Besluit van 13 mei 2004 tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met een technische wijziging ten behoeve van afgifte en intrekking van de goedkeuring van tachograafkaarten voor het digitale controleapparaat

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 26 maart 2004, nr. HDJZ/AWW/2004-739, Hoofddirectie Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op artikel 4:3, tweede en derde lid, van de Arbeidstijdenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 8 april 2004, nr. W09.04.135/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 29 april 2004, nr. HDJZ/AWW/2004-985, Hoofddirectie Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 2.4:6 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede en derde lid worden vernummerd tot vierde en vijfde lid.

2. Er worden twee leden ingevoegd luidende:

  • 2. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat wordt aangewezen als bevoegde instantie, bedoeld in artikel 7 van verordening (EEG) nr. 3821/85, ten aanzien van tachograafkaarten.

  • 3. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat wordt aangewezen als instantie tot uitvoering van de artikelen 5, 6, 8 en 11 van verordening (EEG) nr. 3821/85, ten aanzien van tachograafkaarten.

3. In het vierde en vijfde lid wordt na «verordening (EEG) nr. 3821/85» telkens ingevoegd: , met uitzondering van tachograafkaarten.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 5 mei 2004. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 4 mei 2004, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 13 mei 2004

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Uitgegeven de achtste juli 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

In het tweede en derde lid (oud) van artikel 2.4:6 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer wordt een aantal bevoegdheden toebedeeld aan de Dienst Wegverkeer (RDW). Deze bevoegdheden hebben onder meer betrekking op de procedure rondom aanvraag en afgifte van een EG-typegoedkeuring voor een (analoog) controleapparaat en van registratiebladen. Door middel van dynamische verwijzingen wordt verwezen naar de artikelen uit Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van de Europese Unie van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (PbEG L 370) (hierna verordening (EEG) nr. 3821/85) die daarop betrekking hebben. Door de wijzigingsverordening (EG) nr. 2135/98 van de Raad van de Europese Unie van 24 september 1998 (PbEG L 274) tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3821/85 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van Richtlijn nr. 88/599/EEG betreffende standaardprocedures voor de controle op de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3820/85 en Verordening (EEG) nr. 3821/85 (hierna: verordening (EG) nr. 2135/98) is de inhoud van de artikelen van verordening nr. (EEG) 3821/85 gewijzigd. Niet alleen hebben de desbetreffende artikelen betrekking op de EG-typegoedkeuring voor een controleapparaat, maar ook voor tachograafkaarten (in de Nederlandse tekst van de desbetreffende bepalingen van deze EG-verordening wordt ten onrechte gesproken van «bestuurderskaarten»). Bestuurderskaarten vormen echter maar één van de soorten goed te keuren en af te geven kaarten. In het onderhavige besluit wordt daarom conform de andere taalversies van de verordening het algemenere begrip «tachograafkaarten» gebruikt). Dat betekent dat op het moment dat beide verordeningen in Nederlandse wetgeving moeten zijn omgezet, artikel 2.4:6 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer verwijst naar de «nieuwe inhoud» van de verordeningen. Dat zou betekenen dat de RDW wordt aangewezen als bevoegde instantie voor wat betreft de EG-typegoedkeuring van tachograafkaarten.

Door de onderhavige wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer wordt de Minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen als bevoegde instantie voor wat betreft tachograafkaarten en blijft de RDW dat voor wat betreft een controleapparaat en registratiebladen. Reden voor dit onderscheid is dat het goedkeuren van een controleapparaat en registratiebladen in lijn is met de bevoegdheden die de RDW heeft op het gebied van het goedkeuren van andere voertuigonderdelen of complete voertuigen ingevolge de Wegenverkeerswet 1994. Daar komt bij dat volgens verordening (EEG) nr. 3821/85 een (Europees) registratiesysteem rondom afgifte van tachograafkaarten opgezet moet worden. In Nederland draagt de Minister van Verkeer en Waterstaat de verantwoordelijkheid voor de procedure rondom aanvraag en afgifte van tachograafkaarten.

Dit besluit bevat om bovenstaande reden slechts een technische wijziging. Deze loopt vooruit op een mede naar aanleiding van het voorstel van wet tot wijziging van de Arbeidstijdenwet en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van het digitale controleapparaat (Kamerstukken II 2003/2004, 29 366), op te stellen, meer omvangrijke wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer, het Reglement Rijbewijzen en het Voertuigreglement. In dat besluit zullen de uitvoerings- en handhavingsmaatregelen die nodig zijn om eerdergenoemde verordeningen in Nederlandse wetgeving uit te voeren, worden neergelegd. Het onderhavige besluit heeft slechts tot doel vast te leggen dat met ingang van 5 mei 2004 de Minister van Verkeer en Waterstaat bevoegd is EG-goedkeuringen voor tachograafkaarten te verlenen en deze kaarten af te geven en in te trekken.

Door dit besluit zullen geen administratieve lasten worden gereduceerd, noch zal de administratieve lastendruk worden verhoogd. Deze wijziging betreft slechts een wijziging in de bevoegdheidsverdeling tussen verschillende overheidsorganen voor wat betreft de uitvoering van bepaalde artikelen van eerdergenoemde verordeningen.

Dit besluit treedt in werking met ingang van 5 mei 2004. De onderliggende EG-verordening voorziet erin dat de lidstaten drie maanden voor de invoering van de tachograaf zelf – 5 augustus 2004 – reeds een EG-typegoedkeuring voor tachograafkaarten zouden kunnen afgeven, dat wil zeggen vanaf 5 mei 2004. Door de dynamische verwijzing in het Arbeidstijdenbesluit vervoer zou die bevoegdheid van rechtswege aan de RDW worden toebedeeld, terwijl de tachograafkaarten door de Minister van Verkeer en Waterstaat zullen worden afgegeven. Volgens artikel 2, tweede lid, van verordening (EG) nr. 2135/98 moeten lidstaten 21 maanden na bekendmaking van verordening (EG) nr. 1360/2002 van de Europese Commissie van 13 juni 2002 (PbEG L 207) betreffende de zevende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer kaarten kunnen afgeven.

Omdat die bekendmaking op 5 augustus 2003 heeft plaats gevonden zal de Minister van Verkeer en Waterstaat per 5 mei aanstaande op basis van dit besluit tachograafkaarten kunnen afgeven.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus


XNoot
1

Stb. 1998, 125, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 mei 2004, Stb. 249.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven