Besluit van 24 december 2003, houdende de bevoegdheid van Onze Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties om nadere regels te stellen omtrent de wijze en het tijdstip waarop de mededeling geschiedt aan een lid-staat van de Europese Unie dat een onderdaan van die lid-staat in Nederland is geregistreerd als kiezer voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties van 12 november 2003, nr. CW/17972;

Gelet op artikel Y 32, achtste lid, van de Kieswet;

De Raad van State gehoord (advies van 4 december 2003, No. W04.03.0492/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties van 12 december 2003, nr. CW/18857;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Kiesbesluit1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel Y 6 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel Y 7

Bij regeling van Onze Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de wijze en het tijdstip waarop de mededeling, bedoeld in artikel Y 32, achtste lid, van de Kieswet, dient te geschieden.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 24 december 2003

Beatrix

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

Th. C. de Graaf

Uitgegeven de derde februari 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Onderdanen van andere lid-staten van de Europese Unie, die in Nederland wonen, kunnen in Nederland aan de verkiezing van de leden van het Europees Parlement deelnemen, indien zij zich daartoe hebben laten registreren. Hiertoe kunnen zij een verzoek indienen bij burgemeester en wethouders (artikel Y 32, eerste lid, van de Kieswet). Artikel Y 32, achtste lid, van de Kieswet stelt de verplichting aan burgemeester en wethouders om, nadat het verzoek tot registratie van een niet-Nederlandse onderdaan van een lid-staat van de Europese Unie door hen is ingewilligd, aan de door de desbetreffende lid-staat aangewezen autoriteit mede te delen, dat betrokkene in Nederland als kiezer is geregistreerd. Deze verplichting vloeit rechtstreeks voort uit de richtlijn tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lid-staat waarvan zij geen onderdaan zijn.1Artikel 13 van deze richtlijn stelt de verplichting aan de lid-staten de vereiste gegevens uit te wisselen. Dit houdt in dat binnen een redelijke termijn vóór de verkiezingen aan de lid-staat van herkomst de gegevens worden toegezonden betreffende de onderdanen van deze lid-staat die zijn ingeschreven op de kiezerslijst of die zich kandidaat gesteld hebben.

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de wijze en het tijdstip waarop deze mededeling dient te geschieden (artikel Y 32, achtste lid, tweede volzin, van de Kieswet). Voorafgaande aan iedere verkiezing worden tussen de lid-staten afspraken gemaakt omtrent de wijze en het tijdstip waarop deze gegevensuitwisseling het meest doelmatig kan plaatsvinden. Het gaat daarbij om afspraken met een uitvoeringstechnisch karakter, die per verkiezing kunnen verschillen. Het onderhavige besluit geeft de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties de bevoegdheid om zo nodig nadere regels te stellen omtrent de wijze en het tijdstip waarop de gegevens door de Nederlandse autoriteiten aan de autoriteiten van de andere lid-staten dienen te worden verstrekt. Daarbij kan worden gedacht aan regels omtrent de te gebruiken gegevensdragers en de mogelijkheid dat de gegevens van alle gemeenten door één instantie worden verzameld en gebundeld verzonden.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

Th. C. de Graaf


XNoot
1

Stb. 1989, 471, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 18 februari 2002, Stb. 98.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

XNoot
1

Richtlijn nr. 93/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 6 december 1993, PbEG 1993, L 329/34.

Naar boven