Besluit van 2 juli 2004 tot wijziging van het Besluit SUWI houdende regels omtrent de individuele reïntegratie-overeenkomst

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 9 februari 2004, Directie Sociale Verzekeringen, SV/R&S/04/7491;

Gelet op artikel 10, vijfde lid, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten en artikel 72, vijfde lid, van de Werkloosheidswet;

De Raad van State gehoord (advies van 4 maart 2004, no. W12.04.0067/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 juni 2004, nr. SV/R&S/04/45015;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN HET BESLUIT SUWI

Het Besluit SUWI1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf 4.2 komt te luiden:

§ 4.2 Individuele reïntegratieovereenkomst

Artikel 4.2 Mogelijkheid individuele reïntegratieovereenkomst
  • 1. Het UWV kan ten behoeve van de arbeidsgehandicapte, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet REA en de werknemer, bedoeld in artikel 72, eerste lid, van de WW, op diens aanvraag een individuele reïntegratieovereenkomst sluiten met een reïntegratiebedrijf of arbodienst, overeenkomstig de voorkeur van de aanvrager, ter uitvoering van werkzaamheden die zijn gericht op de inschakeling in het arbeidsproces.

  • 2. In afwijking van artikel 4.1, tweede lid, volgt het UWV geen aanbestedingsprocedure alvorens het een individuele reïntegratieovereenkomst sluit.

  • 3. Het UWV bepaalt het ten hoogste aan het reïntegratiebedrijf of de arbodienst verschuldigde bedrag voor de uitvoering van de individuele reïntegratieovereenkomst en het tijdvak waarvoor de individuele reïntegratieovereenkomst wordt gesloten.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de voorwaarden waaronder door het UWV een individuele reïntegratieovereenkomst kan worden gesloten en omtrent de inhoud van de individuele reïntegratieovereenkomst.

Artikel 4.3 Termijn sluiten van een individuele reïntegratieovereenkomst
  • 1. In geval van een toekennende beschikking op een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, sluit het UWV binnen zes weken na het nemen van die beschikking een overeenkomst met een reïntegratiebedrijf of arbodienst dat de in artikel 4.2, eerste lid, bedoelde werkzaamheden uitvoert.

  • 2. De arbeidsgehandicapte of de werknemer ten behoeve van wie een individuele reïntegratieovereenkomst wordt gesloten tekent een exemplaar van die overeenkomst voor gezien en verstrekt dit aan het UWV.

Artikel 4.4 Weigering van sluiting van een individuele reïntegratieovereenkomst

De aanvraag om een individuele reïntegratieovereenkomst kan in ieder geval worden geweigerd in de gevallen waarin op grond van artikel 4:35, eerste lid, onderdelen a en b en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht een subsidieverlening kan worden geweigerd, en indien niet wordt voldaan aan de krachtens artikel 4.2, vierde lid, door het UWV gestelde voorwaarden.

Artikel 4.5 Evaluatie

Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van de artikelen 4.2 tot en met 4.4 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze artikelen in de praktijk.

B

Artikel 4.12, tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. dat het reïntegratiebedrijf verplicht is:

1°. toegang tot en inzage in alle gegevens te verlenen die een accountant naar zijn oordeel nodig heeft voor het instellen van een nader onderzoek als bedoeld in artikel 42, vierde lid, van de Wet SUWI;

2°. de persoonlijke levenssfeer van de personen van wie de inschakeling in de arbeid wordt bevorderd, te beschermen overeenkomstig een reglement dat aan die personen en de werkgever wordt overgelegd;

3°. in geval van een geschil tussen de te reïntegreren persoon en het reïntegratiebedrijf een klachten- en geschillenregeling toe te passen die door het reïntegratiebedrijf aan de te reïntegreren persoon en de werkgever is overgelegd;

4°. op verzoek aan de werkgever een schriftelijk oordeel van een accountant of een gelijkwaardige deskundige over de verwerking van informatie en de genomen maatregelen ter beveiliging van informatie door het reïntegratiebedrijf over te leggen;

5°. de gegevens die het reïntegratiebedrijf in verband met deze werkzaamheden verkrijgt uitsluitend te verwerken voorzover dat noodzakelijk is voor het verrichten van die activiteiten of werkzaamheden dan wel voor de naleving van verplichtingen als bedoeld in de subonderdelen 1° tot en met 4°;

6°. indien dit reïntegratiebedrijf deze werkzaamheden laat verrichten door een ander reïntegratiebedrijf, in een schriftelijke overeenkomst met dat andere reïntegratiebedrijf te regelen dat voor dat bedrijf de verplichtingen, bedoeld in de subonderdelen 1° tot en met 6°, gelden;.

C

Artikel 4.20, eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:

e. dat het reïntegratiebedrijf voldoet aan verplichtingen als bedoeld in artikel 4.12, eerste lid, onderdeel c;.

ARTIKEL II INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 2 juli 2004

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Uitgegeven de dertiende juli 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) heeft op grond van artikel 10, derde lid, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet Rea) en artikel 72, derde lid, van de Werkloosheidswet (WW), de taak om uitkeringsgerechtigden die niet zelf de weg naar werk weten te vinden, een reïntegratietraject aan te bieden. Het UWV koopt deze trajecten in middels een op grond van artikel 4.1, tweede en derde lid van het Besluit SUWI, verplichte aanbestedingsprocedure. De verplichte aanbestedingsprocedure dient het belang van de transparante besteding van publieke middelen. Op basis van de beste verhouding tussen prijs en prestatie sluit het UWV contracten met reïntegratiebedrijven en arbodiensten. De financiering geschiedt op basis van de door reïntegratiebedrijven en arbodiensten behaalde resultaten in de zin van duurzame plaatsing in het arbeidsproces (no cure less pay of no cure no pay). Daarbij toetst het UWV de reïntegratiebedrijven en arbodiensten tevens op de kwaliteit van hun dienstverlening.

De uitkeringsgerechtigde die een reïntegratietraject krijgt aangeboden, zal dit traject volgen bij één van de door het UWV gecontracteerde reïntegratiebedrijven of arbodiensten. In veel gevallen voldoet dit. In bepaalde gevallen is er behoefte aan een ruimer aanbod. Bijvoorbeeld omdat de uitkeringsgerechtigde zelf een reïntegratieplan voor ogen heeft, alsmede een reïntegratiebedrijf of arbodienst die dit plan wil uitvoeren. Ook kan gedacht worden aan situaties waarbij er behoefte is aan expertise die door de, via de aanbestedingsprocedure, gecontracteerde reïntegratiebedrijven of arbodiensten niet wordt aangeboden. Door een wijziging van het Besluit SUWI krijgt het UWV de mogelijkheid om aan deze wensen tegemoet te komen. Het UWV kan, op verzoek, in afwijking van artikel 4.1, tweede lid, Besluit SUWI, een individuele reïntegratieovereenkomst (IRO) afsluiten. De cliënt kan daarmee een eigen keuze maken voor een reïntegratiebedrijf of arbodienst. De keuze van de cliënt uit zich formeel in het feit dat deze de overeenkomst moet tekenen voor gezien.

De IRO is een verbijzondering van de bestaande inkoop van reïntegratiewerkzaamheden. Er is daarom voor gekozen nadere regelgeving te treffen op basis van artikel 10 Wet REA en artikel 72 WW. De regelgeving omtrent de IRO sluit nauw aan bij de door het UWV ontwikkelde aanbestedingsprocedure. Met de aanbestedingsprocedure creëert het UWV voor de cliënt een mogelijkheid te kiezen uit verschillende reïntegratiebedrijven en arbodiensten. De IRO voegt hier een extra mogelijkheid aan toe. Voor de IRO geldt eenzelfde wijze van financiering van geleverde prestaties. Tevens dienen reïntegratiebedrijven en arbodiensten bij een IRO te voldoen aan dezelfde eisen van kwaliteit als bij trajecten ingekocht met de aanbestedingsprocedure. De Commissie Het Werkend Perspectief heeft er op aangedrongen om de cliënt niet te belasten met de administratie en de contractafspraken te laten gelden tussen het UWV en het reïntegratiebedrijf of de arbodienst. Daar sluit de regeling bij aan. Gezien de sterke verwantschap met de aanbestedingsprocedure is afgezien van inwerkingtreding van artikel 33 Wet REA en artikel 73a WW en daarop te baseren regelgeving. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat artikel 4.1, eerste en vierde lid, van het Besluit SUWI, tevens van toepassing is op de IRO.

Onderhavige wijziging van het Besluit SUWI biedt het UWV de mogelijkheid een IRO af te sluiten met een reïntegratiebedrijf of arbodienst conform de wens van de cliënt. Het UWV dient een kader op te stellen voor de te sluiten IRO. Dit kader moet zowel cliënten als reïntegratiebedrijven en arbodiensten inzicht bieden in de voorwaarden die verbonden zijn aan het afsluiten van een IRO. Dit kader omvat eisen voor reïntegratiebedrijven en arbodiensten, eisen voor het trajectplan en eisen aan de IRO die het UWV sluit met een reïntegratiebedrijf of arbodienst. Door deze eisen vooraf openbaar te maken ontstaat transparantie voor cliënten enerzijds en reïntegratiebedrijven en arbodiensten anderzijds. Met deze wijziging van het Besluit SUWI treedt ook de Regeling tot wijziging van de Regeling SUWI houdende regels omtrent de individuele reïntegratieovereenkomst in werking. Deze regeling biedt het UWV de mogelijkheid bovengenoemd kader op te stellen.

Om de doeltreffendheid en effecten van de IRO in beeld te brengen zal dit besluit geëvalueerd worden. Daarbij zal aandacht geschonken worden aan de ontwikkeling van prijs/prestatie verhouding van IRO-trajecten in vergelijking tot de prijs/prestatie verhouding van trajecten ingekocht met de aanbestedingsprocedure. Naar verwachting is het slagingspercentage van IRO-trajecten hoger dan het slagingspercentage van trajecten ingekocht met de aanbestedingsprocedure. Reden hiervoor is dat vooral gemotiveerde cliënten met reeds ontwikkelde ideeën over reïntegratie zullen opteren voor een IRO, het geen de kans op succesvolle reïntegratie doet toenemen. De cliënt kan dus zelf zijn voorstellen met betrekking tot reïntegratie vormgeven, terwijl UWV en reïntegratiebedrijven en arbodiensten meer maatwerk kunnen leveren. Dit zal zich moeten uiten in een hogere prijs/prestatie verhouding voor IRO-trajecten dan voor trajecten ingekocht met de aanbestedingsprocedure. Tevens zal bij de evaluatie aandacht worden geschonken hoe het gebruik van IRO-trajecten en de voordelen van de aanbestedingsprocedure (transparante besteding en marktconforme prijsvorming) zich tot elkaar verhouden.

Omdat paragraaf 4.2 van het Besluit SUWI, zoals die luidde voor inwerkingtreding van dit besluit, een uitwerking vormde van artikel 15 van de Wet REA en dat artikel is komen te vervallen (zie Wet verlenging loondoorbetaling bij ziekte 2003) is de grondslag aan de artikelen 4.2 tot en met 4.6 komen te vervallen. De artikelen omtrent de IRO kunnen derhalve in een nieuwe paragraaf 4.2 worden opgenomen.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat ingevolge artikel 87d van de Wet REA, dat bij de Wet verlenging loondoorbetaling bij ziekte 2003 is ingevoegd, de artikelen 4.2 tot en met 4.6, zoals die luidden voor inwerkingtreding van dit besluit, voor de in dat artikel 87d Wet REA genoemde situaties blijven gelden.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Artikel 4.2 Mogelijkheid individuele reïntegratieovereenkomst

Tweede lid

Het sluiten van een IRO is een wijze van uitvoering van de taak van het UWV, bedoeld in artikel 10, eerste lid, Wet REA en artikel 72, eerste lid, WW. Artikel 4.1 van het Besluit is tevens van toepassing op de IRO. Derhalve is in het derde lid de zinsnede «in afwijking van artikel 4.1, tweede lid, Besluit SUWI», opgenomen.

Derde lid

Bij de IRO is gekozen voor een bevoegdheid voor het UWV om de maximale duur van de IRO en de maximaal daarvoor te betalen prijs te bepalen. Hoewel het UWV omtrent deze bevoegdheid beleidsregels kan stellen, zal in individuele gevallen steeds bezien moeten worden voor welke periode en tegen welke prijs de IRO wordt gesloten. Bij het bepalen van de maximale duur van de IRO zal het UWV rekening kunnen houden met de maximale duur van reïntegratietrajecten die via de aanbestedingsprocedure worden ingekocht. Die trajecten duren maximaal twee jaar.

Vierde lid

Het vierde lid van artikel 4.2 biedt de mogelijkheid om regels te stellen omtrent de voorwaarden waaronder een IRO kan worden gesloten en de inhoud van een IRO. Op grond van deze bepaling kunnen bijvoorbeeld regels worden gesteld omtrent de voorwaarden waaraan een reïntegratiebedrijf of arbodienst moet voldoen en de gegevens die het reïntegratiebedrijf of arbodienst met betrekking tot de wijze van uitvoering en kosten van de IRO aan het UWV verstrekt.

Artikel 4.4 Weigering van sluiting van een individuele reïntegratieovereenkomst

Artikel 4:35, eerste lid, onderdelen a en b en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is hier van overeenkomstige toepassing verklaard omdat dit artikel ziet op subsidieverstrekkingen en derhalve niet van toepassing zou zijn op het sluiten van een IRO, terwijl dit wel gewenst is. Daarnaast kan een aanvraag worden geweigerd indien niet is voldaan aan de voorwaarden waaraan een reïntegratiebedrijf en arbodienst moet voldoen, alvorens met dat bedrijf of die dienst een individuele reïntegratieovereenkomst wordt gesloten, welke voorwaarden, krachtens artikel 4.2, vierde lid, door het UWV zullen worden gesteld.

Artikel 4.5 Evaluatie

Bij de evaluatie van de IRO-regeling zal de minister de Staten-Generaal bijvoorbeeld kunnen informeren over het gebruik en de werking van de IRO-regeling en over de wijze waarop de IRO'en worden gefinancierd. Tevens zal aandacht kunnen worden besteed aan de effectiviteit van dit instrument ten opzichte van de via de aanbestedingsprocedure door het UWV ingekochte reïntegratietrajecten.

Artikel I, onderdelen B en C

Omdat in de artikelen 4.12 werd verwezen naar artikel 4.3, eerste lid, onderdeel d, onder 2° tot en met 7°, en dit artikel anders is gaan luiden (zie algemeen deel van de toelichting, laatste alinea) is ook artikel 4.12 technisch aangepast. De voorwaarden die in artikel 4.3, eerste lid, onderdeel d, onder 2° tot en met 7°, vermeld waren zijn thans op genomen in artikel 4.12, tweede lid, onderdeel c.

In artikel 4.20, eerste lid, onderdeel e, werd verwezen naar artikel 4.4., eerste lid, onderdeel d, onder 2° tot en met 7°. Dit was onjuist omdat het de bedoeling van de wetgever was te verwijzen naar artikel 4.3, onderdeel d, onder 2° tot en met 7°. Deze omissie wordt gecorrigeerd door in dit artikel te verwijzen naar het aangepaste artikel 4.12, eerste lid, onderdeel c. Met deze wijzigingen zijn geen inhoudelijke wijzigingen ten aanzien van de inhoud van de verplichtingen van reïntegratiebedrijven beoogd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus


XNoot
1

Stb. 2001, 688, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 10 oktober 2003, Stb. 388.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven