Besluit van 23 april 2004 tot wijziging van de Wet op de waterkering in verband met de verkorting van dijkring 53 door de bouw van een keersluis bij Zwolle, alsmede in verband met de verbinding van dijkring 7 met dijkring 10 door de ingebruikname van de Keersluis bij Ramspol

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 2 maart 2004, nr. HDJZ/BIM/2004-163, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op artikel 2, tweede lid, van de Wet op de waterkering;

De Raad van State gehoord (advies van 18 maart 2004, nr. W09.04 0101/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 16 april 2004, nr. HDJZ/BIM/2004-799, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

De Wet op de waterkering1 wordt als volgt gewijzigd:

Bijlage I wordt vervangen door de als bijlage bij dit besluit gevoegde bijlage I.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

`s-Gravenhage, 23 april 2004

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Uitgegeven de derde juni 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Bij brief van 4 april 2003 hebben Gedeputeerde Staten van Overijssel en het dagelijks bestuur van Waterschap Groot Salland een verzoek gericht tot de minister van Verkeer en Waterstaat om een voordracht te doen voor een algemene maatregel van bestuur om bijlage 1 bij de Wet op de waterkering aan te passen aan het dijkverbeteringsplan «Sallandse Weteringen – Zwolle (DAR 1 + 2)». Bijlage 1, een landkaart waarop de primaire waterkeringen worden aangegeven, dient te worden aangepast, omdat de waterkeringen langs de Weteringen (bij Zwolle) naar aanleiding van dit dijkverbeteringsplan hun status van primaire waterkering verliezen en dus niet meer als zodanig op de kaart hoeven te worden aangegeven. Dit besluit voorziet in de benodigde aanpassing van bijlage 1. Met voornoemde brief is voldaan aan de hoorplicht als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op de waterkering.

Bij de voorbereiding van dit besluit kwam, naar aanleiding van vragen van het lid der Tweede Kamer, de heer Geluk, aan het licht dat de keersluis (balgstuw) bij Ramspol tot op heden niet was opgenomen in de bijlage bij de Wet op de waterkering. Bij de beantwoording van de vragen van de heer Geluk op dit punt1, werd abusievelijk gebruik gemaakt van een verkeerde kaart. De heer Geluk heeft deze fout vervolgens aan het licht gebracht en gewezen op de wenselijkheid van opname van de keersluis bij Ramspol in de bijlage bij de Wet op de waterkering. Met dit besluit wordt hierin voorzien. De keersluis bij Ramspol, die de dijkringen 7 en 10 met elkaar verbindt, is op 11 december 2002 officieel in gebruik genomen.

Het dijkverbeteringsplan Sallandse Weteringen – Zwolle, de directe aanleiding voor dit besluit, is vastgesteld op 20 september 2001 en is bij besluit van 6 november 2001 door Gedeputeerde Staten van Overijssel goedgekeurd. Het plan heeft betrekking op dijkringgebied 53 en voorziet in een verkorting van de dijkkring door middel van de aanleg van een keersluis aan de noordkant van Zwolle. Tevens voorziet het plan in een beperkt aantal bijkomende maatregelen teneinde te voldoen aan de wettelijke veiligheidsnorm als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de waterkering.

In het Zwarte Water te Zwolle worden kritieke hoogwaterstanden veroorzaakt door hoge afvoeren van de Vecht of hoge waterstanden op het Ketelmeer achter de balgstuw Ramspol of een combinatie hiervan. De Weteringen staan in open verbinding met het Zwarte Water. De waterkeringen langs de Weteringen dienden derhalve tot op heden de kritieke hoogwaterstanden vanuit het Zwarte Water op te vangen. Dit houdt in dat zij onder invloed staan van buitenwater en daarom zijn zij met de totstandkoming van de Wet op de waterkering aangemerkt als primaire waterkering. Dit brengt mee dat zij aan de daarvoor gestelde wettelijke norm zouden moeten voldoen. In het kader van het Deltaplan Grote Rivieren is echter vastgesteld dat deze waterkeringen nog niet voldoen aan de wettelijke veiligheidsnorm voor dijkring 53. Zij zouden daarom moeten worden versterkt.

Het waterschap Groot Salland heeft onderzocht hoe de wettelijke veiligheidsnorm het best kan worden bereikt. Het onderzoek heeft uitgewezen dat het bouwen van de eerder genoemde keersluis een veel beter alternatief is dan het versterken van de waterkeringen langs de Weteringen. Versterken van de waterkeringen langs de Weteringen blijkt technisch complex en zal hogere kosten met zich meebrengen. Derhalve is besloten tot de bouw van de keersluis.

Het plan tot aanleg van de keersluis is volgens de daarvoor geldende wettelijke procedures door het waterschap Groot Salland vastgesteld. De verschillende varianten om tot het in de wet omschreven beschermingsniveau te komen, zijn daarbij afgewogen. Vervolgens is het plan door Gedeputeerde Staten van Overijssel goedgekeurd. De tegen het plan ingestelde beroepen op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn bij uitspraak van 24 december 2002 ofwel niet-ontvankelijk, ofwel ongegrond verklaard. Hierdoor is het plan onherroepelijk geworden.

Door de komst van de keersluis verliezen de waterkeringen langs de Weteringen hun status van primaire waterkering, omdat zij niet meer onder invloed zullen staan van buitenwater. Met dit besluit wordt de Wet op de waterkering daaraan aangepast. Tot het moment van ingebruikname van de keersluis dienen de waterkeringen langs de Weteringen hun status van primaire waterkering nog te behouden. De keersluis zal vermoedelijk eind 2004 operationeel zijn. Daarom is ervoor gekozen dit besluit op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking te laten treden. Dit tijdstip zal samenvallen met het tijdstip van ingebruikname van de keersluis. Gezien het bepaalde in artikel 2, derde lid, van de Wet op de waterkering zal de voordracht voor het inwerkingtredingsbesluit niet eerder worden gedaan dan drie maanden na de datum waarop het onderhavige besluit aan beide Kamers der Staten-Generaal is toegezonden.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

stb-2004-234-1.gif


XNoot
1

Stb. 1996, 8, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 april 2002, Stb. 304.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

XNoot
1

Aanhangsel Handelingen II 2002/03, nr. 1260.

Naar boven