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel. Het openbaar ministerie bericht hem daarover binnen een door hem te bepalen termijn. Bij het bericht is gevoegd een verklaring van de directeur van de inrichting omtrent de stand van de uitvoering van het verblijfsplan van de veroordeelde.

  • 2. Indien de rechter bij het opleggen van de maatregel niet beslist tot een tussentijdse beoordeling dan wel beslist tot een beoordeling na een jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel, kan een verzoek als bedoeld in het eerste lid worden gedaan na zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel. In de overige gevallen kan een verzoek worden gedaan na zes maanden na het onherroepelijk worden van de beslissing om niet tussentijds te beoordelen of van de beslissing dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel is vereist.

  • 3. Indien de rechter naar aanleiding van de in het eerste lid bedoelde inlichtingen beslist dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel niet langer is vereist, beëindigt hij deze met ingang van een door hem te bepalen tijdstip.

E

Artikel 38t wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «gedurende de tijd dat hij zich aan zodanige vrijheidsbeneming heeft onttrokken» vervangen door: gedurende de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.

2. Onderdeel b, komt te luiden:

b. zodra degene die in een inrichting geplaatst is, langer dan een dag ongeoorloofd afwezig is.

ARTIKEL II

Het Wetboek van Strafvordering2 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 67, eerste lid, onderdeel b, wordt na «285b,» onderscheidenlijk vóór «395» ingevoegd «300, eerste lid,» onderscheidenlijk «350,».

B

In artikel 67a, tweede lid, onderdeel 3°, wordt «310, 311, 321, 322, 323a, 326, 326a, 416, 417bis, 420bis of 420quater» vervangen door: 285, 300, 310, 311, 321, 322, 323a, 326, 326a, 350, 416, 417bis, 420bis of 420quater.

C

In het Vierde Boek komt het opschrift van titel IIC te luiden:

RECHTSPLEGINGEN IN VERBAND MET DE PLAATSING IN EEN INRICHTING VOOR STELSELMATIGE DADERS

D

In artikel 509y wordt «voor de opvang van verslaafden» telkens vervangen door: voor stelselmatige daders.

Da

Artikel 509aa wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst van het artikel wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Wanneer de rechtbank een verzoek of een vordering tot een tussentijdse toetsing als bedoeld in artikel 38s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, gedaan na het opleggen van de maatregel, afwijst, neemt zij deze beslissing zonder verdere behandeling van dat verzoek of die vordering.

Db

In de artikelen 509ee, derde lid, en 509ff, eerste lid, vervalt «, tweede lid,».

Dc

In artikel 509ee, zesde lid, wordt «tweede lid» vervangen door: derde lid.

E

In artikel 558, derde lid, wordt «voor de opvang van verslaafden» vervangen door: voor stelselmatige daders.

F

In artikel 559a, tweede lid, wordt «voor de opvang van verslaafden» vervangen door: voor stelselmatige daders.

ARTIKEL III

De Penitentiaire beginselenwet3 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel t, wordt «voor de opvang van verslaafden» vervangen door: voor stelselmatige daders.

B

In artikel 4, zesde lid, wordt «voor de opvang van verslaafden» vervangen door: voor stelselmatige daders.

C

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid en tweede lid wordt «voor de opvang van verslaafden» vervangen door: voor stelselmatige daders.

2. In het eerste lid wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende: Onze Minister kan een inrichting aanwijzen tot zowel huis van bewaring of gevangenis als inrichting voor stelselmatige daders.

D

Artikel 10a komt te luiden:

Artikel 10a

Inrichtingen voor stelselmatige daders zijn bestemd voor de opneming van personen aan wie een maatregel als bedoeld in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht is opgelegd.

E

Het opschrift van hoofdstuk IVA komt te luiden:

INRICHTINGEN VOOR STELSELMATIGE DADERS

F

Artikel 18a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «voor de opvang van verslaafden» vervangen door: voor stelselmatige daders.

2. In het eerste en tweede lid wordt «plan van opvang» vervangen door: verblijfsplan.

G

In artikel 18b wordt «opvang overeenkomstig het plan van opvang plaatsvindt» vervangen door: tenuitvoerlegging overeenkomstig het verblijfsplan plaatsvindt.

H

In artikel 18c, eerste lid, wordt «opvang» vervangen door: tenuitvoerlegging.

ARTIKEL IV

Onze Minister van Justitie zendt binnen vier jaren na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

Tavarnelle, 9 juli 2004

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de twintigste juli 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juni 2004, Stb. 344.

XNoot
2

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juni 2004, Stb. 315.

XNoot
3

Stb. 1998, 430, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 9 juli 2004, Stb. 350.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2002/2003, 2003/2004, 28 980.

Handelingen II 2003/2004, blz. 2410–2428; 2603–2604.

Kamerstukken I 2003/2004, 28 980 (A, B, C, D, E, F).

Handelingen I 2003/2004, zie vergadering d.d. 5/6 juli 2004.

Naar boven