Besluit van 18 mei 2004 tot wijziging van het Besluit van 13 juli 2002 (Stb. 405), houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een aantal (onderdelen van) artikelen van de Wet van 30 mei 2002 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en een aantal andere wetten in verband met onder meer de invoering van een regeling voor de bekostiging van het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs en een regionaal zorgbudget (Stb. 2002, 288)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 12 mei 2004, nr. WJZ/2004/ 20154 (6152), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel XX, eerste lid, van de Wet van 30 mei 2002 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en een aantal andere wetten in verband met onder meer de invoering van een regeling voor de bekostiging van het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs en een regionaal zorgbudget (Stb. 2002, 288);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

In onderdeel 3 van het enig artikel van het Besluit van 13 juli 2002 (Stb. 405), houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een aantal (onderdelen van) artikelen van de Wet van 30 mei 2002 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en een aantal andere wetten in verband met onder meer de invoering van een regeling voor de bekostiging van het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs en een regionaal zorgbudget (Stb. 2002, 288) wordt «1 augustus 2004» vervangen door: 1 augustus 2006.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 18 mei 2004

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

Uitgegeven de achtste juni 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs (VO) is sinds 1 augustus 2001 artikel 11g van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) van kracht. Dit artikel geeft scholen meer ruimte in het leerstofaanbod dan in de oorspronkelijke bepalingen (artikelen 11a t/m 11f van de WVO). Artikel 11g zou expireren op 1 augustus 2004. Dit is geregeld in onderdeel 3 van het enig artikel van het Besluit van 13 juli 2002 (Stb. 405) houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een aantal (onderdelen van) artikelen van de Wet van 30 mei 2002 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en een aantal andere wetten in verband met onder meer de invoering van een regeling voor de bekostiging van het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs en een regionaal zorgbudget (Stb. 2002, 288).

De wetswijzigingen waarbij een nieuwe regeling voor de onderbouw van het VO wordt getroffen, worden zorgvuldig voorbereid. In een interactief beleidsproces worden onder meer nieuwe kerndoelen ontwikkeld. De wetswijzigingen zullen niet eerder dan met ingang van 1 augustus 2006 in werking kunnen treden. Tot die tijd is de extra ruimte die artikel 11g scholen biedt, onontbeerlijk. Om die reden wordt de expiratiedatum van dit artikel opgeschoven naar 1 augustus 2006, zoals ook al is aangekondigd in mijn brief van 2 december 2003 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (zie ocw 0301080, blz. 5, onder het opschrift «Wet- en regelgeving»).

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven