Besluit van 10 mei 2004, houdende wijziging van het Bekostigingsbesluit WPO, het Bekostigingsbesluit WEC en enkele andere besluiten in verband met onder meer een verruiming van de bestedingsvrijheid voor scholen in het primair en voortgezet onderwijs

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van 25 februari 2004, nr. WJZ/2004/9183 (2586), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 33, tweede lid, 69, tweede lid, 120, eerste lid, en 182 van de Wet op het primair onderwijs, 33, tweede lid, 70, tweede lid, 117, eerste lid, en 168 van de Wet op de expertisecentra, 106, eerste lid van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 30, tweede lid, van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992;

De Raad van State gehoord (advies van 1 april 2004, nr. W05.04.0091/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van 3 mei 2004, nr. WJZ/2004/19.659 (2586), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Bekostigingsbesluit WPO1 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 12, tweede lid, vervalt onderdeel d, onder verlettering van onderdeel e tot onderdeel d.

B

Hoofdstuk IV vervalt.

C

In de inhoudsopgave vervallen de aanduiding van hoofdstuk IV en de aanduidingen van de artikelen 31 tot en met 34.

ARTIKEL II

Het Bekostigingsbesluit WEC2 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 11, tweede lid, vervalt onderdeel d, onder verlettering van onderdeel e tot onderdeel d.

B

Hoofdstuk VI vervalt.

C

In de inhoudsopgave vervallen de aanduiding van hoofdstuk VI en de aanduidingen van de artikelen 44 tot en met 47.

ARTIKEL III

Artikel 20 van het Bekostigingsbesluit W.V.O.3 komt te luiden als volgt:

Artikel 20. Verstrekking gegevens i.v.m. aanvullende bekostiging

  • 1. Indien aan het bevoegd gezag van een school een aanvullende bekostiging is verstrekt onder de voorwaarde dat deze bekostiging voor het bij de verstrekking aangegeven doel wordt besteed, blijkt uit de jaarrekening van de school in hoeverre deze bekostiging voor dat doel is besteed.

  • 2. Indien bij de verstrekking van aanvullende bekostiging is bepaald dat verrekening met bij de vaststelling aangegeven bekostiging zal plaatsvinden van het positieve verschil tussen het vastgestelde en het daadwerkelijk bestede bedrag, maakt het bevoegd gezag in de desbetreffende jaarrekening melding van het daadwerkelijk bestede bedrag.

ARTIKEL IV

Voor de periode van 1 augustus 2001 tot 1 augustus 2003 bestaat er voor het personeel, bedoeld in artikel 240 van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals dat artikel luidde op 31 juli 2003, geen aanspraak op vergoeding voor de uitgaven voor nascholing als bedoeld in artikel 38, tweede lid, onderdeel d, zoals dat artikel luidde op 31 juli 2003, en deel II, Hoofdstuk V, van het Bekostigingsbesluit W.V.O. zoals luidend op 31 juli 2003.

ARTIKEL V

Het Formatiebesluit WPO4 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 13b wordt «de artikelen 8, 13, 13a, 15 en 15a» vervangen door: de artikelen 8, 13, 13a en 15a.

B

Artikel 14 komt te luiden als volgt:

Artikel 14 Opbouw formatie speciale doeleinden

De formatie voor speciale doeleinden van een basisschool omvat de formatie voor de bestrijding van onderwijsachterstanden, bedoeld in artikel 120 van de wet.

C

Artikel 15 vervalt.

D

In artikel 19b, tweede lid, wordt «de artikelen 8, 13a, tweede lid, 15 en 15a» vervangen door: de artikelen 8, 13a, tweede lid, en 15a.

ARTIKEL VI

Het Formatiebesluit WEC5 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 8, eerste lid onder b, en tweede lid onder b, en artikel 9, eerste lid onder b, wordt na «artikel 14» telkens ingevoegd: van het Bekostigingsbesluit WEC.

B

Artikel 21 komt te luiden als volgt:

Artikel 21 Opbouw formatie speciale doeleinden

De formatie voor speciale doeleinden van een basisschool omvat de formatie voor de bestrijding van onderwijsachterstanden, bedoeld in artikel 117 van de wet.

C

Artikel 22a vervalt.

ARTIKEL VII

In artikel J-4, derde lid, van het Besluit medezeggenschap onderwijs6 wordt «een bevoegdheid als bedoeld in artikel 6, eerste lid onder a, b en c, van de wet» vervangen door: een bevoegdheid als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a, b, c en j, van de wet.

ARTIKEL VIII

Het Rechtspositiebesluit WPO/WEC7 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 106, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het bevoegd gezag kan met het oog op al dan niet schoolspecifieke knelpunten in de personeelsvoorziening uitsluitend ten laste van de eigen middelen aan een betrokkene een door het bevoegd gezag vast te stellen tegemoetkoming verstrekken.

B

In artikel 295a, eerste lid, wordt na «1 januari 2000» toegevoegd: en artikel 106 is van toepassing op het tijdvak vanaf 1 augustus 2001.

ARTIKEL IX

In artikel V van het Besluit van 19 december 2001, houdende wijziging van onder meer het Besluit trekkende bevolking WPO onder meer in verband met fusie van de scholen voor ligplaatsonderwijs (Stb. 2002, 35) wordt «jaarlijks op de teldatum 1 oktober in de kalenderjaren 2001, 2002 en 2003» vervangen door: jaarlijks op de teldatum 1 oktober in de kalenderjaren 2001 tot en met 2004.

ARTIKEL X

  • 1. Artikel I, onderdeel A, artikel II, onderdeel A, artikel III, en de artikelen V tot en met VIII treden in werking op de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit is geplaatst en werken met uitzondering van artikel VI, onderdeel A, terug tot en met 1 augustus 2001. Artikel VI, onderdeel A, werkt terug tot en met 1 augustus 2003.

  • 2. Artikel I, onderdelen B en C, artikel II, onderdelen B en C, artikel IV en artikel IX, treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, waarbij wordt bepaald dat artikel I, onderdelen B en C en artikel II, onderdelen B en C, terugwerken tot en met 1 augustus 2001.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 10 mei 2004

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Uitgegeven de zevenentwintigste mei 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Deze nota van toelichting is opgesteld mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

1. Inleiding

Dit besluit hangt samen met de wet van 17 december 2003 (Stb. 2004, 16) tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met een verruiming van de bestedingsvrijheid voor scholen in het primair en voortgezet onderwijs. Op grond hiervan ontvangen scholen in het primair onderwijs jaarlijks een op grond van een ministeriële regeling vast te stellen schoolbudget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid. Voorts regelt de wet dat de oormerking van het nascholingsbudget voor de scholen in het primair en voortgezet onderwijs vervalt.

Het schoolbudget voor scholen in het primair onderwijs wordt voor een deel samengesteld uit financiële middelen die voorheen jaarlijks door middel van afzonderlijke regelingen aan scholen werden toegekend. Het betreft de volgende middelen:

a. de middelen voor nascholing van het personeel,

b. de middelen voor management, ondersteuning, arbeidsmarktbeleid en arbeidsomstandighedenbeleid (het MOA-budget),

c. de middelen ten behoeve van integraal personeelsbeleid,

d. de middelen die beschikbaar zijn gesteld voor bestuur en management,

e. de middelen ter vergoeding van schoolspecifieke knelpunten in de personeelsvoorziening, en

f. de middelen voor personeelsbeleid, kwaliteitsbeleid en innovatie.

Voor het andere deel bestaat het schoolbudget uit de extra middelen die, onder andere naar aanleiding van het rapport «De arbeidsmarkt in de collectieve sector – Investeren in mensen en kwaliteit» van de interdepartementale werkgroep Arbeidsmarktknelpunten Collectieve Sector (werkgroep-Van Rijn), beschikbaar zijn gesteld, alsmede de middelen ten behoeve van extra ruimte voor ondersteunende functies waarover in de CAO sector onderwijs (PO en VO) 2003 afspraken zijn gemaakt.

Het voorliggende besluit voorziet in wijzigingen van algemene maatregelen van bestuur die nodig zijn in verband met de invoering van het schoolbudget in het primair onderwijs en het vervallen van de oormerking van het nascholingsbudget in het primair en voortgezet onderwijs.

2. Financiële consequenties

Het voorliggende besluit heeft geen financiële gevolgen.

3. Artikelsgewijs

Artikel I en II, onderdelen A en B

Op grond van de wet van 17 december 2003 (Stb. 2004, 16) tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met een verruiming van de bestedingsvrijheid voor scholen in het primair en voortgezet onderwijs ontvangen scholen in het primair onderwijs jaarlijks een op grond van een ministeriële regeling vast te stellen schoolbudget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid. Hierdoor vervallen de bepalingen over de vergoeding voor nascholing. De omvang van het schoolbudget wordt, zoals hiervoor reeds werd opgemerkt, geregeld bij ministeriële regeling.

Artikel III

Aan het verstrekken van gegevens in verband met terugstorting van niet bestede nascholingsgelden bestaat geen behoefte meer, omdat de bepaling uit de W.V.O., die voor scholen voor voortgezet onderwijs de verplichting omvatte niet bestede nascholingsgelden aan het Rijk terug te betalen, niet meer bestaat.

Artikel IV

Dit onderdeel geeft aan dat de artikelen betreffende de aanspraak op vergoeding voor de uitgaven voor nascholing uit deel II, Hoofdstuk V, van het Bekostigingsbesluit W.V.O. (dat per 1 augustus 2003 is vervallen in verband met het vervallen van deel II van de W.V.O. (Stb. 2003, 262)), voor de periode van 1 augustus 2001 tot 1 augustus 2003 niet toepasselijk zijn. De nascholingsmiddelen zijn met ingang van 1 augustus 2001 deel gaan uitmaken van het schoolbudget. Het niet toepasselijk zijn van de bepalingen over nascholing geldt dan eveneens voor de artikelen of artikelleden die daarmee samenhangen, zoals de administratie omtrent de aanspraak op vergoeding voor de uitgaven voor nascholing. De toelichting op de artikelen I en II, onderdelen A en B, is van overeenkomstige toepassing.

Artikelen V en VI

In verband met de samenvoeging van het budget voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie (ook wel genoemd schoolprofielbudget) met het schoolbudget tot een schoolbudget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid voorzien de artikelen V en VI in het vervallen van de artikelen 15 van het Formatiebesluit WPO en 22a van het Formatiebesluit WEC en in wijziging van de artikelen 13b, 14 en 19b van het Formatiebesluit WPO en 21 van het Formatiebesluit WEC.

Artikel VI, onderdeel A, bevat een technische aanpassing van de artikelen 8 en 9 van het Formatiebesluit WEC. Omdat in artikel 14 van laatstgenoemd besluit als gevolg van het Besluit van 26 februari 2003, houdende wijziging van het Bekostigingsbesluit WEC, het Formatiebesluit WEC, het Onderwijskundig besluit WEC, het Bekostigingsbesluit WPO, het Formatiebesluit WPO en het Bekostigingsbesluit W.V.O. in verband met de invoering van leerlinggebonden financiering (Stb. 108) niet langer de factor N is opgenomen, is de verwijzing naar dat artikel vervangen door een verwijzing van artikel 14 van het Bekostigingsbesluit WEC.

Artikel VII

In de wet van 17 december 2003 (Stb. 2004, 16) tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met een verruiming van de bestedingsvrijheid voor scholen in het primair en voortgezet onderwijs is aan artikel 6 van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 een nieuw onderdeel j toegevoegd. Door toevoeging van dit onderdeel heeft het bevoegd gezag voorafgaand instemming nodig van de medezeggenschapsraad voor een door het bevoegd gezag te nemen besluit betreffende het doen van een aanvraag als bedoeld in artikel 72a van de WPO respectievelijk artikel 73a van de WEC. Met de wijziging in artikel J-4, derde lid, van het Besluit medezeggenschap onderwijs, wordt de mogelijkheid geopend dat de medezeggenschapsraad het aan haar toegekende instemmingsrecht overdraagt aan een deelraad.

Artikel VIII

De vergoeding voor al dan niet schoolspecifieke knelpunten in de personeelsvoorziening is opgegaan in het schoolbudget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid. Omdat alle scholen een schoolbudget ontvangen, is in artikel 106, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit WPO/WEC de zinsnede «Indien aan een bevoegd gezag door Onze Minister een vergoeding is verstrekt ten behoeve van het bestrijden van al dan niet schoolspecifieke knelpunten in de personeelsvoorziening» geschrapt.

Artikel IX

Door de uitbreiding met de teldatum 1 oktober 2004 wordt veilig gesteld dat de leerlingentelling die in bedoeld wijzigingsbesluit van 19 december 2001 werd geïntroduceerd en die grondslag wordt voor de beoogde nieuwe berekening van de bekostiging in het ligplaatsonderwijs, ook in 2004 wordt gehanteerd, in afwachting van de totstandkoming van een wijzigingsbesluit waarin die nieuwe berekening van de bekostiging wordt geregeld.

Artikel X

Omdat het schoolbudget voor de eerste maal is toegekend met ingang van 1 augustus 2001, is aan het onderhavige besluit met uitzondering van artikel VI, onderdeel A, ook terugwerkende kracht tot en met die datum toegekend. Artikel VI, onderdeel A, werkt terug tot en met 1 augustus 2003. Op deze datum is de met dit artikelonderdeel verband houdende wijziging van artikel 14 van het Formatiebesluit WEC in werking getreden (Besluit van 6 mei 2003, tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit leerlinggebonden financiering en het Besluit van 26 februari 2003, houdende wijziging van het Bekostigingsbesluit WEC, het Formatiebesluit WEC, het Onderwijskundig besluit WEC, het Bekostigingsbesluit WPO, het Formatiebesluit WPO en het Bekostigingsbesluit W.V.O. in verband met de invoering van leerlinggebonden financiering (Stb. 193)).

In verband met een voorhangverplichting op basis van de artikelen 69, vierde lid, van de WPO, 70, vierde lid, van de WEC en 188, vierde lid, van de WVO (oud) is bepaald dat een aantal artikelonderdelen in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

Stb. 1997, 151, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 2 juli 2003, Stb. 286.

XNoot
2

Stb. 1997, 152, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 2 juli 2003, Stb. 286.

XNoot
3

Stb. 1992, 580, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 11 augustus 2003, Stb. 323.

XNoot
4

Stb. 2000, 440, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 16 augustus 2003, Stb. 337.

XNoot
5

Stb. 1998, 576, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 16 augustus 2003, Stb. 337.

XNoot
6

Stb. 1984, 442, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 mei 2003, Stb. 262.

XNoot
7

Stb. 2003, 231, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 maart 2004, Stb. 146.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

Naar boven