Wet van 13 mei 2004 tot wijziging van de Mediawet (het vervallen van de verspreidingsbeperking voor de programma's van lokale en regionale omroepinstellingen, wijziging van de doorgifteplicht via omroepnetwerken van de programma's van lokale omroepinstellingen, alsmede wijziging van bepalingen inzake programmaraden)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de in de Mediawet opgenomen verspreidingsbeperking voor de programma's van lokale en regionale omroepinstellingen te laten vervallen, de doorgifteplicht via omroepnetwerken van de programma's van lokale omroepinstellingen te wijzigen en voorts bepalingen in voornoemde wet op te nemen ter verbetering van het functioneren van programmaraden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Mediawet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 28 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel m door een puntkomma, een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

n. een landelijk orgaan dat informatie verstrekt en anderszins ondersteuning biedt aan de programmaraden, bedoeld in artikel 82k, eerste lid.

B

Artikel 64a vervalt.

C

Artikel 82i wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 82i, eerste lid, worden de onderdelen a tot en met e vervangen door vier nieuwe onderdelen, luidende:

a. de televisie- en radioprogramma's waarvoor zendtijd is verkregen voor landelijke omroep en die worden uitgezonden op de televisie- en radioprogrammanetten, bedoeld in artikel 40, eerste en derde lid;

b. het televisie- en radioprogramma, bedoeld in de artikelen 30, onderdeel b, en 51e, waarvoor zendtijd is verkregen voor regionale omroep dan wel waarvoor toestemming is verkregen als bedoeld in artikel 67, eerste lid, bestemd voor de provincie of deel van de provincie waarbinnen het omroepnetwerk zich bevindt;

c. het televisie- en radioprogramma, bedoeld in de artikelen 30, onderdeel b, en 51f, waarvoor zendtijd is verkregen voor lokale omroep, dan wel waarvoor toestemming is verkregen als bedoeld in artikel 66, eerste lid, bestemd voor de gemeente waarbinnen het omroepnetwerk zich bevindt;

d. de televisieprogramma's en twee radioprogramma's van de Nederlandstalige landelijke Belgische omroepdienst.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met het vierde lid tot het derde tot en met het vijfde lid, wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Voor zover een instelling die zendtijd heeft verkregen voor lokale omroep andere programma's voor algemene omroep dan bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, verzorgt, die gericht zijn op specifieke bevolkings- en leeftijdsgroepen waaronder minderheden, zendt de aanbieder van een omroepnetwerk deze onverkort, ongewijzigd en gelijktijdig met de oorspronkelijke uitzending uit naar alle aangeslotenen op het omroepnetwerk, met dien verstande dat deze verplichting geldt voor uitzendingen op ten hoogste twee kanalen voor televisie en vijf kanalen voor radio. Op de volgens de vorige volzin doorgegeven programma's is artikel 51f, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van overeenkomstige toepassing.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt in de eerste volzin «het eerste lid, onder a tot en met e,» vervangen door «het eerste lid, onderdeel a tot en met d,» en wordt in de tweede volzin «tweede lid» vervangen door: derde lid.

4. In het vijfde lid (nieuw) wordt «het eerste lid, onder d en e,» vervangen door: het eerste lid, onderdeel d,.

D

Artikel 82k wordt vervangen door vijf nieuwe artikelen, luidende:

Artikel 82k

  • 1. In gemeenten waar een omroepnetwerk aanwezig is, stelt de gemeenteraad een programmaraad in die de aanbieder van het omroepnetwerk adviseert welke vijftien televisieprogramma's voor algemene omroep en vijfentwintig radioprogramma's voor algemene omroep hij krachtens artikel 82i, eerste lid, ten minste uitzendt naar alle aangeslotenen op het netwerk.

  • 2. De aanbieder van een omroepnetwerk kan de programmaraad voorts een advies vragen over de overige programma's voor algemene omroep die hij uitzendt naar alle aangeslotenen op het omroepnetwerk.

  • 3. De programmaraad maakt in zijn advies een duidelijk onderscheid tussen advisering als bedoeld in het eerste lid en advisering als bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Onverminderd artikel 82i, gaat de programmaraad in zijn advisering uit van een pluriforme samenstelling van het pakket programma's voor algemene omroep, rekening houdend met de in de gemeente levende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke behoeften.

  • 5. De aanbieder van een omroepnetwerk volgt het advies, bedoeld in het eerste lid, tenzij zwaarwichtige redenen zich daartegen verzetten.

Artikel 82l

  • 1. De leden van een programmaraad als bedoeld in artikel 82k, eerste lid, worden benoemd door de gemeenteraad van de gemeente waar het omroepnetwerk aanwezig is. In gemeenten waar reeds een programmaraad functioneert, vindt de benoeming plaats na overleg met deze programmaraad.

  • 2. Indien een aantal omroepnetwerken gekoppeld is en daardoor feitelijk als één omroepnetwerk functioneert, wordt met betrekking tot die gekoppelde omroepnetwerken één programmaraad ingesteld door de onderscheidene gemeenteraden gezamenlijk. Het eerste lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Voor benoeming tot lid van een programmaraad komen in aanmerking personen die:

    a. woonachtig zijn in het gebied waarop het advies van de programmaraad betrekking heeft, en

    b. die aangesloten zijn op het omroepnetwerk in dat gebied, dan wel deel uitmaken van een huishouden dat daarop is aangesloten.

  • 4. Met het lidmaatschap van een programmaraad zijn onverenigbaar:

    a. een lidmaatschap van een gemeenteraad in een gemeente die behoort tot het gebied waarop het advies van de programmaraad betrekking heeft,

    b. een lidmaatschap van een College van Burgemeester en Wethouders in een gemeente als bedoeld in onderdeel a,

    c. een binding met de aanbieder van het omroepnetwerk dat aanwezig is in het gebied waarop het advies van de programmaraad betrekking heeft, en

    d. een lidmaatschap van het bestuur van of een betrekking, al dan niet tegen betaling, bij een instelling van de publieke omroep dan wel een commerciële omroepinstelling.

  • 5. Een vacature van de programmaraad wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes maanden vervuld.

  • 6. De leden van een programmaraad worden benoemd voor een periode van vier jaar met de mogelijkheid van een eenmalige herbenoeming voor dezelfde periode.

Artikel 82m

  • 1. De programmaraad is representatief voor de belangrijkste in de gemeente of gemeenten voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen en beschikt als geheel over voldoende kennis van de informatiebehoeften van bevolkings- en leeftijdsgroepen van verschillende omvang en samenstelling binnen het kijk- en luisterpubliek.

  • 2. De gemeenteraad bepaalt de omvang van een programmaraad, met dien verstande dat een programmaraad bestaat uit ten minste zeven en ten hoogste vijftien leden. Artikel 82l, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 82n

  • 1. Een programmaraad beschikt over een reglement waarin in ieder geval regels zijn opgenomen over:

    a. de wijze waarop de instelling, de taak en de samenstelling van de programmaraad kenbaar wordt gemaakt aan de aangeslotenen op het omroepnetwerk in het gebied waarop het advies van de programmaraad betrekking heeft, en

    b. de totstandkoming, de inhoud, de vaststelling, de openbaarmaking en de geldigheidsduur van het advies van de programmaraad.

  • 2. Het reglement van een programmaraad voorziet in een transparante adviesprocedure.

Artikel 82o

De artikelen 82k tot en met 82n zijn niet van toepassing op de aanbieder van een omroepnetwerk aan wie de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit, genoemd in artikel 2 van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit, met toepassing van artikel 8.2 van de Telecommunicatiewet geheel of gedeeltelijk ontheffing heeft verleend van de verplichting, bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, van de Telecommunicatiewet.

ARTIKEL II

Artikel I, onderdeel SSS, van de wet van 23 maart 2000 tot wijziging van de Mediawet in verband met de invoering van een vernieuwd concessiestelsel voor de landelijke publieke omroep (Stb. 138) vervalt.

ARTIKEL III

Indien het bij koninklijke boodschap van 15 april 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet en enkele andere wetten in verband met de implementatie van een nieuw Europees geharmoniseerd regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten en de nieuwe dienstenrichtlijn van de Commissie van de Europese Gemeenschappen (Kamerstukken II 2002/03, 28 851, nrs. 1–2) tot wet is verheven en in werking treedt voordat deze wet in werking treedt, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel C komt het vierde onderdeel te luiden:

4. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:

5. Het Commissariaat voor de Media kan een aanbieder van een omroepnetwerk desgevraagd geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de verplichtingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, indien de kosten voor het onverkort nakomen van deze verplichtingen niet opwegen tegen het belang dat de aangeslotenen op het omroepnetwerk verzekerd zijn van de ontvangst van de programma's, bedoeld in het eerste en tweede lid.

2. In onderdeel D komt artikel 82o te luiden:

Artikel 82o

De artikelen 82k tot en met 82n zijn niet van toepassing op de aanbieder van een omroepnetwerk waaraan het Commissariaat voor de Media ontheffing heeft verleend op grond van artikel 82i, vijfde lid.

ARTIKEL IV

Indien het bij koninklijke boodschap van 15 april 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet en enkele andere wetten in verband met de implementatie van een nieuw Europees geharmoniseerd regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten en de nieuwe dienstenrichtlijn van de Commissie van de Europese Gemeenschappen (Kamerstukken II 2002/03, 28 851, nrs. 1–2) tot wet is verheven en in werking treedt nadat deze wet in werking treedt, wordt de eerstgenoemde wet als volgt gewijzigd:

Artikel III wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel B komt te luiden:

B

Artikel 82i, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. Het Commissariaat voor de Media kan een aanbieder van een omroepnetwerk desgevraagd geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de verplichtingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, indien de kosten voor het onverkort nakomen van deze verplichtingen niet opwegen tegen het belang dat de aangeslotenen op het omroepnetwerk verzekerd zijn van de ontvangst van de programma's, bedoeld in het eerste en tweede lid.

2. Onderdeel C komt te luiden:

C

Artikel 82o komt te luiden:

Artikel 82o

De artikelen 82k tot en met 82n zijn niet van toepassing op de aanbieder van een omroepnetwerk waaraan het Commissariaat voor de Media ontheffing heeft verleend op grond van artikel 82i, vijfde lid.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatsten dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulksaangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullenhouden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 13 mei 2004

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. C. van der Laan

Uitgegeven de derde juni 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 1994, 386, laatstelijk gewijzigd bij de wet van22 april 2004, Stb. 189.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in deStaten-Generaal:

Kamerstukken II 2002/2003, 28 639.

Handelingen II2002/2003, blz. 5262.

Kamerstukken I 2002/2003, 28 639 (308);2003/2004, 28 639 (A, B, C).

Handelingen I 2003/2004, zievergadering

d.d. 11 mei 2004.

Naar boven