Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | Staatsblad 2004, 238 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | Staatsblad 2004, 238 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van 28 januari 2004, nr. MJZ2003132543, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Gelet op de artikelen 24 en 39, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen en op richtlijn nr. 2003/2/EG van de Commissie van 6 januari 2003 (PbEG L 4) tot tiende aanpassing aan de technische vooruitgang van bijlage I bij richtlijn nr. 76/769/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (arseen), en, voor zover het betreft artikel 6, onder 1 en 2, verordening (EG) nr. 1804/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 (PbEU L 265) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2037/2000 ten aanzien van de controle op de uitvoer van halonen voor kritische toepassingen, de uitvoer van producten en apparatuur die chloorfluorkoolstoffen bevatten en voorschriften voor broomchloormethaan;
De Raad van State gehoord (advies van 8 maart 2004, nr. W08.04.0052/V);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 7 mei 2004, nr. MJZ2004045092, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. arseenverbindingen: oplossingen van anorganische verbindingen van CCA, type C;
b. CCA: koper, chroom en arseen;
c. met arseenverbindingen behandeld hout: hout dat is verduurzaamd met arseenverbindingen, alsmede geheel of gedeeltelijk van zodanig hout vervaardigde producten.
1. Het is verboden met arseenverbindingen behandeld hout in Nederland in te voeren, in Nederland toe te passen, aan een ander ter beschikking te stellen voor toepassing in Nederland of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden te hebben.
2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor hout dat met arseenverbindingen in industriële installaties is behandeld met gebruikmaking van vacuüm- of druktechnologie, nadat het verduurzamingsmiddel volledig is gefixeerd.
3. Behandeld hout als bedoeld in het tweede lid, wordt:
a. gekenmerkt met de tekst: «Uitsluitend voor professionele en industriële toepassingen.», en
b. voordat het op de markt wordt gebracht, voorzien van een label met de tekst: «Draag handschoenen bij het omgaan met dit hout. Draag een stofmasker bij het zagen of anderszins bewerken van dit hout. Afval van dit hout moet worden behandeld als gevaarlijk afval en worden afgegeven aan een erkend verwijderaar».
1. Het is verboden behandeld hout als bedoeld in artikel 2, tweede lid, dat in de handel is gebracht, te gebruiken voor:
a. de woningbouw, ongeacht het doel;
b. toepassingen waarbij gevaar van herhaald huidcontact bestaat;
c. toepassingen in zee;
d. landbouwdoeleinden;
e. toepassingen waarbij het behandelde hout in contact kan komen met halffabrikaten of eindproducten die bestemd zijn voor menselijke of dierlijke consumptie.
2. In afwijking van het eerste lid, mag behandeld hout dat in de handel is gebracht, worden gebruikt in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf en in industriële toepassingen wanneer de structurele integriteit van het hout vereist is voor de veiligheid van mensen en van vee en het niet waarschijnlijk is dat mensen er gedurende de levensduur van dit hout mee in aanraking komen, voor de volgende toepassingen:
a. de utiliteitsbouw;
b. bruggen;
c. toepassing als constructiehout in zoetwatergebieden en in brak water, waaronder in elk geval voor aanlegsteigers en bruggen;
d. geluidsbarrières;
e. veiligheidshekken en vangrails langs wegen;
f. toepassing als afrasteringpalen van rond naaldhout zonder bast, voor de veeteelt;
g. steunmuren;
h. telefoon- en elektriciteitspalen, en
i. ondergrondse dwarsliggers.
1. Het is verboden met arseenverbindingen behandeld hout, dat niet valt onder een van de verboden, bedoeld in artikel 2 of 3, in Nederland in te voeren, aan een ander voor de Nederlandse markt ter beschikking te stellen of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden te hebben, zonder dat van zodanige handelingen met dat hout aantekening wordt gemaakt in een administratie, zodat desgevraagd op basis van die administratie kan worden aangetoond dat het met arseenverbindingen behandeld hout niet onder één van die verboden valt.
2. De administratie omvat ten minste:
a. naam en adres van de producent of leverancier van wie het met arseenverbindingen behandelde hout is betrokken;
b. de datum waarop het met arseenverbindingen behandelde hout door de producent of leverancier is geleverd;
c. de werkzame stoffen waarmee het met arseenverbindingen behandelde hout is behandeld;
d. het toepassingsgebied van het met arseenverbindingen behandelde hout;
e. naam en adres van degene aan wie het met arseenverbindingen behandelde hout ter beschikking is gesteld dan wel geleverd;
f. de datum van levering van het met arseenverbindingen behandelde hout;
g. de hoeveelheid van het ontvangen of geleverde met arseenverbindingen behandelde hout.
Het Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wms 19981 wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 11 wordt een paragraaf met een artikel ingevoegd, luidende:
Het is verboden arseenverbindingen toe te passen als verbindingen en bestanddelen van preparaten die bestemd zijn om te worden gebruikt:
a. ter voorkoming van de aangroeiing van micro-organismen, planten of dieren op:
1°. scheepsrompen;
2°. fuiken, drijvers, netten, alsmede alle overige apparatuur of uitrusting die bij de teelt van vissen en schaal- en schelpdieren wordt gebruikt;
3°. alle apparatuur of uitrusting die zich geheel of gedeeltelijk onder water bevindt,
b. voor de verduurzaming van hout, anders dan in industriële installaties die van een vacuüm- of druktechnologie gebruik maken om hout te impregneren met arseenverbindingen,
c. bij de behandeling van industrieel water.
Het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen Wms 20032 wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 3, onder b, wordt na «artikel 19, eerste, derde en vierde lid» ingevoegd: en lid 4 bis.
2. In artikel 3, onder c, wordt «artikel 12, eerste lid» vervangen door: artikel 12, eerste en vierde lid.
3. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
a. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een eigenaar van de apparatuur, bedoeld in artikel 16, eerste en tweede lid, van de Verordening, waarin zich gereguleerde stoffen bevinden, draagt er zorg voor dat bij het onderhoud van de apparatuur of voor de ontmanteling of verwijdering daarvan, emissie van gereguleerde stoffen zoveel mogelijk wordt beperkt en dat de gereguleerde stoffen worden teruggewonnen voor recycling, regeneratie of vernietiging met door Onze Minister goedgekeurde technieken.
b. Aan het derde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, het volgende zinsdeel toegevoegd: alsmede voorschriften omtrent een te verkrijgen diploma en de geldigheidsduur van dat diploma.
c. Onder vernummering van het vierde tot vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. Handelingen als bedoeld in het tweede lid, zijn uitsluitend toegestaan aan een natuurlijke persoon die beschikt over een diploma als bedoeld in het derde lid, dat is afgegeven door een instelling die door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is erkend.
d. Het vijfde lid komt te luiden:
5. De eigenaar, bedoeld in het eerste lid, draagt er zorg voor dat de gegevens over de hoeveelheden gebruikte gereguleerde stoffen die zijn teruggewonnen, gerecycleerd, geregenereerd of vernietigd, overeenkomstig door Onze Minister te stellen regels worden geregistreerd en zendt deze toe aan Onze Minister.
4. In artikel 5, vierde lid, alsmede in artikel 6, vierde lid, vervalt «of rechtspersoon,».
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
P. L. B. A. van Geel
Uitgegeven de achtste juni 2004
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Het onderhavige besluit strekt tot omzetting in nationaal recht van richtlijn nr. 2003/2/EG van de Commissie van 6 januari 2003 (PbEG L 2), inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van arseen (tiende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad van 27 juli 1976, betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten) (PbEG L 262)) (hierna: Arseenrichtlijn). Deze wijziging heeft met name betrekking op artikel 2 bis van richtlijn nr. 76/769/EEG (hierna: Stoffenrichtlijn), dat is ingevoerd bij richtlijn nr. 89/678/EEG (PbEG L 398). Laatstgenoemde richtlijn, houdende achtste wijziging van richtlijn nr. 76/769/EEG bevatte enkele beperkingen van het op de markt brengen en van het gebruik van arseen. Volgens artikel 2 van de Arseenrichtlijn had de richtlijn vóór 30 juni 2003 in nationaal recht moeten zijn omgezet en moet de omzettingsregelgeving uiterlijk op 30 juni 2004 in werking treden. De omstandigheid dat het onderhavige besluit niet vóór 30 juni 2003 in het Staatsblad bekend is gemaakt, doet niet af aan het feit dat dit besluit tijdig (vóór 30 juni 2004) in werking is getreden. De lidstaten hebben de vrijheid om de datum van inwerkingtreding van de omzettingsregelgeving vast te stellen, mits die maar ligt tussen 30 juni 2003 en 30 juni 2004. De justitiabelen op wie dit besluit met name van toepassing is, zijn reeds langer op de hoogte van de voornemens om te komen tot verbodsbepalingen voor de invoer, handel en het gebruik van met CCA behandeld hout. Immers, dat voornemen ligt al vast in het ontwerpbesluit met koperverbindingen verduurzaamd hout Wms dat in de Staatscourant van 2 augustus 2001, nr. 147, bekend is gemaakt. Voorts is in december 2003 door middel van een persbericht bekendgemaakt dat het onderhavige besluit in procedure is gebracht. De justitiabelen hebben dan ook voldoende tijd gehad om in het kader van hun bedrijfsvoering rekening te houden met dit besluit betreffende met CCA behandeld hout.
Na de toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden tot de Europese Unie in 1995 zijn in het kader van een herziening van de Gemeenschapswetgeving een risicobeoordeling en een analyse van de voor- en nadelen van verdere beperkingen van arseen in bepaalde houtverduurzamings-middelen uitgevoerd. De risicobeoordeling werd voor een intercollegiale toetsing voorgelegd aan het Wetenschappelijk Comité voor de toxiciteit, de ecotoxiciteit en het milieu (WCTEM), dat tot de conclusie kwam dat de belangrijkste risico's correct waren vastgesteld. Dit betrof onder meer het gevaar voor de gezondheid van kinderen door het gebruik van koper, chroom en arseen (CCA) houdende houtverduurzamingsmiddelen in speeltuinartikelen, en voor de menselijke gezondheid in het algemeen wanneer met CCA behandeld hout wordt verwijderd. Ook werd in bepaalde mariene wateren een risico voor het aquatisch milieu vastgesteld. Het WCTEM is verder van oordeel dat het gezien de ernstige leemten in de kennis van met arseen behandeld hout op stortplaatsen raadzaam is voorzichtigheid te betrachten en het gebruik van houtverduurzamingsmiddelen op basis van arseen te beperken tot situaties waarin dit absoluut noodzakelijk is.
Ten aanzien van de gevolgen van arseen voor de gezondheid concludeerde het WCTEM verder dat het bij arseen zowel om een genotoxische als om een bekende carcinogene (kankerverwekkende) stof gaat.
Met CCA behandeld afvalhout is ingedeeld als gevaarlijke afvalstof, ingevolge beschikking nr. 2000/532/EG van de Commissie van 3 mei 2000 tot vervanging van beschikking nr. 94/3/EG, houdende vaststelling van een lijst van afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, onder a, van richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad betreffende afvalstoffen, en beschikking nr. 94/904/EG van de Raad tot vaststelling van een lijst van gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, vierde lid, van richtlijn nr. 91/689/EEG van de Raad betreffende gevaarlijke afvalstoffen, laatstelijk gewijzigd bij beschikking nr. 2001/573/EG van de Raad. Deze richtlijnen zijn in het kader van de afvalstoffenwetgeving omgezet in nationaal recht.
Richtlijn nr. 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (hierna: Biocidenrichtlijn) harmoniseert de toelating van biociden op Europees niveau, terwijl volgens verordening (EG) nr. 1896/2000 van de Commissie van 7 september 2000, inzake de eerste fase van het in artikel 16, tweede lid, van richtlijn nr. 98/8/EG bedoelde programma, houtverduurzamingsmiddelen in het beoordelingprogramma van die richtlijn met voorrang moeten worden beoordeeld. In dit verband is er een identificatie en kennisgeving voor arseen als werkzame stof ingediend binnen de in verordening (EG) nr. 1896/2000 vastgestelde termijn. Uiterlijk op 28 maart 2004 moet een volledig dossier ter beoordeling van arseen als werkzame stof zijn ingediend. Houtverduurzamingsmiddelen omvatten niet alleen de CCA, maar ook de koper en de koper-chroomverbindingen. Voor die houtverduurzamingsmiddelen is nog niet voldaan aan genoemde verordening.
Op grond van de risicobeoordeling zijn in verband met het voorzorgbeginsel in afwachting van de harmonisatie van de voorschriften ingevolge de Biocidenrichtlijn of van een besluit als bedoeld in artikel 6, derde lid, van verordening (EG) nr. 1896/2000 de beperkingen ten aanzien van arseen in richtlijn nr. 76/769/EEG aan de technische vooruitgang aangepast. De Arseenrichtlijn geeft geen voorschriften over bestaande toepassingen van met CCA behandeld hout. Dat betekent dat toepassingen mogen worden gehandhaafd en niet op enig moment moeten zijn verwijderd.
De Arseenrichtlijn heeft geen gevolgen voor de communautaire wetgeving waarbij minimumeisen voor de bescherming van werknemers worden vastgesteld, met name richtlijn nr. 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk en richtlijn nr. 90/394/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn nr. 89/391/EEG). Deze richtlijnen zijn in het kader van de arbeidsomstandighedenwetgeving omgezet in nationaal recht.
De in de Arseenrichtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang van de richtlijnen betreffende de opheffing van technische handelsbelemmeringen op het gebied van gevaarlijke stoffen en preparaten.
2.1 Met arseenverbindingen (CCA) behandeld hout
Zoals hiervoor is aangegeven, is de Europese Arseenrichtlijn een wijziging van de Stoffenrichtlijn. De voorschriften van de Arseenrichtlijn, die in het onderhavige besluit worden omgezet in nationaal recht, zijn met name gegeven uit het oogpunt van gezondheid en veiligheid en niet uit het oogpunt van milieubescherming. Daardoor kent de richtlijn geen algeheel verbod voor het gebruik van met CCA behandeld hout.
De Europese Arseenrichtlijn spoort met het reeds in de jaren negentig in gang gezette Nederlandse beleid inzake CCA-middelen. Door middel van het onderhavige Besluit wordt, wat de arseenbevattende koperhoudende houtverduurzamingsmiddelen betreft, grotendeels aansluiting gerealiseerd met besluiten die het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (hierna: CTB) eerder nam, op basis van het Besluit milieutoe-latingseisen biociden (voorheen het Besluit milieutoelatingseisen niet-landbouwbestrijdingsmiddelen) en overeenkomstig paragraaf 1a van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (hierna: Bmw), met betrekking tot de beëindiging van de toelating van koperhoudende middelen voor het verduurzamen van hout.
Eerder was al in procedure gebracht het ontwerpbesluit met koperverbindingen verduurzaamd hout Wms. Dat ontwerpbesluit voorziet in een algeheel invoer-, handels- en toepassingsverbod voor met koperverbindingen verduurzaamd hout. Dit besluit is echter nog niet vastgesteld, omdat de Europese Commissie daartegen bezwaren naar voren heeft gebracht (zie verder paragraaf 2.2).
In richtlijn nr. 2001/90/EG van de Commissie van 26 oktober 2001 tot zevende aanpassing aan de technische vooruitgang van bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (creosoot) is onder meer het gebruik van gecreosoteerd hout uit het oogpunt van gezondheid en veiligheid in bepaalde toepassingen verboden. Ook deze richtlijn was gerelateerd aan de EG-Stoffenrichtlijn. Voor de ten opzichte van richtlijn nr. 2001/90/EG uit het oogpunt van milieubescherming verdergaande verbodbepaling voor gecreosoteerd hout heeft Nederland toestemming verkregen van de Europese Commissie. Deze verbodbepalingen zijn neergelegd in het besluit tot wijziging van het Besluit PAK-houdende coatings Wet milieugevaarlijke stoffen (gecreosoteerd hout) dat in het Staatsblad van 20 maart 2003, nr. 104, bekend is gemaakt en vier weken daarna in werking is getreden.
2.2 Met koper (CU) en koper-chroomverbindingen (CC) behandeld hout
In het kader van de notificatieprocedure van het ontwerpbesluit met koperverbindingen verduurzaamd hout Wms heeft de Europese Commissie op basis van een door het WCTEM uitgebracht advies aangegeven bezwaren te hebben tegen de in dat ontwerpbesluit gegeven verbodbepalingen voor met koper- en koper-chroomverbindingen verduurzaamd hout. De Commissie stelde dat de Stoffenrichtlijn weliswaar geen geharmoniseerde eisen stelt ten aanzien van deze stoffen en de verhandelbaarheid van met die stoffen behandeld hout, maar dat die bepalingen desalniettemin in strijd zijn met de artikelen 28–30 van het EG-verdrag. De aan die bepalingen ten grondslag liggende risicobeoordeling zou naar het oordeel van de Commissie, die zich daarvoor beroept op een door het WCTEM aan haar uitgebracht advies, onvoldoende rechtvaardiging geven voor de handelsbelemmeringen die deze verbodbepalingen opwerpen. Bij dat oordeel is echter voorbijgegaan aan het feit dat het ontwerpbesluit ook voor deze stoffen is gerelateerd aan de Biocidenrichtlijn. Aan het verzoek van de Commissie om, zo gewenst, te reageren, is ingegaan. Met de Commissie zal over die bezwaren nog overleg worden gevoerd.
Naast hetgeen hiervoor is gesteld met betrekking tot de uitgangspunten van de Europese richtlijnen waaraan het ontwerpbesluit met koperverbindingen verduurzaamd hout Wms en het onderhavige besluit zijn gerelateerd, wordt nog opgemerkt dat het ontwerpbesluit met koperverbindingen verduurzaamd hout Wms uitgaat van koperverbindingen waarin koper de actieve stof is. Het besluit met arseenverbindingen behandeld hout Wms gaat daarentegen uit van arseenverbindingen waarin arseen de actieve stof is.
De Stoffenrichtlijn kent wel regels omtrent arseenverbindingen, maar niet omtrent koperverbindingen. Uitgaande van deze richtlijn, kunnen lidstaten ten aanzien van middelen waarover de Stoffenrichtlijn geen regels stelt, uit het oogpunt van milieubescherming een beroep doen op de artikelen 28–30 van het EG-verdrag, wanneer zij eisen willen stellen ten aanzien van die middelen. In dat geval moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Dit geldt derhalve voor de koperverbindingen waarop het ontwerpbesluit met koperverbindingen Wms betrekking heeft, uitgezonderd de CCA-verbindingen. Immers, nu de Commissie de Arseenrichtlijn heeft vastgesteld, kan het ontwerpbesluit met koperverbindingen verduurzaamd hout Wms in beginsel geen eisen meer stellen aan met CCA behandeld hout, doch slechts aan hout dat is verduurzaamd met andere koperverbindingen dan CCA. De regeling van de Arseenrichtlijn is namelijk aan te merken als Europees volledig geharmoniseerde regelgeving. Een lidstaat kan ten aanzien van Europees volledig geharmoniseerde regelgeving alleen verdergaande eisen stellen dan die regelgeving, indien die lidstaat daartoe overeenkomstig artikel 95, lid 5, van het EG-verdrag goedkeuring verkrijgt van de Europese Commissie.
Het onderhavige besluit voorziet in een verbod voor de invoer, toepassing en het verhandelen van met arseenverbindingen behandeld hout in Nederland. Dat verbod geldt echter niet voor hout dat met arseenverbindingen is behandeld in industriële installaties met gebruikmaking van vacuüm- of druktechnologie, nadat het verduurzamingsmiddel volledig is gefixeerd. In dat geval moet het hout zijn voorzien van bepaalde aanduidingen die aangeven dat het hout gevaarlijk is en de wijze waarop met dat hout moet worden omgegaan. Vervolgens is een opsomming gegeven in welke gevallen het gebruik van dat hout al dan niet is toegestaan. Tot slot is in het kader van de handhaving van het besluit een regeling getroffen voor het voeren van een administratie van zodanig hout. Deze administratie leidt ertoe dat houtverduurzamingsbedrijven die vaak ook in hout handelen, en handelaren in met CCA behandeld hout een administratie moeten bijhouden die zij tot nu toe reeds om andere redenen houden. In de administratie moeten naast de afnemer, de datum en hoeveelheid van levering, ook de werkzame stoffen waarmee het hout is behandeld, worden vermeld. Afnemer, hoeveelheden en data waren voordien al via facturen in de administratie opgenomen. Dit geldt overigens ook voor het vermelden van de werkzame stoffen, waarmee het hout is behandeld, omdat die vermelding bepalend is voor het soort geïmpregneerd hout, hetwelk van belang is voor de voorraadbewaking.
Verder voorziet het onderhavige besluit in wijziging van het Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wms 1998. In dat besluit zijn voorschriften gegeven met betrekking tot het gebruik van stoffen. Het ligt dan ook in de rede dat de in de Arseenrichtlijn vervatte voorschriften met betrekking tot het gebruik van arseen in dat besluit worden opgenomen.
4. Verhouding tot andere nationale wetgeving en beleid
4.1 Bestrijdingsmiddelenwet 1962
De Bmw heeft betrekking op het op de Nederlandse markt brengen en het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Het is in Nederland verboden om een bestrijdingsmiddel te verhandelen of te gebruiken, tenzij dit bestrijdingsmiddel is toegelaten. Besluiten met betrekking tot de toelating van bestrijdingsmiddelen worden genomen door het CTB. Hiervoor voert het CTB risicobeoordelingen uit waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de in artikel 3a van de Bmw bedoelde gezondheids- en milieurisico's van het bestrijdingsmiddel. Bij de toelating worden voorschriften gegeven omtrent de doeleinden waarvoor het middel uitsluitend dan wel niet gebruikt mag worden.
De Bmw heeft geen betrekking op de invoer van producten die met bestrijdingsmiddelen zijn behandeld. Aanvullende regelgeving is hiervoor noodzakelijk. In het geval van met arseenverbindingen behandeld hout is ervoor gekozen deze aanvullende regelgeving te baseren op artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, teneinde de negatieve effecten voor het milieu en de gezondheid van de mens te kunnen voorkomen.
4.2 Wet verontreiniging oppervlaktewateren
Op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) is het niet toegestaan om verontreiniging of schadelijke stoffen in het oppervlaktewater te brengen zonder vergunning van het krachtens die wet bevoegde gezag. Op grond van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 april 1994 (Kenmerk: G05 933 0306) is duidelijk geworden dat het plaatsen van een oeverbeschoeiing van verduurzaamd hout moet worden gezien als een Wvo-vergunningplichtige handeling. De waterbeheerders verlenen nu al zelden meer vergunningen voor het plaatsen van oeverbeschoeiingen die met koperverbindingen, waaronder begrepen arseenverbindingen, verduurzaamd zijn. Waterbeheerders beoordelen bij de vergunningverlening aan de hand van een aanbeveling van de Commissie Integraal Waterbeheer of oeverbeschoeiing werkelijk noodzakelijk is en zo ja of alternatieve materialen mogelijk zijn. In de praktijk blijken veelal alternatieven voor met koperverbindingen verduurzaamd hout aanwezig te zijn.
4.3 Besluit PAK-houdende coatings en producten Wms 2003
In het Besluit PAK-houdende coatings en producten Wms 2003 is de import, handel en toepassing van gecreosoteerd hout verboden voor toepassingen in de waterbouw en in contact met (grond)water. Dit besluit geeft een aanvulling op het door het CTB genomen besluit over de toelating van houtverduurzamingsmiddelen op basis van de werkzame stof steenkoolteerdestillaat. Omdat met arseenverbindingen behandeld hout geen PAK bevatten, kunnen de voorschriften van het onderhavige besluit niet worden ingepast in het Besluit PAK-houdende coatings en producten Wms 2003.
In Nederland zijn ruim 30 bedrijven die hout behandelen met middelen waarvan koper(II)carbonaat, koper(II)carbonaathydroxide of koper(II)oxide een van de werkzame stoffen is. Bij de meeste van deze bedrijven vindt naast impregnering ook bewerking van en handel in het verduurzaamde hout plaats. In 1998 werd ruim 350 000 m3 hout verduurzaamd met koperhoudende houtverduurzamingsmiddelen in vacuümdrukinstallaties. Het merendeel van dit hout is bestemd voor de Nederlandse markt. Er wordt weinig met koperverbindingen verduurzaamd hout geproduceerd voor de export. In Nederland wordt met koperverbindingen verduurzaamd hout in geringe mate binnenshuis toegepast. Het verduurzamen van hout heeft immers als doel de levensduur van hout te verlengen door het hout te beschermen tegen weer en wind. Binnenshuis is deze bescherming niet nodig. In de hierboven genoemde hoeveelheid geproduceerd met koperverbindingen verduurzaamd hout is geen onderverdeling gemaakt naar met CU, CC of CCA behandeld hout, omdat die onderverdeling ook niet is gemaakt in de bronnen waaruit deze cijfers afkomstig zijn. Het aandeel met CCA behandeld hout is echter wel het belangrijkste aandeel van de koperhoudende verduurzamingsmiddelen.
Het is moeilijk een betrouwbaar beeld te geven van de import van met koperverbindingen behandeld hout, maar dat er een aanzienlijke importstroom is, staat vast. Geschat wordt dat de import van vergelijkbare grootte is als de Nederlandse productie. Daarbij vormt het met CCA behandeld hout evenzo het grootste aandeel. De belangrijkste importeurs en afzetkanalen zijn de houtverduurzamingsbedrijven, de houthandel, de aannemerij, de doe-het-zelfzaken en de tuincentra. Er wordt met name geïmporteerd uit Scandinavië, Polen en de overige landen van Oost-Europa.
Vooral het marktsegment tuinhout wordt zeer ruim bediend met importen afkomstig uit Oost-Europa. Uit Scandinavië wordt meer hout geïmporteerd voor het iets duurdere marktsegment waaronder gevelbekleding.
De verkoopwaarde voor de handelaren ligt tussen € 450,- per kubieke meter (tuinhout e.d.) en € 900,- per kubieke meter (gevelbekleding e.d.). Hieronder volgt een overzicht van bedrijven die in meer of mindere mate met de verbodbepalingen zullen worden geconfronteerd. De daarbij vermelde omzetgegevens hebben betrekking op de totale omzet van met koperverbindingen behandeld hout. Het aandeel geïmporteerd met koperverbindingen behandeld hout daarvan bedraagt gemiddeld vijftig procent.
Ongeveer 5% tot 10% van het in Nederland geproduceerde hout wordt in Nederland verduurzaamd, waarvan het grootste deel met koperhoudende houtverduurzamingsmiddelen. Van het totaal in Nederland verduurzaamde hout wordt ongeveer 15% tot 20% hout afkomstig uit Nederlandse bossen gebruikt. Het onderhavige besluit heeft echter geen gevolgen voor de Nederlandse bosbouw, omdat het vrijkomende hout ook zonder dat het met arseenverbindingen is verduurzaamd, kan worden verkocht.
Houthandel en groothandel in bouwmaterialen
Er zijn in Nederland ongeveer zes honderd importerende houthandelaren. Meer dan de helft daarvan (circa 350) handelt in met koperverbindingen verduurzaamd hout. Voor de meeste bedrijven is het niet het belangrijkste product, maar niet uitgesloten is dat er bedrijven zijn die er in belangrijke mate of geheel van afhankelijk zijn.
Ook de groothandel in bouwmaterialen (algemeen assortiment) handelt in met arseenverbindingen verduurzaamd hout (ongeveer 650 bedrijven). Voor deze sector is het echter zeker geen kernactiviteit.
Er zijn in Nederland ongeveer vijf honderd tuincentra, 550 bouwmarkten, 1 350 breedpakketzaken (doe-het-zelfzaken), en vier honderd afdelingen bij warenhuizen, die handelen in met koperverbindingen verduurzaamd hout. Dit zijn een kleine drie duizend verkooppunten. Er zijn geen betrouwbare cijfers over hoeveelheden en omzetten. Met koperverbindingen behandeld hout is slechts een onderdeel van het totale pakket. Bij een eerste verkenning onder tuincentra (eerst halfjaar van 1999) bleef het onder de 5% van de omzet. Er wordt ongeveer 100 miljoen euro per jaar omgezet aan met koperverbindingen behandeld hout bij de doe-het-zelfbranche, dus exclusief de tuincentra. De totale omzet inclusief de tuincentra zal mogelijk enkele honderden miljoenen euro's zijn.
Hoveniers en hun opdrachtgevers
Er zijn in Nederland ongeveer drie duizend hoveniers. Het is niet bekend hoeveel bedrijven met koperverbindingen verduurzaamd hout gebruiken. De laatste jaren is al een verschuiving zichtbaar naar onder meer de toepassing van Robinia en duurzaam geproduceerd tropisch hardhout. Vaak bepaalt de opdrachtgever of en welk hout moet worden toegepast.
In de Nederlandse landbouw wordt ook gebruik gemaakt van met koperverbindingen verduurzaamd hout. In de fruitteelt en boomkwekerij (ongeveer vijf duizend bedrijven) wordt dit hout afgezet, maar ook in de veeteelt en overige landbouw (schuren, afrasteringen, stallen e.d.). Er zijn ongeveer tien duizend landbouwbedrijven.
Met koperverbindingen verduurzaamd hout wordt in ons land ook gebruikt in de woningbouw en in de utiliteitsbouw (gevelbetimmering, buitenbergingen, schuttingen). De woningbouw is een groot afzetgebied. Van de ongeveer negentig duizend nieuwbouwwoningen die jaarlijks worden opgeleverd, zijn er ongeveer 65 duizend eengezinswoningen met een tuin waarbij met koperverbindingen behandeld hout wordt gebruikt. Ook bij de overige woningen en in de utiliteitsbouw wordt met koperverbindingen behandeld hout toegepast. Er zijn ongeveer 450 timmerbedrijven die deze nieuwbouwmarkt bedienen, waaronder ongeveer twee honderd die onderdeel uitmaken van grotere bouwconcerns.
In de wegenbouw wordt met koperverbindingen behandeld hout gebruikt voor geluidsschermen. In de waterbouw wordt met koperverbindingen behandeld hout gebruikt als oeverbeschoeiing, steigers en bruggen. Het gebruik in de waterbouw neemt echter af als gevolg van interne beleidsrichtlijnen bij de waterbeheerders die het gebruik van dit hout in water willen beperken. De waterbeheerders verlenen nog zelden vergunningen voor het plaatsen van oeverbeschoeiingen die met koperhoudende houtverduurzamingsmiddelen zijn behandeld. Het aantal (gespecialiseerde) bedrijven dat hout toepast in de weg- en waterbouw is niet bekend. In principe is het echter zo dat iedere aannemer dit hout zou kunnen gebruiken als de opdrachtgever daarom vraagt.
Afval van met arseenverbindingen behandeld hout moet worden behandeld als gevaarlijk afval en worden afgegeven aan een erkend verwijderaar.
Voorraden van met arseenverbindingen behandeld hout mogen alleen nog worden verhandeld voor de toegestane toepassingen van dat hout, mitsdien zullen die voorraden na de inwerkingtreding van het onderhavige besluit niet behoeven te worden afgegeven aan een erkend verwijderaar.
Ingevolge de Arseenrichtlijn moet het toegestane met CCA behandeld hout zijn voorzien van een kenmerk en een label. Deze informatieverplichting voor de producent dan wel de importeur van zodanig hout leidt tot administratieve lasten. Ervan uitgaande dat aan deze informatieverplichting wordt voldaan door middel van het aanbrengen van een etiket, betekent dat per kubieke meter hout dat in Nederland wordt geproduceerd en in planken is gezaagd, ongeveer acht planken x € 0,125 per etiket = maximaal € 1,–. Voor de totale huidige productie in Nederland leidt dat tot maximaal € 350 000,–. Omdat het onderhavige besluit een aantal toepassingen van met CCA behandeld hout niet meer toestaat en, voorzover de toepassing ervan nog wel is toegestaan, dat alleen door professionele gebruikers mag geschieden, ligt het in de rede dat de Nederlandse productie van zodanig hout zal verminderen. De mate waarin die vermindering plaats zal hebben, is niet goed in te schatten, omdat niet bekend is welke hoeveelheid met CCA behandeld hout voor welke toepassing ervan wordt aangewend. Globaal wordt ingeschat dat de Nederlandse productie van met CCA behandeld hout als gevolg van dit besluit zal verminderen met zo'n 50%. Dat betekent dat de geschatte toename van de administratieve lasten niet maximaal € 350 000,– zal bedragen, maar maximaal € 175 000,–. Het aanbrengen van de etiketten zal, uitgaande van de geschatte verminderde productie van met CCA behandeld hout van 175 000 kubieke meter en van 1 000 etiketten per uur tegen een uurloon van € 40,– x 175 = maximaal € 7 000,–. Aangenomen wordt dat deze kosten aan de gebruiker van dat hout worden doorberekend.
Aan het slot van paragraaf 3 van deze toelichting is reeds uiteengezet dat het houden van de voorgeschreven administratie niet zal leiden tot extra administratieve lasten. Bij de bedrijfseffecten van het onderhavige besluit is in 5.1 van deze toelichting aangegeven dat het om ongeveer dertig bedrijven gaat die in ons land hout verduurzamen met koperhoudende middelen, waaronder het merendeel met CCA. Het aantal importeurs van met CCA behandeld hout is echter niet aan te geven.
7. Handhaafbaarheid en toezicht op de naleving
Door middel van gerichte voorlichting zullen importeurs, houtverduurzamers, handelaren in hout (groot- en detailhandel) en gebruikers van hout ten tijde van de inwerkingtreding van dit besluit op de hoogte worden gebracht van de inhoud van dit besluit, alsmede van de gevaren voor mens en milieu van met arseenverbindingen behandeld hout.
Toezicht op de naleving van dit besluit zal plaatsvinden onder verantwoordelijkheid van de VROM-Inspectie (voorheen: Inspectie Milieuhygiëne) in het kader van haar reguliere handhavingsactiviteiten inzake de Wet milieugevaarlijke stoffen.
Het toezicht op de naleving zal hoofdzakelijk gericht zijn op de importeurs van hout, de Nederlandse houtverduurzamers en op de handelaren in hout. De handhaving zal met name plaatsvinden door controle van de administratie. Deze is voor de VROM-Inspectie eenvoudig, doordat het onderhavige besluit deze actoren verplicht om een administratie bij te houden die de voor dat toezicht van belang zijnde gegevens omvat. Daarnaast zal ook de voorraad met CCA behandeld hout steekproefsgewijs worden gecontroleerd teneinde onder meer vast te stellen of aan de etiketteringverplichtingen wordt voldaan.
Omdat het onderhavige besluit gebaseerd is op artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, is overtreding van een voorschrift van dit besluit een economisch delict in de zin van artikel 1a van de Wet op de economische delicten. Daarnaast is de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op grond van artikel 64, eerste lid, van de Wms in verbinding met de artikelen 18.3 tot en met 18.16 van de Wet milieubeheer bevoegd tot bestuurlijke handhaving van dit besluit.
8. Aanvulling Besluit ozonlaagafbrekende stoffen Wms 2003
Het onderhavige besluit strekt tevens tot wijziging van het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen Wms 2003 in verband met de noodzakelijke omzetting van enkele bepalingen van verordening (EG) 1804/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 houdende wijziging van verordening (EG) 2037/2000 ten aanzien van de controle op de uitvoer van halonen voor kritische toepassingen, de uitvoer van producten en apparatuur die chloorfluorkoolstoffen bevatten en voorschriften voor broomchloormethaan (PbEU L 265) (hierna verordening nr. 1804/2003). Deze verordening is op 5 november 2003 in werking getreden. Het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen Wms 2003, waarin verordening (EG) 2037/2000 van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (PbEG L 244) (hierna: verordening nr. 2037/2000) is omgezet, voorziet onder andere in de strafbaarstelling van overtredingen van voorschriften van die Verordening. Verordening nr. 1804/2003 heeft enkele voorschriften toegevoegd aan verordening nr. 2037/2000, ten aanzien waarvan nu ook is voorzien in de strafbaarstelling. Overtreding van die voorschriften is een economisch delict in de zin van artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten.
Het in onderdeel b van dit artikel gestelde betekent dat het onderhavige besluit niet alleen van toepassing is op met arseenverbindingen behandeld hout op zichzelf, maar ook op producten die geheel of gedeeltelijk uit zodanig hout zijn samengesteld. Dit laatste betekent onder meer dat ook kant en klare producten geen met arseenverbindingen behandeld hout mogen bevatten.
Het eerste lid geeft het verbod voor de invoer en toepassing van, en handel in, met arseenverbindingen behandeld hout en kant en klare producten die geheel of gedeeltelijk uit zodanig hout zijn samengesteld.
Het tweede lid geeft aan dat het verbod voor de invoer en toepassing van, en de handel in, met arseenverbindingen behandeld hout, onder bepaalde voorwaarden niet geldt. Eén van die voorwaarden is de wijze waarop het hout is behandeld. Behandeling van het hout ter plaatse waar het onbehandeld is toegepast, is hiermee niet toegestaan.
Het derde lid schrijft voor dat het hout dat overeenkomstig de in het tweede lid voorgeschreven wijze is behandeld met arseenverbindingen, moet zijn voorzien van een kenmerk en van een label. Het kenmerk betekent dat particulieren dat hout niet mogen gebruiken. Op dat label moet een voorgeschreven tekst staan die aangeeft dat dat hout is aan te merken als gevaarlijk afval zodra dat hout in de afvalfase terechtkomt.
In het eerste lid is een opsomming gegeven van situaties waarin hout dat op de voorgeschreven wijze is behandeld met arseenverbindingen, niet mag worden toegepast. Daarbij gaat het om situaties die, wanneer daar dergelijk hout zou worden toegepast, gevaar opleveren voor de gezondheid van de mens.
Het tweede lid geeft aan dat de in het eerste lid genoemde verboden toepassingen van met arseenverbindingen behandeld hout wel mogen worden toegepast in de in het tweede lid genoemde situaties wanneer de structurele integriteit van het hout vereist is voor de veiligheid van mensen en van vee en het niet waarschijnlijk is dat mensen er gedurende de levensduur van dit hout mee in aanraking komen. Voor bruggen betekent dit bijvoorbeeld dat de leuningen niet mogen zijn uitgevoerd met hout dat is behandeld met arseenverbindingen. Immers, het risico dat mensen die leuningen zullen aanraken, zoals vastpakken of erop steunen, is groot. De overige onderdelen van een brug, voorzover die van hout zijn vervaardigd, kunnen in verband met de structurele integriteit van die onderdelen ofwel de instandhouding daarvan en daarmee van de brug bestaan uit hout dat met CCA is behandeld.
Ten einde het toezicht op de naleving zo eenvoudig mogelijk te houden, is in het eerste lid voorzien in de verplichting dat zij die zowel hout met arseenverbindingen behandelen als dat hout verhandelen, alsmede zij die dat hout enkel verhandelen een administratie van dat hout (bij)houden.
Het tweede lid geeft aan waaruit de te houden administratie ten minste moet bestaan.
Dit artikel voorziet in de aanpassing van het Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wms 1998, teneinde de Arseenrichtlijn volledig te implementeren. Die richtlijn geeft niet alleen voorschriften omtrent met arseenverbindingen behandeld hout, maar ook omtrent het gebruik van arseenverbindingen in het algemeen. Hierbij gaat het dus om het gebruik van de stof «arseen» zelf en niet om met die stof behandeld hout.
Dit artikel wijzigt het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen Wms 2003. De aangebrachte wijziging voorziet in het strafbaar stellen van een tweetal voorschriften die verordening nr. 1804/2003 aan verordening nr. 2037/2000 toevoegt. Het gaat enerzijds om het verbod te handelen in strijd met een voorschrift dat is verbonden aan een uitvoervergunning voor halonen en halonen bevattende producten en apparatuur. Anderzijds is het de exporteur verboden te handelen in strijd met het voorschrift om de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van bepaalde gegevens te voorzien. De strafbaarstelling is als volgt geregeld. In het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen Wms 2003 dat is gebaseerd op artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, is vastgelegd dat het handelen in strijd met beide voorschriften van de verordening verboden is. Artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen is opgenomen in artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten, waardoor overtreding van de voorschriften van de verordening een economisch delict in de zin van artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten is.
Daarnaast zijn nog enige andere wijzigingen doorgevoerd. Met name zijn juist aan de eigenaar zorgplichten opgelegd. Dat betekent dat hij zelf langs privaatrechtelijke weg ervoor moet zorgen dat de terugwinning van gereguleerde stoffen plaatsvindt overeenkomstig de krachtens artikel 4, tweede lid, bij ministeriële regeling gegeven voorschriften. Dat betekent onder meer dat hij de terugwinning van gereguleerde stoffen alleen kan opdragen aan een gediplomeerd persoon. Wat hij precies bij overeenkomst overdraagt aan een beheerder van een installatie of een gediplomeerd persoon, is voor de handhaving van dit besluit niet van belang. Immers, de eigenaar blijft verantwoordelijk en aanspreekbaar. Als hij van oordeel is dat niet hij maar bijvoorbeeld de beheerder van de installatie dan wel de gediplomeerde persoon verantwoordelijk is voor het niet naleven van de aan hem opgedragen taken, dan kan de eigenaar de beheerder of de gediplomeerde persoon civielrechtelijk aanspreken. Op deze wijze is eenduidig vastgelegd dat te allen tijde de eigenaar van de installatie dient te worden aangesproken bij overtreding van een bij of krachtens Verordening nr. 2037/2000 of het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen Wms 2003 gegeven voorschrift.
Verder is de formulering van het derde en vierde lid, van artikel 4, over het vereiste van een diploma aangevuld, zodat deze overeenstemt met het derde en vierde lid van artikel 5.
Tot slot is bepaald dat een gediplomeerd persoon alleen een natuurlijke persoon kan zijn omdat een rechtspersoon geen diploma kan behalen.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
P. L. B. A. van Geel
Richtlijn nr. 2003/2/EG (bijlage) | Implementatie |
---|---|
Nr. 20. 1, aanhef en onder a | Artikel 12, onder a, Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wms 1998 |
Nr. 20. 1, b, eerste zin en c i, eerste zin | Artikel 12, onder b, Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wms 1998 |
Nr. 20. 1, b, tweede zin | Artikel 2, eerste lid, Besluit met arseenverbindingen behandeld hout Wms |
Nr. 20. 1, c i, tweede zin | Artikel 2, tweede lid, Besluit met arseenverbindingen behandeld hout Wms |
Nr. 20. 1, c ii, eerste alinea | Artikel 3, tweede lid, Besluit met arseenverbindingen behandeld hout Wms |
Nr. 20. 1, c ii, tweede alinea | Artikel 2, derde lid, Besluit met arseenverbindingen behandeld hout Wms |
Nr. 20. 1, c iii | Artikel 3, eerste lid, Besluit met arseenverbindingen behandeld hout Wms |
Nr. 20. 2 | Artikel 12, onder c, Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wms 1998 |
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Mileubeheer.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 juli 2004, nr. 131.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2004-238.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.