Wet van 6 juli 2004 tot wijziging van de Arbeidstijdenwet en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van het digitale controleapparaat

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het nodig is in de Arbeidstijdenwet en de Wegenverkeerswet 1994 bepaalde voorzieningen te treffen in verband met de uitvoering van verordening (EEG) nr. 2135/98 van de Raad van de Europese Unie van 24 september 1998 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3821/85 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van Richtlijn nr. 88/599/EEG betreffende standaardprocedures voor de controle op de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3820/85 en Verordening (EEG) 3821/85 (PbEG L 274) en Verordening (EG) nr. 1360/2002 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 juni 2002 betreffende de zevende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (PbEG L 207) in verband met de digitale tachograaf;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Arbeidstijdenwet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4:3, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent het door de werknemer en de persoon, bedoeld in artikel 2:7, eerste lid, houden van een middel terzake van een deugdelijke registratie, de wijze waarop een middel terzake van een deugdelijke registratie wordt gebruikt alsmede de aanvraag van dit middel.

B

In hoofdstuk 7 worden na artikel 7:5 twee nieuwe artikelen met opschrift ingevoegd, luidende:

Nadere voorschriften registratiemiddelen

Artikel 7:6
  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de goedkeuring, verlening, afgifte, weigering, schorsing, intrekking of inname door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van het middel:

    a. terzake van een deugdelijke registratie als bedoeld in artikel 4:3, tweede en derde lid, ten aanzien van arbeid verricht door personen werkzaam in of op motorrijtuigen;

    b. ten behoeve van de controle op een deugdelijke registratie van arbeids- en rusttijden ten aanzien van arbeid verricht door personen werkzaam in of op motorrijtuigen, bedoeld in artikel 8:5;

    c. bedoeld in artikel 9:2 ten behoeve van het installeren, onderzoeken of herstellen van een apparaat als bedoeld in artikel 9:1, eerste lid, alsmede van het vastleggen en doorgeven van de daarin opgeslagen gegevens.

  • 2. De voordracht van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid wordt Ons gedaan door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en Onze Minister tezamen.

Artikel 7:7
  • 1. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat houdt een registratie bij van de in artikel 7:6, eerste lid, bedoelde middelen en daarbij behorende gegevens van betrokkenen.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde gegevens kunnen worden verwerkt in het belang van een goede uitvoering en handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde voorschriften met betrekking tot een rechtmatig bezit en gebruik van de in artikel 7:6, eerste lid, bedoelde middelen.

  • 3. Bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kunnen regels worden gesteld over de verstrekking van de in het eerste lid bedoelde gegevens aan belanghebbenden voor zover zulks in het belang is van een goede uitvoering en handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde voorschriften met betrekking tot een rechtmatig bezit en gebruik van de in artikel 7:6, eerste lid, bedoelde middelen en over de wijze van verwerken van deze gegevens.

C

Artikel 8:2, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Een daartoe aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 8:1 kan bevelen dat een kind, de werknemer of een persoon als bedoeld in artikel 2:7 de arbeid tot op een nader te bepalen tijdstip staakt, indien arbeid wordt verricht welke naar zijn oordeel in ernstige mate in strijd is met de bij deze wet en de daarop berustende bepalingen gegeven regels inzake arbeids- en rusttijden of deugdelijke registratie, voor zover aangeduid als strafbare feiten. Het tijdstip wordt niet later gesteld dan het moment waarop hervatting van de arbeid wettelijk weer geoorloofd is onderscheidenlijk registratie deugdelijk kan worden uitgevoerd.

D

In hoofdstuk 8 wordt na artikel 8:4 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 8.4. Controlemiddelen toezichthouders

Artikel 8:5
  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de aanvraag en het gebruik van middelen door toezichthouders ten behoeve van de controle op een deugdelijke registratie van arbeids- en rusttijden ten aanzien van arbeid verricht door personen werkzaam in of op motorrijtuigen.

  • 2. De voordracht van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid wordt Ons gedaan door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en Onze Minister tezamen.

Artikel 8:6
  • 1. Een toezichthouder kan afgifte vorderen van een middel terzake van de deugdelijke registratie, bedoeld in artikel 4:3, derde lid, dat betrekking heeft op arbeid verricht door personen in of op motorrijtuigen, in bij algemene maatregel van bestuur omschreven gevallen van onrechtmatig bezit en gebruik van dat middel.

  • 2. Een ieder is op eerste vordering verplicht tot afgifte van een door hem gehouden middel als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Een ingevorderd middel wordt met een door de toezichthouder opgemaakt rapport inzake de toedracht van vordering tot afgifte gezonden aan Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.

  • 4. De voordracht van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid wordt Ons gedaan door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en Onze Minister tezamen.

E

In hoofdstuk 9 wordt na artikel 9:1 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 9:2

  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de aanvraag en het gebruik van middelen ten behoeve van het installeren, onderzoeken of herstellen van een apparaat als bedoeld in artikel 9:1, eerste lid, alsmede van het vastleggen en doorgeven van de daarin opgeslagen gegevens.

  • 2. De voordracht van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid wordt Ons gedaan door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en Onze Minister tezamen.

F

In artikel 12:38, tweede lid, wordt na «stukken, opgemaakt» ingevoegd: of middelen afgegeven,.

ARTIKEL II

Artikel 127 van de Wegenverkeerswet 19942 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Aan bij algemene maatregel van bestuur aangewezen autoriteiten die betrokken zijn bij de uitvoering van een andere wet dan deze wet of zijn belast met de handhaving van de bij of krachtens een andere wet dan deze wet gestelde voorschriften, worden in de bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen op de door de Dienst Wegverkeer te bepalen wijze desgevraagd de gegevens verstrekt die zij voor de uitoefening van hun taak behoeven.

2. In het nieuwe vierde lid wordt «De autoriteiten, bedoeld in het eerste lid,» vervangen door: De autoriteiten, bedoeld in het eerste en tweede lid,.

ARTIKEL III

Indien artikel I, onderdeel D, van de Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet in werking treedt, voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen D en E, van het onderhavige wetsvoorstel, wordt artikel 10:1 van de Arbeidstijdenwet, gewijzigd als volgt:

1. Na «beboetbaar feit oplevert,» wordt ingevoegd: 8:6, tweede lid, .

2. De zinsnede «en 5:12, eerste en tweede lid.» wordt vervangen door:

5:12, eerste en tweede lid, en 9:2, eerste lid, ten aanzien van het gebruik van middelen ten behoeve van het installeren, onderzoeken of herstellen van een apparaat als bedoeld in artikel 9:1, eerste lid. .

ARTIKEL IV

Indien artikel I, onderdeel D, van het bij koninklijke boodschap van 14 augustus 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Arbeidstijdenwet in verband met de invoering van bestuursrechtelijke handhaving en de daarmee samenhangende bepalingen (Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet)3 (Kamerstukken II 2002–2003, 29 000) tot wet wordt verheven en in werking treedt, op of na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen D en E, van het onderhavige wetsvoorstel, wordt het in artikel I, onderdeel D van de Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet, opgenomen artikel 10:1 van de Arbeidstijdenwet, op het moment van inwerkingtreding van dat onderdeel, gewijzigd als volgt:

1. Na «beboetbaar feit oplevert,» wordt ingevoegd: 8:6, tweede lid, .

2. De zinsnede «en 5:12, eerste en tweede lid.» wordt vervangen door: 5:12, eerste en tweede lid, en 9:2, eerste lid, ten aanzien van het gebruik van middelen ten behoeve van het installeren, onderzoeken of herstellen van een apparaat als bedoeld in artikel 9:1, eerste lid.

ARTIKEL V

Indien artikel II, onderdeel B, van het bij koninklijke boodschap van 14 augustus 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Arbeidstijdenwet in verband met de invoering van bestuursrechtelijke handhaving en de daarmee samenhangende bepalingen (Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet), (Kamerstukken II 2002–2003, 29 000) nog niet tot wet is verheven en in werking is getreden op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel, wordt de alinea die begint met «Arbeidstijdenwet» in artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten gewijzigd als volgt:

1. Na «strafbaar feit oplevert,» wordt ingevoegd: 8:6, tweede lid, .

2. De zinsnede «en 5:12, eerste en tweede lid» wordt vervangen door : , 5:12, eerste en tweede lid, en 9:2, eerste lid, ten aanzien van het gebruik van middelen ten behoeve van het installeren, onderzoeken of herstellen van een apparaat als bedoeld in artikel 9:1, eerste lid.

ARTIKEL VI

Indien artikel I, onderdeel E, van de Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet in werking treedt op of na het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel, komt artikel II, onderdeel B van die wet, op het moment van inwerkingtreding van dat onderdeel, te luiden als volgt:

In artikel 1, onder 4° vervalt de aanduiding «de Arbeidstijdenwet, de artikelen 3:2, eerste en vierde lid, 3:3, derde en vierde lid, 3:5, eerste lid, 4:1, zesde lid, 4:3, eerste lid, 4:6, 5:3, eerste en tweede lid, 5:4, derde en vierde lid, 5:5, 5:6, 5:7, derde lid, 5:8, derde lid, 5:9, derde lid, 5:10, eerste, tweede en zevende lid, 5:11, tweede tot en met vijfde lid, 5:13, tweede lid, 5:14, derde lid, 5:15, zesde lid, 5:16, eerste lid, voor zover het niet naleven van de in dit artikellid bedoelde bepalingen een strafbaar feit oplevert, 8:6, tweede lid, 11:2, alsmede – voor zover aangeduid als strafbare feiten – het niet naleven van de voorschriften krachtens de artikelen 2:7, eerste lid, 4:3, tweede tot en met vierde lid, 5:12, eerste en tweede lid, en 9:2, eerste lid, ten aanzien van het gebruik van middelen ten behoeve van het installeren, onderzoeken of herstellen van een apparaat als bedoeld in artikel 9:1, eerste lid;».

ARTIKEL VII

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

's-Gravenhage, 6 juli 2004

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Uitgegeven de twintigste juli 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 1995, 598, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juni 2004, Stb. 323.

XNoot
2

Stb. 1996, 396, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 juni 2004, Stb. 300.

XNoot
3

Stb. 2004, 323.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2003/2004, 29 366.

Handelingen II 2003/2004, blz. 5445–5452; 5518.

Kamerstukken I 2003/2004, 29 366 (A, B).

Handelingen I 2003/2004, zie vergadering d.d. 5 juli 2004.

Naar boven