Wet van 17 december 2003 tot wijziging van de Telecommunicatiewet en de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit in verband met de invoering van een regeling voor toegang tot openbare telecommunicatienetwerken bestemd voor het bieden van toegang tot internet en een verduidelijking en een verruiming van de regeling voor toegang tot omroepnetwerken

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de toegang tot openbare telecommunicatienetwerken geschikt voor het bieden van toegang tot internet te regelen en de bestaande regeling voor toegang tot omroepnetwerken te verduidelijken en te verruimen;

dat het wenselijk is daarbij rekening te houden met het gemeenschappelijk standpunt (EG) nr. 38/2001 door de Raad van de Europese Unie vastgesteld op 17 september 2001 met het oog op de aanneming van richtlijn nr. 2001/.../EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van ... inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) (PbEG C 337) en het gemeenschappelijk standpunt (EG) nr. 36/2001 door de Raad van de Europese Unie vastgesteld op 17 september 2001 met het oog op de aanneming van richtlijn nr. 2001/.../EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van ... inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (toegangsrichtlijn) (PbEG C 337);

dat, met het oog op het voorgaande, het wenselijk is de Telecommunicatiewet en de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Telecommunicatiewet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1, onderdeel o, wordt «die worden gebruikt om met gebruik van kabels of radioverbindingen» vervangen door: die worden gebruikt om hoofdzakelijk met gebruik van kabels.

B

Paragraaf 8.4 van hoofdstuk 8 komt te luiden:

§ 8.4 Toegang tot openbare telecommunicatienetwerken geschikt voor het bieden van toegang tot internet en toegang tot omroepnetwerken.

Artikel 8.6

In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. toegang: het beschikbaar stellen van diensten of faciliteiten, bijbehorende faciliteiten en ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk hieronder begrepen, aan een derde met het oog op het door die derde aanbieden van een openbare telecommunicatiedienst of het verspreiden van een programma, en onlosmakelijk met dat programma verbonden diensten voor zover deze betrekking hebben op de beeld- of geluidsinhoud van dat programma, interactieve diensten hieronder begrepen;

b. bijbehorende faciliteiten: bij een openbaar telecommunicatienetwerk, openbare telecommunicatiedienst of omroepnetwerk behorende faciliteiten, waaronder begrepen elektronische programmagidsen, die het aanbieden van diensten via dat netwerk of dienst mogelijk maken of ondersteunen, met uitzondering van systemen voor voorwaardelijke toegang;

c. aanbieder met aanmerkelijke marktmacht: aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of een omroepnetwerk die alleen of samen met andere aanbieders een economische kracht bezit die hem in staat stelt zich in belangrijke mate onafhankelijk van zijn concurrenten en uiteindelijk consumenten te gedragen.

Artikel 8.7
  • 1. Het college bepaalt, voorzover dit op grond van het Europese mededingingsrecht mogelijk is, een of meer markten voor:

    a. openbare telecommunicatienetwerken bestemd voor het bieden van toegang tot internet;

    b. netwerken bestemd voor de verspreiding van programma's en onlosmakelijk met dat programma verbonden diensten voor zover deze betrekking hebben op de beeld- of geluidsinhoud van dat programma, interactieve diensten hieronder begrepen.

  • 2. Indien het college op grond van het eerste lid een of meer relevante markten heeft bepaald dan onderzoekt het die markten en bepaalt of deze daadwerkelijk concurrerend zijn.

  • 3. In het geval het college van oordeel is dat een markt niet daadwerkelijk concurrerend is, bepaalt het de aanbieders die op die markt een aanmerkelijke marktmacht hebben en legt het ieder van deze aanbieders, onverminderd verordening (EG) nr. 2887/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 december 2000 inzake de ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk, voorzover passend bij de omstandigheden op de markt en de aard van het daarop geconstateerde probleem voor ten hoogste twee jaar een of meer van de in artikel 8.8 genoemde verplichtingen op.

  • 4. In het geval het college van oordeel is dat een bepaalde markt daadwerkelijk concurrerend is dan worden, onverminderd verordening (EG) nr. 2887/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 december 2000 inzake de ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk, voor die markt geen verplichtingen opgelegd en worden eerder in verband met toegang aan derden opgelegde verplichtingen ingetrokken.

  • 5. Voor de mogelijkheid van beroep ingevolge hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht worden besluiten als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, dan wel als bedoeld in het eerste, tweede en vierde lid als één besluit aangemerkt.

  • 6. Ter uitvoering van een door het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie vastgestelde richtlijn kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld die door het college bij het bepalen of onderzoeken van een markt, het bepalen van een aanmerkelijke marktmacht, alsmede bij het opleggen of ongedaan maken van een verplichting in acht moeten worden genomen. Voorzover deze regels betrekking hebben op een door het college te volgen procedure kan daarbij worden bepaald dat bij het niet naleven van de regels het besluit waarop deze regels zien niet tot stand komt.

Artikel 8.8
  • 1. Door het college kunnen aan een aanbieder met een aanmerkelijke marktmacht de volgende verplichtingen worden opgelegd:

    a. de verplichting te voldoen aan redelijke verzoeken om toegang;

    b. de verplichting om voor toegang een kostengeoriënteerd tarief in rekening te brengen;

    c. de verplichting om met betrekking tot toegang op een door het college te bepalen wijze, door het college nader aan te geven informatie bekend te maken, welke verplichting zich niet kan uitstrekken tot bedrijfsgegevens die naar het oordeel van het college vertrouwelijk zijn;

    d. de verplichting om toegang onder gelijke omstandigheden onder gelijke voorwaarden te bieden;

    e. de verplichting om met betrekking tot de toegang een referentie-aanbod bekend te maken, welk aanbod een omschrijving bevat van de geboden toegang en de daarbij door hem in rekening te brengen tarieven;

    f. de verplichting om een gescheiden boekhouding te voeren voor de door hem, voor hemzelf of derden, verzorgde toegang ten behoeve van de verspreiding van programma's, de verspreiding van onlosmakelijk met die programma's verbonden diensten hieronder begrepen, en de overige door hem verrichte activiteiten, onderscheidenlijk, de verplichting om een gescheiden boekhouding te voeren voor de door hem, voor hemzelf of derden, verzorgde toegang ten behoeve van toegang tot internet, en de overige door hem verrichte activiteiten.

  • 2. Het college kan indien een aanbieder op grond van het eerste lid een kostengeoriënteerd tarief in rekening moet brengen, deze aanbieder verplichten met betrekking tot de door hem te verlenen toegang een systeem voor de toerekening van kosten op te stellen. Het systeem behoeft de goedkeuring van het college.

  • 3. Indien de in het tweede lid bedoelde verplichting wordt opgelegd, onderzoekt het college dan wel een door het college aan te wijzen deskundige derde jaarlijks of er in overeenstemming met het in het tweede lid bedoelde systeem is gehandeld. Van het resultaat van het onderzoek wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van een door het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie vastgestelde richtlijn nadere regels worden gesteld over de in het eerste lid, onder a tot en met f opgenomen verplichtingen. Hierbij kunnen aan het college nadere taken worden opgedragen en bevoegdheden worden verleend.

Artikel 8.9

Wanneer door het college de in artikel 8.8, eerste lid, onder a, bedoelde verplichting wordt opgelegd aan een aanbieder van een omroepnetwerk is deze aanbieder tevens verplicht toegang te verlenen tot het door hem samengesteld programma-aanbod voor zover dat programma-aanbod niet versleuteld naar alle aangeslotenen op het omroepnetwerk wordt verspreid, met dien verstande dat de gevraagde toegang alleen behoeft te worden verleend:

a. in het geval een aanbieder van een programma wenst dat degenen naar wie het programma wordt verspreid, bijdragen in de kosten van dat programma, de kosten van de verspreiding hieronder begrepen, en hij door de wijze van verspreiding hiervoor feitelijk is aangewezen op de aanbieder van het omroepnetwerk, en

b. de aanbieder van het omroepnetwerk geen transparante en objectieve gronden heeft om de toegang te weigeren.

C

Na paragraaf 8.4 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd luidende:

§ 8.5 Beslechting van geschillen met betrekking tot voorwaardelijke toegang, toegang tot openbare telecommunicatienetwerken geschikt voor het bieden van toegang tot internet en omroepnetwerken

Artikel 8.10
  • 1. Indien de aanbieders bedoeld in artikel 8.5, eerste lid, geen overeenkomst tot stand kunnen brengen met betrekking tot de in artikel 8.5, eerste lid, bedoelde toegang kan het college op aanvraag van een of meer van hen de regels vaststellen die tussen hen zullen gelden.

  • 2. Geschillen tussen aanbieders die partij zijn bij een overeenkomst over de in artikel 8.5, eerste lid, bedoelde toegang met betrekking tot de vraag of de ter zake tussen hen in verband met die toegang bestaande verbintenissen, of de wijze waarop deze worden nagekomen, strijdig zijn met het bepaalde bij of krachtens deze wet, worden op aanvraag van een of meer van de betrokken aanbieders door het college beslecht. In het geval het college van oordeel is dat er sprake is van strijd met het bepaalde bij of krachtens deze wet kan hij ter beëindiging van deze situatie regels vaststellen die tussen de aanbieders zullen gelden. In voorkomende gevallen treden bedoelde regels in de plaats van de tot dan toe bestaande verbintenissen.

  • 3. Geschillen tussen aanbieders aangewezen op grond van artikel 8.7 die een of meer van de in artikel 8.8 genoemde verplichtingen opgelegd hebben gekregen en derden, met betrekking tot die verplichtingen, alsmede geschillen met betrekking tot een op grond van artikel 8.9 bestaande verplichting, kunnen op aanvraag door het college worden beslecht. Het college kan daarbij de regels vaststellen die tussen partijen zullen gelden. In voorkomende gevallen treden bedoelde regels in de plaats van de tot dan toe bestaande verbintenissen.

  • 4. Met betrekking tot aanvragen als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, geldt dat het college:

    a. binnen zes maanden na de datum van de aanvraag op de aanvraag beslist;

    b. in spoedeisende gevallen een voorlopig besluit neemt, dat tussen de aanbieders geldt tot het definitieve besluit.

  • 5. Het college neemt geen besluit op een aanvraag indien de betrokken aanbieders voor het tijdstip van het nemen van een besluit het college schriftelijk mededelen dat zij tot een overeenstemming zijn gekomen.

ARTIKEL II

Artikel 15, onder b, onder 2°, van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit2 wordt het zinsdeel «8.6, eerste lid, 8.7» vervangen door: 8.7, eerste tot en met het vierde lid, 8.8, 8.10, eerste tot en met het vierde lid,.

ARTIKEL III

  • 1. Indien deze wet in werking treedt voor 25 juli 2003, blijft tot die datum het bepaalde in artikel 8.7 van de Telecommunicatiewet buiten toepassing.

  • 2. In het geval het college op of na 25 juli 2003 op grond van artikel 8.7 van de Telecommunicatiewet een markt heeft bepaald waarin aanbieders van een vast openbaar telefoonnetwerk, een mobiel openbaar telefoonnetwerk of huurlijnennetwerk actief zijn of kunnen zijn, blijft voor die markt artikel 6.9 van de Telecommunicatiewet en artikel 41 van het Besluit ONP huurlijnen en telefonie buiten toepassing. Aanbieders die op de door het college bepaalde markt voor die markt relevante verplichtingen uit hoofde van artikel 6.9 van de Telecommunicatiewet of artikel 41 van het Besluit ONP huurlijnen en telefonie hebben, behouden deze tot het tijdstip waarop het college voor die markt toepassing heeft gegeven aan artikel 8.7, derde dan wel vierde lid, van de Telecommunicatiewet.

  • 3. Het college geeft zo spoedig mogelijk na 24 juli 2003 toepassing aan artikel 8.7, eerste, tweede en derde dan wel vierde lid.

ARTIKEL IV

Tot het tijdstip waarop het college voor de in artikel 8.7, eerste lid, onder b, van de Telecommunicatiewet bedoelde markt toepassing heeft gegeven aan het derde, dan wel het vierde lid van dat artikel, blijft artikel 8.7 van de Telecommunicatiewet, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, van kracht.

ARTIKEL IVA

  • 1. Om te verzekeren dat het college zo spoedig mogelijk na het tijdstip van inwerkingtreding van de regels ter uitvoering van Richtlijn nr. 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn) en de daarmee samenhangende richtlijnen kan komen tot de daarin vereiste bepaling en onderzoek van een of meer relevante markten in de elektronische communicatiesector kan het college reeds voor dit tijdstip de daartoe benodigde informatie verzamelen en analyseren.

  • 2. Een ieder verstrekt op verzoek van het college die informatie die het college redelijkerwijs nodig heeft bij de uitoefening van de in het eerste lid genoemde bevoegdheid.

  • 3. Hoofdstuk 15 van de Telecommunicatiewet is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL IVB

Voor de toepassing van de Telecommunicatiewet en de daarop gebaseerde regels blijft vanaf 25 juli 2003 Richtlijn nr. 90/387/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 juni 1990 betreffende de totstandbrenging van de interne markt voor telecommunicatiediensten door middel van de ten uitvoerlegging van Open Network Provision (ONP) (PbEG L 192) en de daarmee samenhangende richtlijnen, van toepassing tot het tijdstip van inwerkingtreding van de regels ter uitvoering van Richtlijn nr. 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn) en de daarmee samenhangende richtlijnen, met dien verstande dat, voorzover daaruit voor aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten verplichtingen voortvloeien, deze alleen in stand blijven indien dit in overeenstemming is met Richtlijn nr. 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en de daarmee samenhangende richtlijnen.

ARTIKEL IVC

Aanbieders van vaste openbare telefoonnetwerken die op 24 juli 2003 een op grond van artikel 6.4, eerste lid, van de Telecommunicatiewet aangewezen aanbieder zijn, blijven tot het tijdstip dat het bij koninklijke boodschap van 15 april 2003 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Telecommunicatiewet en enkele andere wetten in verband met de implementatie van een nieuw Europees geharmoniseerd regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten en de nieuwe dienstenrichtlijn van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, (Kamerstukken II, 2002/03, 28 851), nadat het tot wet is verheven in werking treedt, een aangemelde exploitant als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van verordening (EG) nr. 2887/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 december 2000 inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk (PbEG L 336/4).

ARTIKEL V

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijke boodschap te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 17 december 2003

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de zevenentwintigste januari 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 1998, 610, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 8 mei 2003, Stb. 199.

XNoot
2

Stb. 1997, 320, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 8 mei 2003, Stb. 199.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2001/2002, 2002/2003, 28 203.

Handelingen II 2002/2003, blz. 4157.

Kamerstukken I 2002/2003, 28 203 (220); 2003/2004, 28 203 (A, B, C).

Handelingen I 2003/2004, blz. 519–520.

Naar boven