Wet van 30 juni 2004 tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met wijziging omzetmoment eerste 12 maanden prestatiebeurs en gedeeltelijke afschaffing 1 februari-regel

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek te wijzigen in verband met de wijziging van het omzetmoment van de eerste 12 maanden prestatiebeurs in een gift, dat niet langer op basis van de studieresultaten van het eerste jaar maar pas na het behalen van een diploma zal plaatsvinden, alsmede de gedeeltelijke afschaffing van de 1 februari-regel;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet studiefinanciering 20001 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5.7, eerste lid, vervalt de tweede volzin.

B

Paragraaf 5.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift vervalt «of overstappen».

2. Artikel 5.11 vervalt.

C

De paragrafen 5.5 en 5.6 vervallen.

D

Artikel 5.16 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt.

2. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.

E

In artikel 9.7 wordt «de artikelen 5.12, vijfde lid» vervangen door: de artikelen 10a.3, vijfde lid.

F

Ingevoegd wordt een nieuw hoofdstuk 10a, luidende:

HOOFDSTUK 10A. HOGER ONDERWIJS; OMZETTING EERSTE 12 MAANDEN

Paragraaf 10a.1. Algemeen
Artikel 10a.1. Reikwijdte

Dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op studenten die voor 1 september 2004 voor het volgen van hoger onderwijs studiefinanciering ontvingen.

Paragraaf 10a.2. Omzettingsprocedure bij overstappen voor 1 februari in eerste studiejaar (voorheen paragraaf 5.4)
Artikel 10a.2. Overstappen voor 1 februari (voorheen artikel 5.11)

Indien een student in het eerste studiejaar waarvoor hij op enig moment studiefinanciering geniet voor het volgen van een opleiding als bedoeld in de artikelen 2.8, 2.9 of 2.10, vóór 1 februari een opleiding gaat volgen aan een opleiding als bedoeld in de artikelen 2.11 en 2.14, wordt op zijn aanvraag, indien hij binnen de diplomatermijn het afsluitend examen van een opleiding met goed gevolg heeft afgesloten, de in het eerste studiejaar toegekende prestatiebeurs omgezet in een gift. Artikel 5.7, derde lid, is van toepassing.

Paragraaf 10a.3. Omzettingsprocedure eerste 12 maanden (voorheen paragraaf 5.5)
Artikel 10a.3. Omzetting eerste 12 maanden prestatiebeurs (voorheen artikel 5.12)
  • 1. Indien een student voor een opleiding als bedoeld in de artikelen 2.8, 2.9 of 2.10, ten minste 30 studiepunten heeft behaald in een studiejaar waarin hij op enig moment voor het eerst studiefinanciering heeft genoten, worden de eerste 12 maanden van de aan hem toegekende prestatiebeurs omgezet in een gift. Voor een student die zich heeft ingeschreven na 31 januari van een studiejaar, geldt, in afwijking van de eerste volzin, een norm van 20 studiepunten.

  • 2. Bij de beoordeling van de in het eerste lid bedoelde prestatie tellen studiepunten mee die zijn behaald voor al dan niet voltijdse opleidingen aan een instelling als bedoeld in de artikelen 2.8, 2.9 of 2.10. Bij de beoordeling van de in het eerste lid bedoelde prestatie tellen niet mee de studiepunten die zijn behaald als gevolg van een vrijstelling als bedoeld in de artikelen 7.13, tweede lid, onderdeel r, en 7.31a, van de WHW.

  • 3. Indien de student reeds in het studiejaar, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan artikel 5.7, voldoet hij tevens aan het eerste lid.

  • 4. In afwijking van het eerste en tweede lid, kan Onze Minister op aanvraag van een instelling toestaan dat in plaats van studiepunten een andere norm voor de beoordeling van studievoortgang wordt gehanteerd. Deze andere norm is gelijkwaardig aan de norm uitgedrukt in studiepunten. De opleiding is zodanig ingericht dat een student in redelijkheid kan voldoen aan de in de vorige volzin bedoelde norm. Deze aanvraag kan uitsluitend worden gedaan door een instelling als bedoeld in:

    a. artikel 2.10, en

    b. de artikelen 2.8 en 2.9, voor zover het betreft van een bijzondere instelling uitgaande opleidingen godgeleerdheid of van een zodanige instelling uitgaande opleidingen gericht op een godsdienstig of levensbeschouwelijk ambt.

  • 5. De prestatiebeurs, bedoeld in het eerste lid, van de student voor wie de IB-Groep niet een mededeling als bedoeld in artikel 9.5, vierde lid, of bedoeld in artikel 7.9b, tweede lid, van de WHW, heeft ontvangen, wordt op 1 januari van het kalenderjaar volgend op het desbetreffende studiejaar van rechtswege omgezet in een gift. De IB-Groep maakt de omzetting zo spoedig mogelijk aan de student bekend.

Artikel 10a.4. Onvoldoende studieprestaties in eerste 12 maanden (voorheen artikel 5.13)

Indien de student onvoldoende studieprestaties heeft behaald blijkens de mededeling aan de IB-Groep, bedoeld in artikel 9.5, vierde lid, of bedoeld in artikel 7.9b, tweede lid, van de WHW, wordt met ingang van 1 januari van het kalenderjaar volgend op het eerste studiejaar de prestatiebeurs, bedoeld in artikel 5.12, eerste lid, met uitzondering van de aanvullende beurs, van rechtswege als een lening vastgesteld. In afwijking van de eerste volzin wordt voor de student die zich na 31 januari heeft ingeschreven de in dat studiejaar toegekende studiefinanciering met uitzondering van de aanvullende beurs van rechtswege als een lening vastgesteld.

Paragraaf 10a.4. Herkansing voor omzetting eerste 12 maanden (voorheen paragraaf 5.6)
Artikel 10a.5. Herkansing voor omzetting eerste 12 maanden prestatiebeurs (voorheen artikel 5.14)
  • 1. Indien een student als bedoeld in artikel 5.12, eerste lid, niet de daar vereiste 30, onderscheidenlijk 20 studiepunten heeft behaald, maar wel binnen de diplomatermijn met goed gevolg het afsluitend examen heeft behaald, wordt de omgezette prestatiebeurs over de in artikel 5.12, eerste lid, bedoelde maanden alsnog omgezet in een gift. Artikel 5.7, derde lid, is van toepassing.

  • 2. De omzetting vindt op aanvraag van de student plaats, gelijktijdig met de omzetting, bedoeld in artikel 5.9, tweede lid. De in dat lid bedoelde bekendmaking door de IB-Groep heeft betrekking op beide omzettingen tezamen.

G

Na artikel 12.8 wordt een nieuw artikel 12.10 ingevoegd, luidende:

Artikel 12.10. Afwijking van artikel 5.6

  • 1. In afwijking van artikel 5.6 wordt tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip de prestatiebeurs mede gedurende 5 jaren verstrekt, indien het betreft een opleiding:

    a. genoemd in artikel 7.4, derde lid, eerste volzin, van de WHW, zoals dat artikel op 31 augustus 2002 luidde,

    b. genoemd in artikel 7.4, zesde lid, van de WHW, zoals dat artikel op 31 augustus 2002 luidde,

    c. genoemd in artikel 17a.7a van de WHW, of

    d. genoemd in artikel 17a.10a van de WHW.

  • 2. In afwijking van artikel 5.6 wordt tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip de prestatiebeurs mede gedurende 6 jaren verstrekt, indien het betreft een opleiding, genoemd in artikel 7.4, derde lid, tweede volzin, van de WHW, zoals dat artikel op 31 augustus 2002 luidde. Het aantal om te zetten maanden wordt verminderd met het verschil tussen 360 studiepunten en de studielast die is gebaseerd op een geringer aantal maanden, indien een student:

    a. met goed gevolg een examen heeft afgelegd van een deel van een opleiding, en

    b. dat deel ten minste 240 studiepunten bedraagt.

ARTIKEL II

De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek2 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 7.4, tweede lid, wordt «de artikelen 5.12, eerste lid, en» vervangen door «artikel» en vervalt «artikel 5.12, vierde lid, of».

B

Artikel 7.4a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, tweede volzin, wordt «168 studiepunten» vervangen door: 240 studiepunten.

2. In het vijfde lid vervalt: op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, techniek, natuur, en gezondheidszorg.

C

Artikel 7.9b vervalt.

D

In artikel 7.9c wordt «de artikelen 5.12 of» vervangen door «artikel» en vervallen de zinsnedes «of 7.9b, eerste lid,» en «, of 7.9b, tweede lid».

ARTIKEL III

Artikel I, met uitzondering van onderdeel F, is niet van toepassing op studenten die reeds voor 1 september 2004 studiefinanciering ontvingen.

ARTIKEL IV

Indien het voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs (Aanpassingswet invoering bachelor-masterstructuur) (Kamerstukken II 2003–2004, 28 925, nr. 2) tot wet wordt verheven en in werking treedt voordat het voorliggende voorstel van wet tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt aan artikel 12.10 van de Wet studiefinanciering 2000 een derde lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van artikel 5.6 wordt tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip de prestatiebeurs mede gedurende 6,5 jaar verstrekt, indien het betreft:

    a. een opleiding als bedoeld in artikel 17a.7 van de WHW in de godgeleerdheid aan een openbare universiteit die, blijkens het onderwijsen examenprogramma, wordt gevolgd in combinatie met het onderwijs in het kader van een opleiding vanwege een kerkgenootschap tot leraar of ambtsdrager van dat kerkgenootschap, en

    b. een opleiding als bedoeld in artikel 17a.7 van de WHW met een studielast van 360 studiepunten gericht op een godsdienstig of levensbeschouwelijk ambt aan een bijzondere instelling voor wetenschappelijk onderwijs of een opleiding in de zin van artikel 17a.7 van de WHW in de godgeleerdheid aan een op grond van artikel 6.9 van de WHW aangewezen instelling.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, met dien verstande dat artikel I, onderdeel G, terugwerkt tot en met 13 februari 2004 en dat artikel IV terug kan werken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

's-Gravenhage, 30 juni 2004

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Rutte

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Uitgegeven de twintigste juli 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 2000, 286, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 december 2003, Stb. 2004, 17.

XNoot
2

Stb. 2000, 11, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 juni 2004, Stb. 321.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2003/2004, 29 412.

Handelingen II 2003/2004, blz. 5094.

Kamerstukken I 2003/2004, 29 412 (A, B, C, D).

Handelingen I 2003/2004, zie vergadering d.d. 28 juni 2004.

Naar boven