Besluit van 25 mei 2004 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 in verband met verruiming van de mogelijkheid tot gespreide betaling van het lesgeld

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 30 maart 2004, nr. WJZ/2004/14131 (1734), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 5, vierde lid, van de Les- en cursusgeldwet;

De Raad van State gehoord (advies van 8 april 2004, nr. W05.04.0139/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 18 mei 2004, nr. WJZ/2004/17546 (1734), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 4, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 20001 komt te luiden:

  • 3. Indien de lesgeldplichtige een opdracht tot automatische incasso voor betaling in meer dan één termijn heeft verstrekt en de leerling voor 1 oktober van het schooljaar wordt ingeschreven, wordt van het totaal verschuldigde bedrag afgeschreven in de maand:

    a. oktober van het schooljaar: 25%,

    b. november van het schooljaar: 25%,

    c. januari van het schooljaar: 12,5%,

    d. februari van het schooljaar: 12,5%,

    e. maart van het schooljaar: 12,5%, en

    f. april van het schooljaar: 12,5%.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 2004.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 25 mei 2004

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Uitgegeven de tiende juni 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Tijdens de begrotingsbehandeling van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap door de Tweede Kamer heeft de heer Jan de Vries gevraagd het mogelijk te maken dat het lesgeld in meer dan de huidige drie termijnen kan worden betaald, zodat de lasten van ouders beter kunnen worden gespreid (Handelingen II, 2003–2004, blz. 1243). Ik heb, na het stellen van de randvoorwaarde dat dit geen budgettaire consequenties mag hebben, toegezegd dat ik betaling in meer termijnen – afhankelijk van de uitvoerbaarheid – zou bevorderen (idem, blz. 1594).

Dit ontwerp-besluit geeft uitvoering aan deze toezegging. In plaats van in 3 termijnen kan het lesgeld na inwerkingtreding van dit ontwerp-besluit in 6 termijnen worden betaald. Tot nu toe moet tussen de aanvang van het schooljaar en 1 januari daaropvolgend 50% en in de daaropvolgende periode van dat schooljaar 50% worden betaald. Om een kasschuif te voorkomen, moet deze verhouding worden gehandhaafd.

Uitgangspunt is dat om redenen van uitvoerbaarheid betaling in meer dan 6 termijnen niet aan de orde kan zijn. In dat licht is de betaling tussen de aanvang van het schooljaar en 1 januari daaropvolgend in twee delen gesplitst: 25% in oktober en 25% in november (tot nu toe was dat 50% in oktober). De overige 50% die in januari en april moest worden betaald – is gesplitst in 4 termijnen van ieder 12,5%, te voldoen in januari, februari, maart en april.

De Informatie Beheer Groep is in staat deze maatregel uit te voeren.

Aan dit besluit zijn geen financiële consequenties verbonden.

Deze nota van toelichting onderteken ik mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

Stb. 2000, 250, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 15 april 2004, Stb. 185.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

Naar boven