Wet van 24 juni 2004 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de wijziging van het stelsel van de rechterlijke toetsing van vrijheidsontnemende maatregelen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om het stelsel van de rechterlijke toetsing van vrijheidsontnemende maatregelen op grond van de Vreemdelingenwet 2000 te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Vreemdelingenwet 20001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 94 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «derde dag» vervangen door: achtentwintigste dag.

2. In het tweede lid wordt «zevende dag» vervangen door: veertiende dag.

B

Artikel 96 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt.

2. Het tweede lid komt, onder vernummering tot het eerste lid, te luiden:

  • 1. Indien het beroep, bedoeld in artikel 94, ongegrond is verklaard en de vreemdeling beroep instelt tegen het voortduren van de vrijheidsontneming, sluit de rechtbank het vooronderzoek binnen een week na ontvangst van het beroepschrift. In afwijking van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechtbank ook zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

3. Het derde tot en met het vierde lid worden vernummerd tot het tweede tot en met het derde lid.

4. Het vijfde lid vervalt.

ARTIKEL II

Ten aanzien van de vreemdeling aan wie op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn vrijheid is ontnomen, blijft het recht zoals het gold voor inwerkingtreding van deze wet van toepassing tot het moment van de eerstvolgende uitspraak, bedoeld in artikel 94 of artikel 96.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 24 juni 2004

Beatrix

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M. C. F. Verdonk

Uitgegeven de zesde juli 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 2003, 370, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 mei 2004, Stb. 212.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2002/2003, 2003/2004, 28 749.

Handelingen II 2003/2004, blz. 2465–2477; 2604–2605.

Kamerstukken I 2003/2004, 28 749 (A, B, C).

Handelingen I 2003/2004, zie vergadering d.d. 15 en 22 juni 2004.

Naar boven