Besluit van 22 juni 2004 tot wijziging van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer in verband met geluidhinderbestrijding industrielawaai (verlenging subsidietermijn)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 12 augustus 2003, nr. MJZ2003075884, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 15.13, eerste en tweede lid, van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van 1 december 2003, no. W08.03.0343/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 16 juni 2004, nr. MJZ2004059797, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4, onder b, wordt «2002 en 2003» vervangen door: 2002, 2003, 2004, 2005 en 2006.

B

In artikel 6a, tweede lid, wordt «uiterlijk vóór 1 januari 2003» vervangen door: uiterlijk vóór 1 januari 2006.

C

In artikel 6b worden de volgende wijzigingen aangebracht.

1. In het eerste lid wordt «Friesland» vervangen door: Fryslân.

2. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Het eerste lid blijft buiten toepassing met ingang van 1 januari 2004.

D

Onder vernummering van de artikelen 6c, 6d en 6e tot artikelen 6d, 6e en 6f wordt na artikel 6b een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6c

  • 1. Onze Minister stelt de subsidie per provincie met ingang van 1 januari 2004 ambtshalve vast op het voor iedere provincie achter die provincie vermelde bedrag:

    Groningen

    € 2 170 571,14

    Fryslân

    € 2 566 576,06

    Drenthe

    € 2 042 010,97

    Overijssel

    € 1 509 914,74

    Gelderland

    € 2 544 244,43

    Flevoland

    € 381 635,21

    Utrecht

    € 1 134 450,54

    Noord-Holland

    € 3 959 649,86

    Zuid-Holland

    € 6 207 955,37

    Zeeland

    € 1 134 450,34

    Noord-Brabant

    € 4 859 366,25

    Limburg

    € 3 934 459,43

  • 2. Voor zover het in het eerste lid vermelde bedrag lager is dan het voor de desbetreffende provincie vermelde bedrag in artikel 6b, eerste lid, is die provincie dat bedrag verschuldigd aan Onze Minister.

  • 3. Voor zover het in het eerste lid vermelde bedrag hoger is dan het voor de desbetreffende provincie vermelde bedrag in artikel 6b, eerste lid, is Onze Minister dat bedrag verschuldigd aan die provincie.

E

In artikel 6e, eerste lid, (nieuw) wordt «2001 of 2002» vervangen door «2001, 2002, 2003, 2004 of 2005» en wordt «1 januari 2003» vervangen door: 1 januari 2006.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel I, onderdeel B, terugwerkt tot en met 1 januari 2003 en artikel I, onderdelen C, onder 2, en D, terugwerkt tot en met 1 januari 2004.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 22 juni 2004

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Uitgegeven de vijftiende juli 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Inleiding

In 1994 zijn over de uitvoering van de saneringsoperatie industrielawaai in het kader van de Wet geluidhinder afspraken gemaakt tussen het rijk en de provincies en in een bestuursovereenkomst vastgelegd (Stcrt. 1994, 101). Onder meer is afgesproken dat de saneringsprogramma's voor 1 januari 2003 moeten zijn uitgevoerd en dat hiervoor van rijkswege een bedrag van f 71,5 miljoen (€ 32 445 284,34) aan de provincies ter beschikking wordt gesteld.

In het Bijdragenbesluit openbare lichamen milieubeheer (verder: Bijdragenbesluit) zijn de financiële randvoorwaarden gecreëerd om de in de opgestelde saneringsprogramma's met betrekking tot de bestaande industrieterreinen opgenomen maatregelen ook daadwerkelijk uit te voeren voor 1 januari 2003. Het Bijdragenbesluit is vervangen door het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer (verder: Subsidiebesluit). In hoofdstuk 2 van het Subsidiebesluit is opgenomen een subsidieregeling voor de sanering van het industrielawaai.

De saneringsoperatie van de bestaande industrieterreinen is bijna afgerond. Alle saneringsonderzoeken en saneringsprogramma's zijn gereed. Voor de meeste industrieterreinen zijn de maatregelen in uitvoering genomen. Gebleken is dat bij 57 industrieterreinen de uitvoering van de saneringsmaatregelen enige vertraging heeft opgelopen als gevolg van het niet tijdig vaststellen van de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting als bedoeld in artikel 72, tweede lid van de Wet geluidhinder (zogenoemde MTG-besluiten) door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) en beroepsprocedures bij de Raad van State tegen MTG-besluiten of milieuvergunningen. Daarnaast is ook gebleken dat voor de sanering noodzakelijke aanpassing van bestemmingsplannen en de afgifte van daarop gebaseerde bouwvergunningen niet in alle gevallen voor 1 januari 2003 heeft plaatsgevonden.

Het Interprovinciaal Overleg (IPO) heeft daarom, namens de provincies, bij brief van 25 november 2002 (kenmerk 122217/02) de Staatssecretaris van VROM verzocht om een verlenging van de subsidietermijn tot 1 januari 2005. Om uitvoeringsproblemen te voorkomen is de termijn uiteindelijk verlengd tot 1 januari 2006. Het IPO heeft tevens verzocht de verdeling van de € 32 445 284,34 over de provincies aan te passen.

Aanpassing is noodzakelijk omdat bepaalde provincies een tekort hadden voor het oplossen van de laatste saneringsprojecten, terwijl andere provincies geld overhielden.

Deze herverdeling maakt een tijdige afronding van de laatste saneringsprojecten mogelijk. De Staatssecretaris van VROM heeft met dit verzoek ingestemd. Benadrukt wordt nog dat deze herschikking geen gevolgen heeft voor het totale saneringsbudget en niet leidt tot nieuwe financieringsverplichtingen van het Rijk.

Daarom is een nieuw artikel 6b, vijfde lid, opgenomen waarin is bepaald dat het eerste lid buiten toepassing blijft per 1 januari 2004. In het nieuwe artikel 6c is vervolgens de nieuwe verdeelsleutel opgenomen. Bovendien is bepaald dat provincies die «te veel» hebben ontvangen, gemeten naar de nieuwe verdeelsleutel, dat teveel dienen terug te storten, en dat de tekortprovincies hun tekort krijgen aangevuld.

Van de gelegenheid is ten slotte gebruik gemaakt om in de desbetreffende bepalingen de zinsnede «Friesland» aan te passen aan de officiële naam: Fryslân.

Dit besluit is uitsluitend gericht tot overheden. Het heeft derhalve geen administratieve lasten voor bedrijven tot gevolg. Om die reden is geen advies gevraagd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

A

In 1994 heeft de Minister van VROM een bijdrage aan het IPO ter beschikking gesteld voor het opstellen van de jaarlijkse rapportages aan de minister over onder meer de uitvoering van de programma's van maatregelen. De laatste rapportage was voorzien over het jaar 2003. Hierboven is aangegeven dat als gevolg van onderhavige wijziging de subsidietermijn voor bepaalde industrieterreinen zal worden verlengd tot 1 januari 2006. In verband hiermee is in artikel 4, onder b, bepaald dat voor 1 juli 2004, 2005 en 2006 eveneens een rapportage over de voortgang van de maatregelen over de voorafgaande jaren aan de minister moet worden overgelegd.

B

Op basis van artikel 6a heeft subsidievaststelling inmiddels plaatsgevonden. Wijziging van de bepaling is echter noodzakelijk om het, op verzoek van de provincies, mogelijk te maken om voor een beperkt aantal industrieterreinen de sanering na 31 december 2002 te kunnen financieren. De eerder in het besluit geregelde financieringswijze voorzag in een bekostigingssystematiek waarbij voor alle industrieterreinen de saneringsmaatregelen voor 1 januari 2003 moesten zijn gefinancierd.

De verlenging van de subsidietermijn tot 1 januari 2006 heeft alleen betrekking op 57 industrieterreinen waarvan de namen zullen worden opgenomen op een door de Minister van VROM vast te stellen lijst. Deze lijst zal, met een overzicht van de overige industrieterreinen waarvan de financiering van de maatregelen al heeft plaatsgevonden, worden bekend gemaakt in de Staatscourant. Dit impliceert dat van rijkswege aan de provincies ter beschikking gestelde subsidiegelden na 1 januari 2003 alleen voor die 57 industrieterreinen mogen worden gebruikt.

D

Door het opnemen van een nieuw artikel 6c dienen de artikelen 6c, 6d en 6e (oud) vernummerd te worden. In de aanhef van onderdeel D wordt hierin voorzien.

Artikel II

Ingevolge artikel 21.6, vijfde lid, van de Wet milieubeheer treedt een algemene maatregel van bestuur die is gebaseerd op artikel 15.13 van de Wet milieubeheer – zoals het Subsidiebesluit – niet eerder in werking dan vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Voor een aantal bepalingen wordt voorzien in terugwerkende kracht om geen lacunes in de subsidieprocedure te laten ontstaan. Indien bijvoorbeeld het nieuwe artikel 6b, vijfde lid, van het Subsidiebesluit geen terugwerkende kracht zou hebben, zou de minister nog eenmaal het subsidiebedrag op een negende van het voor een provincie beschikbare bedrag moeten vaststellen, terwijl dat inmiddels al negen maal is gebeurd. De terugwerkende kracht heeft geen materiële consequenties.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel


XNoot
1

Stb. 1990, 174, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 maart 2004, Stb. 155.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 10 augustus 2004, nr. 151.

Naar boven