Wet van 24 juni 2004 tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 in het kader van administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in socialeverzekeringswetten (Aansluitingswet Walvis)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in verband met de inwerkingtreding van de Wet administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in socialeverzekeringswetten (Walvis), de Wet op de loonbelasting 1964 aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de loonbelasting 19641 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 11, tweede lid, wordt «Bij of krachtens ministeriële regeling kan worden bepaald» vervangen door: Bij of krachtens ministeriële regeling kan, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, worden bepaald.

B. In artikel 12 wordt «Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld» vervangen door: Bij ministeriële regeling kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, regels worden gesteld.

C. In artikel 13, tweede lid, wordt «Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld» vervangen door: Bij ministeriële regeling kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere regels worden gesteld.

D. In artikel 15c wordt «Bij ministeriële regeling kan, in aanvulling op» vervangen door: Bij ministeriële regeling, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, kan, in aanvulling op.

E. Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt de laatste volzin. Voorts wordt na onderdeel f, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

g. niet tot de hiervoren opgenomen bestanddelen van het loon behorende vergoedingen of verstrekkingen voorzover deze niet meer belopen dan een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag per maand, behoudens ingeval de inhoudingsplichtige verzoekt met betrekking tot dat loon het eerste lid niet toe te passen.

2. In het derde lid, onderdeel a, wordt na onder 4°, toegevoegd:

5°. eindheffingsbestanddelen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel g;.

3. Na het vijfde lid wordt, onder vernummering van het zesde tot en met achtste lid in respectievelijk zevende tot en met negende lid en onder vernummering van het negende lid in elfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking in zoverre van artikel 13, eerste lid, en onverminderd de toepassing van artikel 13, tweede lid, wordt voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel g, en het derde lid, onderdeel a, onder 5°, de waarde van niet in geld genoten loon gesteld op de waarde die daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend.

4. Na het tot negende lid vernummerde achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 10. Voorzover in hetzelfde loontijdvak of dezelfde loontijdvakken door meer dan één werknemer eindheffingsbestanddelen worden genoten kan, mits dat leidt tot een beduidende vereenvoudiging van de vaststelling van de verschuldigde belasting, de verschuldigde belasting globaal worden vastgesteld, zodanig dat deze redelijkerwijs overeenkomt met de verschuldigde belasting die op de voet van de vorige leden zou zijn bepaald.

5. Na het tot elfde lid vernummerde negende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 12. De in het tweede en het derde lid bedoelde ministeriële regelingen worden, voorzover het de premie voor de volksverzekeringen betreft, getroffen in overleg met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 24 juni 2004

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

Uitgegeven de achtste juli 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 1990, 104, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 juni 2004, Stb. 300.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 28 371.

Handelingen II 2003/2004, blz. 4668–4679; 4694–4714; 4778.

Kamerstukken I 2003/2004, 28 371 (A, B, C, D).

Handelingen I 2003–2004, zie vergadering d.d. 22 juni 2004.

Naar boven