Besluit van 16 juni 2004, houdende wijziging van het Besluit ondernemingsplan notaris

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 4 mei 2004, Directie Wetgeving nr. 5284710/04/6;

Gelet op artikel 7, vierde lid, onderdeel c, van de Wet op het notarisambt;

De Raad van State gehoord (advies van 24 mei 2004, nr. W03.04.0174/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 7 juni 2004, Directie Wetgeving nr. 5290122/04/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit ondernemingsplan notaris1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 11 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 4. De kosten van de advisering

Artikel 11a
  • 1. De kosten van de advisering door de Commissie worden op basis van de integrale kostprijs berekend. Bij de berekening worden bedrijfseconomisch aanvaarde uitgangspunten in acht genomen. De kosten worden door het secretariaat van de Commissie in rekening gebracht.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de berekening van de kosten en kunnen de aan de verzoeker in rekening te brengen kosten worden vastgesteld.

B

Na artikel 11a (nieuw) wordt het volgende opschrift ingevoegd:

Paragraaf 5. Slot- en overgangsbepalingen

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Reparatiewet Wet op het notarisambt in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 16 juni 2004

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de tweeëntwintigste juni 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Voor de advisering over het ondernemingsplan, dat door een kandidaat-notaris moet worden overgelegd in het kader van een verzoek tot benoeming tot notaris, moeten door de Commissie van deskundigen aan de verzoeker kosten in rekening worden gebracht. Bij algemene maatregel van bestuur moeten nadere regels worden gesteld over de wijze waarop de kosten van de advisering worden berekend. Dit is bepaald in artikel 7, derde en vierde lid, onderdeel c, Wet op het notarisambt (hierna te noemen: de wet), zoals gewijzigd in de Reparatiewet Wet op het notarisambt. Voor gerechtsdeurwaarders kunnen voor de advisering over de ondernemingsplannen al kosten in rekening worden gebracht (artikel 6, vierde lid, Gerechtsdeurwaarderswet).

Dit besluit bevat een nadere regeling voor deze kosten van advisering (artikel 11a). Dit artikel stemt overeen met artikel 12 van het Besluit ondernemingsplan gerechtsdeurwaarder (Stb. 2001, 323).

Artikel 11a

De kosten van de advisering over het ondernemingsplan worden op de volgende wijze berekend. Ingevolge het eerste lid worden alle kosten van de advisering, waaronder de secretariaatskosten (loonkosten en overheadkosten, waaronder huisvestings-, organisatie- en managementkosten) en de kosten van de leden van de Commissie voor deskundigen (die per dagdeel een vacatiegeld ontvangen), in de berekening betrokken. In het tweede lid is bepaald dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld over de berekening van die kosten. In dat verband valt te denken aan de diverse kostenposten, de wijze waarop die posten worden toegerekend aan de adviezen en aan de periode waarover de in rekening te brengen kosten worden berekend. Daarbij dienen uiteraard bedrijfseconomisch aanvaarde uitgangspunten in acht te worden genomen. Kosten die niet direct aanwijsbaar zijn aan een bepaald advies (zoals huisvestingskosten) zullen zoveel mogelijk worden toegerekend aan het tarief van de direct productieve tijd van de bij de advisering betrokken medewerker. Het uitgangspunt is dat deze kosten aan de verzoeker in rekening worden gebracht door het secretariaat van de Commissie, dat ingevolge artikel 5, zesde lid, van het Besluit ondernemingsplan notaris bij het Bureau Financieel Toezicht berust. Dit bedrag kan op grond van het tweede lid bij ministeriële regeling worden vastgesteld. De verwachting is dat de aan de verzoeker in rekening te brengen kosten zullen overeenkomen met het bedrag dat (kandidaat-)gerechtsdeurwaarders verschuldigd zijn. Dit is thans € 2300 (artikel 1 Regeling kosten ondernemingsplan gerechtsdeurwaarder). Op basis van de Handleiding overheidstarieven, zoals gepubliceerd door het Ministerie van Financiën in het Handboek Financiële Regelingen Rijksoverheid (HAFIR), kan dit bedrag jaarlijks worden aangepast.

Het artikel sluit aan bij de uitgangspunten van het – binnen de operatie Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (MDW) – uitgebrachte rapport «Maat houden: een kader voor de doorberekening van toelatings- en handhavingskosten». In dit rapport, waarvan de uitgangspunten door de regering zijn overgenomen (Kamerstukken II, 1995/1996, 24 036, nr. 22), is als uitgangspunt geformuleerd dat de handhaving van wet- en regelgeving in beginsel uit de algemene middelen moet worden gefinancierd. Andersom dienen de met toelating verband houdende kosten in beginsel aan de belanghebbende te worden doorberekend. Dit onderscheid vloeit voort uit het specifieke karakter van de toelating. Onder toelating wordt in dit verband verstaan dat de overheid eerst toetst of ondernemingen of burgers voldoen aan de gestelde eisen, eventueel extra voorschriften geeft, en toestemming verleent, voordat zij tot starten en verrichten van bepaalde handelingen mogen overgaan. Bij deze overheidsactiviteiten is er sprake van een individueel toerekenbaar profijt of voordeel dat er uit bestaat dat betrokkene bepaalde handelingen mag verrichten die voor anderen verboden zijn dan wel gedrag mag nalaten dat voor anderen verplicht is.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 1999, 191.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven