Besluit van 15 juni 2004 tot wijziging van het Besluit kwaliteitseisen brandstoffen wegverkeer en het Besluit zwavelgehalte brandstoffen (implementatie richtlijn nr. 2003/17/EG)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 14 januari 2004, nr. MJZ20040022953, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op richtlijn nr. 2003/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 maart 2003 (PbEU L 76) tot wijziging van richtlijn nr. 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof en artikel 13 van de Wet inzake de luchtverontreiniging;

De Raad van State gehoord (advies van 27 februari 2004, No. W08.04.0036/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 8 juni 2004, nr. MJZ2004055240, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit kwaliteitseisen brandstoffen wegverkeer1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c wordt na «(PbEG L 350)» ingevoegd: , zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij richtlijn nr. 2003/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 maart 2003 (PbEU L 76).

2. De onderdelen g en h komen te luiden:

g. benzine: benzine als bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, van de richtlijn;

h. dieselbrandstof: dieselbrandstof als bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, van de richtlijn.

B

Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

Het is met ingang van 1 januari 2009 verboden ongelode benzine of dieselbrandstof met een zwavelgehalte van meer dan 10 mg/kg ten verkoop aan te bieden, te verkopen of af te leveren.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Na het eerste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan bij regeling van Onze Minister met betrekking tot bepaalde categorieën van tankstations een tijdstip, gelegen na 1 mei in een jaar, worden vastgesteld, vanaf welk tijdstip de ten verkoop aangeboden benzine aan de specificaties van zomerbenzine voldoet. Dit tijdstip kan afhankelijk worden gesteld van het aantal malen dat een bepaalde categorie van tankstations op of na 15 april in dat jaar met zomerbenzine wordt bevoorraad.

D

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

  • 1. Een wijziging van de richtlijn gaat voor de toepassing van artikel 1, onderdeel g en h, gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

  • 2. Een wijziging van de bijlagen I, II, III of IV van de richtlijn gaat voor de toepassing van dit besluit gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

ARTIKEL II

Artikel 1 van het Besluit zwavelgehalte brandstoffen2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid, onderdeel d, komt te luiden:

d. gasolie: elke gasolie behorende tot gasoliën als bedoeld in artikel 2, onderdeel 3, van richtlijn nr. 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad (PbEG L 350), zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij richtlijn nr. 2003/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 maart 2003 (PbEU L 76);.

2. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Een wijziging van het artikel, genoemd in onderdeel d van het derde lid, gaat voor de toepassing van dat onderdeel gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 15 juni 2004

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Uitgegeven de negenentwintigste juni 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Op 22 maart 2003 is richtlijn nr. 2003/17/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 maart 2003 (PbEU L 76) tot wijziging van richtlijn nr. 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof (hierna: richtlijn 2003/17) in werking getreden. Richtlijn 2003/17 had op 30 juni 2003 in nationaal recht moeten zijn omgezet. De omzettingsregelgeving had vervolgens op 1 januari 2004 in werking moeten treden. Het overschrijden van deze data heeft echter geen praktische consequenties, aangezien de in de richtlijn genoemde maatregelen ertoe strekken om vanaf uiterlijk 1 januari 2005 een materieel effect te bewerkstelligen ten aanzien van de beschikbaarheid en het gebruik van zwavelvrije benzine en diesel. Daarnaast geeft de richtlijn enkele opdrachten aan de lidstaten die reeds vanaf 1 januari 2004 moeten worden uitgevoerd, zoals rapportages over de ontwikkeling van de brandstoffenmarkt volgens een voorgeschreven model. Deze rapportages worden door de rijksoverheid zelf ter hand genomen.

Ingevolge artikel 1, tweede en derde lid, van richtlijn 2003/17 moeten de lidstaten er voor zorgen dat vanaf 1 januari 2009 op hun grondgebied nog slechts ongelode benzine en dieselbrandstof voor het wegverkeer in de handel kan worden gebracht die aan de specificaties van bijlagen III en IV bij richtlijn nr. 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 oktober 1998 (PbEG L 350) betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van richtlijn nr. 93/12/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen, en die een zwavelgehalte hebben van maximaal tien milligram per kilogram. De invoering van deze «schonere» brandstoffen heeft een gunstig effect op de uitlaatemissies. Dit effect is gelegen in een directe vermindering van de uitstoot van sulfaten (onderdeel van de fijn stof emissie), en in een vermindering van de uitstoot van stikstofoxiden, koolwaterstoffen en koolmonoxide doordat een lager zwavelgehalte een hogere effectiviteit van de katalysator bewerkstelligt. Daarnaast zal dit een verbetering mogelijk maken van het brandstofrendement dat haalbaar is met nieuwe, opkomende technologieën voor motorvoertuigen, die slechts kunnen worden toegepast in combinatie met brandstoffen die (vrijwel) geen zwavel bevatten. Met de onderhavige wijziging van het Besluit kwaliteitseisen brandstoffen wegverkeer wordt dit onderdeel van de richtlijn in nationaal recht omgezet.

Naast een verlaging van het zwavelgehalte schrijft richtlijn 2003/17 voor dat de lidstaten alle maatregelen moeten treffen die nodig zijn om er voor te zorgen dat te gelegener tijd, doch uiterlijk op 1 januari 2005, ongelode benzine en dieselbrandstof voor het wegverkeer in de handel kan worden gebracht die een zwavelgehalte hebben van maximaal tien milligram per kilogram. Deze brandstoffen moeten op evenwichtig geografisch gespreide wijze beschikbaar zijn. Oorspronkelijk zou dit onderdeel van de richtlijn worden geïmplementeerd in het kader van het Belastingplan 2005 door middel van de invoering van een hogere accijns op ongelode benzine en dieselbrandstof met een zwavelgehalte van meer dan tien milligram per kilogram. De branchevereniging van brandstofproducenten (VNPI) heeft aangegeven dat de markt daarop naar verwachting zal reageren door slechts zwavelvrije brandstoffen (brandstoffen met een zwavelgehalte van minder dan tien milligram per kilogram) ten verkoop aan te bieden. Deze verwachting is gebaseerd op de ervaring in Nederland met eerdere verlaging van de accijns op brandstoffen met een zwavelgehalte van minder dan vijftig milligram per kilogram, en op de ervaring in Duitsland met een accijnsverhoging op brandstoffen met een zwavelgehalte van meer dan tien milligram zwavel per kilogram. In alle gevallen ging de markt in zeer korte tijd geheel over op de brandstoffen met het gewenste lagere zwavelgehalte. Inmiddels is voldaan aan de zorgplicht voor de overheid dat zwavelvrije benzine vanaf uiterlijk 1 januari 2005 op verantwoord evenwichtig gespreide geografische basis beschikbaar komt. Indien hierover tijdig overleg met de producenten en aanbieders zou hebben plaatsgevonden, waren zij in staat geweest de noodzakelijke veranderingen in productie en distributie ook tijdig ter hand te nemen. Inmiddels kan echter bij alle tankstations van één van de grote oliemaatschappijen zwavelvrije benzine worden verkregen.

Met betrekking tot eenzelfde zorgplicht voor zwavelvrije diesel wordt thans de mogelijkheid onderzocht uitvoering aan de richtlijn te geven hetzij door een deel van de tankstations door middel van een subsidie over te halen zwavelvrije diesel vanaf 1 januari 2005 ten verkoop aan te bieden, hetzij door introductie van een accijnsdifferentiatie waardoor naar verwachting alle tankstations zwavelvrije diesel zullen leveren. Verwacht wordt dat zwavelvrije diesel, bestemd voor het wegverkeer, ook vanaf 1 januari 2005 op verantwoord evenwichtig gespreide geografische basis verkrijgbaar zal zijn.

Met het onderhavige besluit wordt ook de mogelijkheid gecreëerd om voor de kleine tankstations bij ministeriële regeling nadere voorschriften te geven ten aanzien van het tijdstip waarop zij «zomerbenzine» ten verkoop moeten aanbieden aan klanten. De bijlagen I en III bij de richtlijn bevatten normen voor de maximumdampspanning gedurende de zomerperiode. Tankstations zijn verplicht om tussen 1 mei en 30 september benzine te leveren aan de consument met een maximale dampspanning van zestig kPa. Om aan deze verplichting te kunnen voldoen, begint in de loop van april al de levering van bovengenoemde brandstof aan de tankstations, zodanig dat de in de opslagtanks aanwezige benzine na een aantal malen te zijn bijgevuld met zomerbenzine eind april aan de eisen voor zomerbenzine voldoet. Bij een beperkt aantal kleine tankstations met een relatief lage omzet vindt de levering van onder meer benzine echter minder vaak plaats dan bij de grote tankstations. De tankstations worden in het algemeen vanuit dezelfde depots bevoorraad, zodat het moment waarop aan hen zomerbenzine wordt geleverd gelijk is. Als gevolg hiervan duurt het bij de kleine tankstations langer dan tot 1 mei om door bijmenging de gewenste zomerkwaliteit te bereiken. Om in die gevallen toch op 1 mei aan de eisen te voldoen, zou het noodzakelijk zijn om de in de opslagtank aanwezige benzine tijdig te verwijderen en dus geheel te vervangen door zomerbenzine met de gewenste specificaties. De verdampingsemissies die bij die operatie ontstaan, zijn veel groter dan die welke ontstaan bij een tijdige invoering van zomerbenzine.

Weliswaar vloeit de bevoegdheid om bij ministeriële regeling een specifiek regime voor kleine tankstations te creëren inzake het moment van overschakeling op zomerbenzine niet rechtstreeks voort uit de richtlijn, maar is wel als een implementatie daarvan te beschouwen. Het doel van de richtlijn, een lagere dampspanning gedurende de zomerperiode waardoor de verdampingsverliezen tijdens het tanken en het rijden worden beperkt, is er immers niet mee gediend de inhoud van de opslagtanks van kleine tankstations ergens in de maand april via een tankwagen af te voeren en te vervangen door zomerbenzine. Nog los van de kosten die een dergelijke operatie met zich brengt, is het meer dan waarschijnlijk dat de dampverliezen als gevolg van een dergelijke operatie de uitgespaarde verdampingsverliezen door het gebruik van zomerbenzine verre overtreffen.

De hierboven beschreven problematiek doet zich in alle Europese landen voor en is door de Vereniging Nederlandse Petroleum Industrie (VNPI) en haar Europese koepelorganisatie (Europia) onder de aandacht van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Europese Commissie gebracht. Daarbij is door de VNPI gewezen op de oplossing die in het Verenigd Koninkrijk is gevonden voor de levering van zomerbenzine aan kleine tankstations. Daar is gekozen voor de oplossing waar bij het bereiken van de zomerspecificatie, gerekend vanaf medio april, drie leveringen zijn gedaan aan de kleine tankstations. Door middel van deze oplossing wordt later dan 1 mei aan de gewenste specificaties voor zomerbenzine voldaan, maar wordt het milieu per saldo minder vervuild. Tegen deze regeling van het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie geen bezwaar gemaakt. Derhalve is besloten om in het onderhavige besluit een bevoegdheid voor de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op te nemen tot het vaststellen van het tijdstip van levering van zomerbenzine aan kleine tankstations. Het ligt in de rede dat deze bevoegdheid voor het eerst zal worden benut voor de zomerperiode van 2005.

Het onderhavige besluit voorziet ten slotte in een wijziging van het Besluit zwavelgehalte brandstoffen. In artikel 1, eerste lid, van de richtlijn is een definitie gegeven van «gasoliën voor niet voor de weg bestemde mobiele machines en landbouwtrekkers of bosbouwmachines». Het Besluit zwavelgehalte brandstoffen is op genoemde machines van toepassing. De wijziging komt er op neer dat de definitie van richtlijn 2003/17 van toepassing is verklaard. Daarbij is voorts bepaald dat een wijziging van die richtlijn voor de toepassing van artikel 1, derde lid, onderdeel d, zal gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld. Daarmee is automatisch voorzien in de omzetting in Nederlands recht van toekomstige wijzigingen van de definitie van gasoliën.

Van de in artikel 1, derde lid, onder b, van richtlijn 2003/17 geboden mogelijkheid om strengere eisen te stellen aan niet voor de weg bestemde mobiele machines, is geen gebruik gemaakt. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat er binnen de sector verkeer tot het jaar 2010 geen extra maatregelen nodig zijn met betrekking tot het verminderen van de emissie van zwaveldioxide. Bovendien heeft de Europese Commissie tot opdracht om omstreeks 2007 voorstellen te doen om de kwaliteit van deze dieselbrandstof af te stemmen op de motor- en nabehandelingtechnologie waarmee niet voor de weg bestemde mobiele machines en landbouwtrekkers tegen die tijd worden uitgerust om aan de aangescherpte uitlaatgaseisen te voldoen.

Het onderhavige besluit leidt niet tot administratieve lasten. Het is aan ACTAL ter toetsing aangeboden. ACTAL heeft in reactie daarop te kennen gegeven geen advies te zullen uitbrengen.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Transponeringstabel

Artikel van richtlijn 2003/17Artikel in Nederlandse regelgeving
Artikel 1, eerste lid, onder 1 en 2 (wijziging van de definities van benzine en dieselbrandstof)Wijziging van artikel 1, onderdelen g en h, van het Besluit kwaliteitseisen brandstoffen wegverkeer.
Artikel 1, eerste lid, onder 3 (toevoeging van de definitie van gasoliën)Wijziging van artikel 1, derde lid, onderdeel d, van het Besluit zwavelgehalte brandstoffen.
Artikel 1, eerste lid, onder 4 (toevoeging van de definitie van ultraperifere gebieden)Behoeft niet te worden geïmplementeerd, omdat het niet over gebieden in Nederland gaat.
Artikel 1, tweede lid, onder d (zorgdragen voor de beschikbaarheid van zwavelvrije benzine vanaf 2005)Is al in voorzien, doordat bij alle tankstations van één van de grote oliemaatschappijen zwavelvrije benzine kan worden verkregen.
Artikel 1, tweede lid, onder e (verbieden van de verkoop van niet zwavelvrije benzine vanaf 2009)Invoeging van artikel 2a in het Besluit kwaliteitseisen brandstoffen wegverkeer.
Artikel 1, derde lid, onder a, sub d (zorgdragen voor de beschikbaarheid van zwavelvrije dieselbrandstof vanaf 2005)Thans wordt nog onderzocht of het mogelijk is een deel van de tankstations door middel van een subsidie over te halen vanaf 1 januari 2005 zwavelvrije dieselbrandstof ten verkoop aan te bieden.
Artikel 1, derde lid, onder a, sub e (verbieden van de verkoop van niet zwavelvrije dieselbrandstof vanaf 2009)Invoeging van artikel 2a in het Besluit kwaliteitseisen brandstoffen wegverkeer.
Artikel 1, derde lid, onder b (eisen aan het zwavelgehalte van gasolie voor het niet-wegverkeer)De eerste twee volzinnen zijn al geregeld in artikel 1, eerste lid, sub a, van het Besluit zwavelgehalte brandstoffen. Van de keuzemogelijkheid, bedoeld in de laatste volzin, wordt geen gebruik gemaakt.
Artikel 1, vierde lid (toekenning bevoegdheid aan lidstaten om in bepaalde gebieden onder bepaalde voorwaarden strengere eisen te stellen aan brandstoffen)Behoeft geen implementatie, omdat bedoelde omstandigheden zich in Nederland niet voordoen.
Artikel 1, vijfde lid (aanwijzingen aan de lidstaten inzake het toezicht op de naleving van de voorschriften en de jaarlijkse rapportage over dat toezicht aan de Europese Commissie)Is reeds algemeen geregeld in artikel 90 van de Wet inzake de luchtverontreiniging in samenhang met de artikelen 18.3 tot en met 18.16 van de Wet milieubeheer.
Artikel 1, zesde lid (opdracht aan de Europese Commissie om uiterlijk ultimo 2005 een evaluatie van de voorschriften te presenteren).Behoeft geen implementatie.
Artikel 1, zevende lid (opdracht aan de lidstaten om overtreding van de nationale voorschriften passend te sanctioneren)Al geregeld in de Wet inzake de luchtverontreiniging.
Artikel 1, achtste lid (geeft aan met welke meetmethoden de voorgeschreven specificaties moeten worden gecontroleerd)Wijziging van artikel 6 van het Besluit kwaliteitseisen brandstoffen wegverkeer.
Artikel 1, negende lid (machtiging voor de Commissie om in bepaalde gevallen de voorschriften aan te passen aan de stand der wetenschap via een comitologieprocedure)Behoeft geen implementatie.
Artikel 1, tiende lid (regelt dat de bijlagen bij de richtlijn worden vervangen door de bijlagen bij de wijzigingsrichtlijn)Automatische implementatie door middel van artikel 6 van het Besluit kwaliteitseisen brandstoffen wegverkeer.
Artikel 2 (bevat de opdracht aan de lidstaten om tijdig te implementeren, en de bepalingen met ingang van 1 januari 2004 toe te passen)Behoeft geen implementatie.
Artikel 3 (regelt het moment van inwerkingtreding)Behoeft geen implementatie.
Artikel 4 (bepaalt dat de richtlijn is gericht tot de lidstaten)Behoeft geen implementatie.
BijlagenAutomatische implementatie door middel van artikel 6 van het Besluit kwaliteitseisen brandstoffen wegverkeer.

XNoot
1

Stb. 1999, 566.

XNoot
2

Stb. 2000, 261.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 juli 2004, nr. 131.

Naar boven