Wet van 22 april 2004 tot wijziging van de Landinrichtingswet en enige andere inrichtingswetten (positie van de Centrale Landinrichtingscommissie)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat enige wettelijke bevoegdheden van de Centrale Landinrichtingscommissie sinds 1996 in mandaat door de secretaris van die commissie zijn uitgeoefend, dat het desbetreffende mandaatbesluit bij rechterlijke uitspraak onvoldoende is geoordeeld, dat het wenselijk is dat de tot nu toe gevolgde praktijk zo veel als mogelijk kan worden gecontinueerd en dat aan de namens de Commissie genomen besluiten alsnog voldoende rechtsbasis wordt verschaft en het daarom noodzakelijk is de Landinrichtingswet en enige andere inrichtingswetten daartoe te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Landinrichtingswet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt «Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij» vervangen door «Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit» en vervalt «centrale commissie: de commissie, bedoeld in artikel 7;».

B

De artikelen 7 en 8 vervallen.

C

In artikel 9, eerste en derde lid, wordt «de centrale commissie» telkens vervangen door: Onze Minister.

D

In artikel 10, vierde lid, wordt «De centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

E

In artikel 18, vierde lid, vervalt «op de voordracht van de centrale commissie».

F

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «de centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

2. Het vijfde lid vervalt.

G

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt.

2. In het tweede lid vervalt de aanduiding «2.» en wordt «De centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

H

In artikel 26, eerste lid, wordt «De centrale commissie» vervangen door «Onze Minister» en wordt «haar» vervangen door: zijn.

I

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, vervalt «, gehoord de centrale commissie,».

2. In het tweede lid wordt «de centrale commissie» vervangen door «Onze Minister».

J

In de artikelen 28, tweede en vierde lid, vervalt telkens «in overeenstemming met de centrale commissie».

K

In artikel 29 vervalt «, in overeenstemming met de centrale commissie,».

L

In de artikelen 35, tweede lid, en 87, vierde lid, wordt «De centrale commissie» telkens vervangen door «Onze Minister», wordt «haar» telkens vervangen door «Onze Minister» en wordt «zij» telkens vervangen door: Onze Minister.

M

Artikel 38, vijfde lid, vervalt.

N

Artikel 39 vervalt.

O

Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt «De centrale commissie» telkens vervangen door: De landinrichtingscommissie.

2. Het vierde lid vervalt.

P

Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de centrale commissie» vervangen door: de landinrichtingscommissie.

2. In het vijfde lid vervalt «, gehoord de centrale commissie».

3. In het zevende lid vervalt onderdeel a en worden de onderdelen b tot en met d geletterd a tot en met c.

Q

Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt «de centrale commissie,».

2. In het derde lid wordt «, aan de landinrichtingscommissie en aan de centrale commissie» vervangen door: en aan de landinrichtingscommissie.

R

In artikel 68 wordt «de centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

S

Artikel 74, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Indien artikel 35, tweede lid, is toegepast worden de aldaar bedoelde voorzieningen slechts in het landinrichtingsplan opgenomen, nadat de aldaar bedoelde instemming is verkregen.

T

Artikel 77, vijfde lid, vervalt.

U

Artikel 78 vervalt.

V

Artikel 79 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «De centrale commissie» vervangen door: De landinrichtingscommissie.

2. Het derde lid vervalt.

W

Aan artikel 81 wordt een nieuw derde lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De vaststelling van de hoogte van de door het Rijk te dragen kosten zoals deze in het landinrichtingsplan worden opgenomen, geschiedt in overeenstemming met Onze Minister.

X

Artikel 82 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de centrale commissie» vervangen door: de landinrichtingscommissie.

2. In het vijfde lid, vervalt «, gehoord de centrale commissie».

3. In het zevende lid vervalt onderdeel a en worden de onderdelen b tot en met d geletterd a tot en met c.

Y

Artikel 84 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «De centrale commissie» vervangen door: De landinrichtingscommissie.

2. In het vijfde en zesde lid wordt «de centrale commissie» telkens vervangen door: de landinrichtingscommissie.

3. In het zesde lid (oud) vervalt «, de landinrichtingscommissie».

4. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. In afwijking van het eerste lid kan een landinrichtingsplan waarvoor geen begrenzingenplan als bedoeld in artikel 131 wordt vastgesteld, worden gewijzigd tot het plan van toedeling overeenkomstig artikel 199, eerste lid, ter inzage wordt gelegd.

Z

In artikel 85, eerste lid, wordt «de centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

AA

In artikel 88 wordt «De centrale commissie» vervangen door: De landinrichtingscommissie.

BB

Artikelen 95 vervalt.

CC

In artikel 96 wordt «De centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

DD

Artikel 97 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «De centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

2. In het tweede lid wordt «de centrale commissie» vervangen door «Onze Minister», en wordt «zij haar» vervangen door: hij zijn.

EE

In artikel 99, eerste lid, vervalt «de centrale commissie en».

FF

Artikel 104, vijfde lid, vervalt.

GG

Artikel 105 vervalt.

HH

Artikel 106 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «De centrale commissie» vervangen door: De landinrichtingscommissie.

2. In het derde lid wordt «de centrale commissie» vervangen door «de landinrichtingscommissie» en vervalt «de landinrichtingscommissie en».

II

Aan artikel 108 wordt een nieuw derde lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De vaststelling van de hoogte van de door het Rijk te dragen kosten zoals deze in het aanpassingsplan worden opgenomen, geschiedt in overeenstemming met Onze Minister.

JJ

Artikel 109 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de centrale commissie» vervangen door: de landinrichtingscommissie.

2. In het tweede lid vervalt «, gehoord de centrale commissie,».

KK

Artikel 113 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt «de centrale commissie,».

2. In het derde lid wordt «, aan de landinrichtingscommissie en aan de centrale commissie» vervangen door: en aan de landinrichtingscommissie.

LL

In artikel 114, derde lid, wordt «De centrale commissie» vervangen door: De landinrichtingscommissie.

MM

In artikel 115, eerste lid, wordt «de centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

NN

In artikel 122, eerste lid, vervalt «, de centrale commissie gehoord,».

OO

In artikel 125, eerste en derde lid, wordt «de centrale commissie» telkens vervangen door: Onze Minister.

PP

In artikel 128, derde lid, wordt «de centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

QQ

Artikel 131 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid vervalt «aan de centrale commissie, die deze zendt».

2. In het derde lid vervalt «de centrale commissie,».

3. In het vierde lid wordt «De centrale commissie» vervangen door: De landinrichtingscommissie.

RR

Artikel 132, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. In afwijking van het derde lid kunnen gedeputeerde staten besluiten dat de in dat lid bedoelde rechtsgevolgen ingaan op een nader door hen te bepalen tijdstip, dat voor de onderscheidene wegen met de daartoe behorende kunstwerken verschillend kan zijn.

SS

In artikel 135, tweede en derde lid, wordt «waarop de centrale commissie de werken heeft goedgekeurd» telkens vervangen door: waarop de landinrichtingscommissie aan het openbaar lichaam of de rechtspersoon, bedoeld in artikel 133, eerste lid, heeft verklaard dat de werken zijn voltooid.

TT

In artikel 138, eerste en vijfde lid vervalt telkens «aan de centrale commissie en».

UU

Artikel 146 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «de centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

2. In het vierde lid wordt «de centrale commissie» vervangen door: de landinrichtingscommissie.

VV

In artikel 147, eerste lid, wordt «de centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

WW

Artikel 163 komt te luiden:

Artikel 163

Bij regeling van Onze Minister wordt het stelsel van classificatie vastgesteld.

XX

In artikel 174 en 175, eerste lid, wordt «de centrale commissie» telkens vervangen door: Onze Minister.

YY

Artikel 176 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met het achtste lid wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Van de behandeling van de bezwaren door de rechter-commissaris maakt deel uit een plaatsopneming als bedoeld in artikel 201 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering, indien degene die bezwaar maakt dit wenst.

2. In het vierde en zesde lid (nieuw) wordt «de centrale commissie» telkens vervangen door: Onze Minister.

ZZ

In de artikelen 184, 185, tweede lid, 188, 201 en 217, eerste lid, wordt «de centrale commissie» telkens vervangen door: Onze Minister.

AAA

Artikel 190 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De landinrichtingscommissie legt het ontwerp gedurende veertien dagen voor een ieder ter kosteloze inzage op een of meer door haar te bepalen plaatsen.

2. Het derde lid vervalt.

3. Het vierde tot en met zesde lid worden vernummerd tot derde tot en met vijfde lid.

BBB

Artikel 195 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Bij regeling van Onze Minister worden regels voor het plan van toedeling vastgesteld.

2. In het tweede lid wordt «De richtlijnen» vervangen door: De regels, bedoeld in het eerste lid,.

CCC

In artikel 196, eerste lid, wordt «de richtlijnen» vervangen door: de regels, bedoeld in artikel 195, eerste lid.

DDD

Artikel 198 komt te luiden:

Artikel 198

De landinrichtingscommissie stelt op één of meer door haar te bepalen plaatsen en tijdstippen de eigenaren en gebruikers in de gelegenheid hun wensen ten aanzien van het plan van toedeling kenbaar te maken.

EEE

Artikel 199 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Het derde tot en met vijfde lid worden vernummerd tot tweede tot en met vierde lid.

FFF

In de artikelen 202, onderdeel c, en 216, onderdeel c, wordt «vijfde lid» telkens vervangen door: zesde lid.

GGG

In artikel 204 wordt «de centrale commissie» vervangen door: de landinrichtingscommissie.

HHH

In artikel 205, eerste lid, en artikel 219, eerste lid, wordt «Op voorstel van de landinrichtingscommissie kan de centrale commissie» telkens vervangen door: De landinrichtingscommissie kan.

III

Artikel 210, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld over de wijze waarop de schatting wordt verricht.

JJJ

In artikel 212, eerste lid, onderdeel c, sub 2, wordt «de artikelen 146, derde lid,» vervangen door: de artikelen 146, vierde lid,

KKK

Artikel 213 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De lijst der geldelijke regelingen wordt door de landinrichtingscommissie gedurende een maand voor een ieder ter kosteloze inzage gelegd op een door haar te bepalen plaats.

2. Het tweede lid vervalt.

3. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

4. In het tweede lid (nieuw) wordt «Artikel 199, derde–vijfde lid,» vervangen door: Artikel 199, tweede tot en met vierde lid,.

LLL

In artikel 222 vervalt «de centrale commissie, en».

MMM

In artikel 232, eerste lid, vervalt «aan de centrale commissie, die zorg draagt voor de toezending der stukken».

NNN

In artikel 240 vervallen het derde, zesde, zevende, twaalfde en vijftiende lid.

ARTIKEL II

De Reconstructiewet Midden-Delfland2 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4, eerste en tweede lid, vervalt telkens «, de Centrale Cultuurtechnische Commissie».

B

In artikel 75, tweede lid, wordt «dat deze werken gereed zijn en door de Centrale Cultuurtechnische Commissie zijn goedgekeurd» vervangen door: waarop de reconstructiecommissie aan de provincie Zuid-Holland of de op grond van artikel 72, eerste lid, aangewezen beheerders of onderhoudsplichtigen heeft verklaard dat de werken zijn voltooid.

C

Artikel 79 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De reconstructiecommissie zet overeenkomstig het plan van toedeling de grenzen der kavels uit op het terrein.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De reconstructiecommissie legt het plan van toedeling gedurende een maand voor een ieder ter kosteloze inzage op een door de reconstructiecommissie te bepalen plaats.

D

In de artikelen 81, derde lid, 82, eerste lid, 83, tweede en zesde lid, 85, tweede lid, 101, eerste lid, en 103, tweede lid, wordt «de Centrale Cultuurtechnische Commissie» telkens vervangen door: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

E

In artikel 88 wordt «de Centrale Cultuurtechnische Commissie» vervangen door: de reconstructiecommissie.

F

Artikel 92, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Bij regeling van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit worden nadere regels gesteld over de wijze waarop de schatting wordt verricht.

G

Artikel 95, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De lijst der geldelijke regelingen wordt door de reconstructie-commissie gedurende een maand voor een ieder ter kosteloze inzage gelegd op een door de reconstructie-commissie te bepalen plaats.

H

In artikel 118 vervalt «aan de Centrale Cultuurtechnische Commissie die zorg draagt voor de toezending der stukken».

ARTIKEL III

De Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën3 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt «Onze Minister van Landbouw en Visserij» vervangen door: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

B

In artikel 5, tweede lid, vervalt «en aan de centrale commissie».

C

In artikel 22, eerste lid, wordt «de centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

D

Artikel 33 komt te luiden:

Artikel 33

  • 1. Bij regeling van Onze Minister wordt het stelsel van classificatie vastgesteld, waarbij regels worden gesteld betreffende de classificatie van de grond, de waarde per hectare binnen elke klasse, welke als grondslag voor de toedeling zal dienen, alsmede de grondslagen voor de bepaling van de verandering in waarde als gevolg van de herinrichting. Andere dan agrarische factoren blijven bij de schatting buiten beschouwing.

  • 2. De schatters delen de grond aan de hand van het stelsel van classificatie in klassen in.

E

Artikel 34, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De door de herinrichtingscommissie samengestelde lijst van rechthebbenden, een register van uitkomsten der schattingen en een kaart, waarop de klassengrenzen staan aangegeven, worden door de herinrichtingscommissie gedurende een maand voor een ieder ter kosteloze inzage gelegd op een door de herinrichtingscommissie te bepalen plaats.

F

In de artikelen 40, 41, eerste lid, 42, tweede en vierde lid, 49, 50, tweede lid, 85, vierde lid, 86, eerste lid, 87, tweede lid, 89, tweede lid, 116, 117, eerste lid en 119, tweede lid, wordt «de centrale commissie» telkens vervangen door: Onze Minister.

G

In artikel 58, eerste lid, wordt «de centrale commissie» vervangen door: Onze Minister.

H

Artikel 72 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «Op voorstel van de herinrichtingscommissie stelt de centrale commissie» vervangen door: De herinrichtingscommissie stelt.

2. In het tweede en derde lid wordt «De centrale commissie» telkens vervangen door: De herinrichtingscommissie.

I

Artikel 83 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De herinrichtingscommissie zet overeenkomstig het plan van toedeling de grenzen der kavels uit op het terrein.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De herinrichtingscommissie legt het plan van toedeling gedurende een maand voor een ieder ter kosteloze inzage op een door de herinrichtingscommissie te bepalen plaats.

J

In de artikelen 93, eerste lid, en 123, eerste lid, wordt «Op voorstel van de herinrichtingscommissie kan de centrale commissie» telkens vervangen door: De herinrichtingscommissie kan.

K

Artikel 107, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld over de wijze waarop de schatting wordt verricht.

L

Artikel 111 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De lijst der geldelijke regelingen wordt door de herinrichtingscommissie gedurende een maand voor een ieder ter kosteloze inzage gelegd op een door haar te bepalen plaats.

2. Het tweede lid vervalt.

3. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

ARTIKEL IV

In artikel 37, tweede lid, onderdeel a, van de Wet agrarisch grondverkeer4 wordt «de centrale commissie» vervangen door: de landinrichtingscommissie.

ARTIKEL V

Voor zoveel nodig in afwijking van artikel 10:3, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn alle besluiten rechtsgeldig die door de secretaris van de Centrale Landinrichtingscommissie, bedoeld in artikel 7 van de Landinrichtingswet, zoals dit artikel luidde voorafgaand aan inwerkingtreding van deze wet, zijn genomen overeenkomstig het mandaatbesluit van de Centrale Landinrichtingscommissie, vastgesteld in haar vergadering van 22 maart 1996.

ARTIKEL VI

  • 1. Indien de landinrichtingscommissie ten behoeve van een landinrichtingsproject nog niet de uitkomsten van de eerste schatting in een register van schattingsuitkomsten als bedoeld in artikel 167 van de Landinrichtingswet heeft vastgelegd, nog geen plan van toedeling als bedoeld in artikel 196 van de Landinrichtingswet heeft ontworpen dan wel nog geen lijst der geldelijke regelingen als bedoeld in artikel 211 van de Landinrichtingswet heeft opgemaakt, gelden voor dat landinrichtingsproject vastgestelde besluiten op grond van de artikelen 163, 195, eerste lid, onderscheidenlijk 210, derde lid, van de Landinrichtingswet, zoals deze artikelen luidden voorafgaand aan inwerkingtreding van deze wet, als besluiten op grond van de artikelen 163, 195, eerste lid, onderscheidenlijk 210, derde lid, van de Landinrichtingswet, zoals deze luiden na inwerkingtreding van deze wet.

  • 2. Indien de herinrichtingscommissie ten behoeve van een herinrichtingsproject nog niet de uitkomsten van de eerste schatting in een register van uitkomsten der schattingen als bedoeld in artikel 34, eerste lid van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën heeft vastgelegd, dan wel nog geen lijst der geldelijke regelingen als bedoeld in artikel 108 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën heeft opgemaakt, gelden voor dat herinrichtingsproject vastgestelde besluiten op grond van de artikelen 33, tweede lid, onderscheidenlijk 107, tweede lid, van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën, zoals deze artikelen luidden voorafgaand aan inwerkingtreding van deze wet, als besluiten op grond van de artikelen 33, tweede lid, onderscheidenlijk 107, tweede lid, van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën, zoals deze luiden na inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL VII

  • 1. Een belanghebbende kan uiterlijk tot de laatste dag van de vierde maand, volgend op de maand waarin de in artikel X, eerste lid, bedoelde dag valt, de landinrichtingscommissie verzoeken een register van schattingsuitkomsten als bedoeld in artikel 167 van de Landinrichtingswet te herzien, indien hij ten overstaan van de landinrichtingscommissie aannemelijk kan maken dat hij onevenredig nadeel heeft ondervonden van de omstandigheid dat het stelsel van classificatie dat aan bedoeld register ten grondslag heeft gelegen in de periode gelegen na 28 juni 1996 in mandaat door de secretaris van de centrale landinrichtingscommissie is vastgesteld.

  • 2. Indien de landinrichtingscommissie die het register van schattingsuitkomsten in eerste aanleg heeft vastgesteld op het tijdstip van het indienen van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, op de voet van artikel 232 van de Landinrichtingswet is ontbonden, wordt het verzoek gericht aan gedeputeerde staten. In dat geval stellen gedeputeerde staten overeenkomstig de artikelen 27 en 28 van de Landinrichtingswet opnieuw een landinrichtingscommissie in, waarbij zij zoveel mogelijk de samenstelling van de commissie laten aansluiten op de samenstelling van de eerder ontbonden landinrichtingscommissie. Voor de toepassing van het derde tot en met het vijfde lid wordt onder «landinrichtingscommissie» mede begrepen de op de voet van de eerste volzin opnieuw ingestelde landinrichtingscommissie.

  • 3. Tegen de afwijzing van een verzoek tot herziening van het register van schattingsuitkomsten staat beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

  • 4. Op de herziening van het register van schattingsuitkomsten zijn de artikelen 161 tot en met 188 van de Landinrichtingswet van overeenkomstige toepassing. Voorzover in de procedure, ten aanzien waarvan de herziening van het register van schattingsuitkomsten wordt gevraagd, de lijst der rechthebbenden onherroepelijk is komen vast te staan, vormt deze het uitgangspunt voor de lijst der rechthebbenden, bedoeld in artikel 161 van de Landinrichtingswet.

  • 5. De behandeling van bezwaren door de landinrichtingscommissie, bedoeld in artikel 172 van de Landinrichtingswet, onderscheidenlijk door de rechter-commissaris, bedoeld in artikel 176 van de Landinrichtingswet, onderscheidenlijk door de rechtbank, bedoeld in artikel 180 van de Landinrichtingswet, wordt opgeschort indien de landinrichtingscommissie op een verzoek, bedoeld in het eerste lid, besluit tot herziening van het register van schattingsuitkomsten waarop deze bezwaren betrekking hebben. Afschrift van zodanig besluit wordt daartoe gezonden aan de rechter-commissaris, onderscheidenlijk de rechtbank.

ARTIKEL VIII

  • 1. Een belanghebbende kan uiterlijk tot de laatste dag van de vierde maand, volgend op de maand waarin de in artikel X, eerste lid, bedoelde dag valt, de landinrichtingscommissie verzoeken een plan van toedeling als bedoeld in artikel 196 van de Landinrichtingswet te herzien, indien hij ten overstaan van de landinrichtingscommissie aannemelijk kan maken dat hij onevenredig nadeel heeft ondervonden van de omstandigheid dat de richtlijnen voor het plan van toedeling die aan dat plan ten grondslag hebben gelegen in de periode gelegen na 28 juni 1996 in mandaat door de secretaris van de centrale landinrichtingscommissie zijn vastgesteld.

  • 2. Indien de landinrichtingscommissie die plan van toedeling in eerste aanleg heeft vastgesteld op het tijdstip van het indienen van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, op de voet van artikel 232 van de Landinrichtingswet is ontbonden, wordt het verzoek gericht aan gedeputeerde staten. In dat geval stellen gedeputeerde staten overeenkomstig de artikelen 27 en 28 van de Landinrichtingswet opnieuw een landinrichtingscommissie in, waarbij zij zoveel mogelijk de samenstelling van de commissie laten aansluiten op de samenstelling van de eerder ontbonden landinrichtingscommissie. Voor de toepassing van het derde tot en met het vijfde lid wordt onder «landinrichtingscommissie» mede begrepen de op de voet van de eerste volzin opnieuw ingestelde landinrichtingscommissie.

  • 3. Tegen de afwijzing van een verzoek tot herziening van het plan van toedeling staat beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

  • 4. Op een herziening van het plan van toedeling, welke voortvloeit uit een verzoek als bedoeld in het eerste lid, dan wel die noodzakelijk is geworden in verband met de toepassing van artikel VII, zijn de artikelen 195 tot en met 204 en de titels 1, 2, 3, 4, 7 en 8 van hoofdstuk VII van de Landinrichtingswet van overeenkomstige toepassing.

  • 5. In gevallen waarin artikel VII niet is toegepast, en het in het eerste lid bedoelde plan van toedeling nog niet heeft geleid tot inschrijving van een akte als bedoeld in artikel 208 van de Landinrichtingswet, wordt de lijst van rechthebbenden opnieuw vastgesteld met als uitgangspunt de lijst van rechthebbenden die ten grondslag heeft gelegen aan het in het eerste lid bedoelde plan van toedeling, met inachtneming van na vaststelling van die lijst opgetreden mutaties.

  • 6. In gevallen waarin artikel VII niet is toegepast, en het in het eerste lid bedoelde plan van toedeling heeft geleid tot inschrijving van een akte als bedoeld in artikel 208 van de Landinrichtingswet, wordt de lijst van rechthebbenden opnieuw vastgesteld met als uitgangspunt de bedoelde akte, met inachtneming van na inschrijving daarvan opgetreden mutaties.

  • 7. De behandeling van bezwaren door de landinrichtingscommissie, bedoeld in artikel 200 van de Landinrichtingswet, onderscheidenlijk door de rechter-commissaris, bedoeld in artikel 176 juncto artikel 202, onderdeel c, van de Landinrichtingswet onderscheidenlijk door de rechtbank, bedoeld in de artikelen 178 en 179 junctis artikel 202, onderdeel d, van de Landinrichtingswet, wordt opgeschort indien de landinrichtingscommissie op een verzoek, bedoeld in het eerste lid, besluit tot herziening van het plan van toedeling waarop deze bezwaren betrekking hebben. Afschrift van zodanig besluit wordt daartoe gezonden aan de rechter-commissaris, onderscheidenlijk de rechtbank.

  • 8. Het zevende lid is van overeenkomstige toepassing indien de landinrichtingscommissie besluit tot herziening van een register van schattingsuitkomsten dat ten grondslag ligt aan het in het zevende lid bedoelde plan van toedeling.

ARTIKEL IX

  • 1. Een belanghebbende kan uiterlijk tot de laatste dag van de vierde maand, volgend op de maand waarin de in artikel X, eerste lid, bedoelde dag valt, de landinrichtingscommissie verzoeken de lijst der geldelijke regelingen te herzien, indien hij ten overstaan van de landinrichtingscommissie aannemelijk kan maken dat hij onevenredig nadeel heeft ondervonden van de omstandigheid dat een proces-verbaal van aanwijzingen als bedoeld in artikel 210, derde lid, van de Landinrichtingswet, zoals dat luidde tot de datum van inwerkingtreding van dit artikel, dat aan bedoelde lijst ten grondslag heeft gelegen in de periode gelegen na 28 juni 1996 in mandaat door de secretaris van de centrale landinrichtingscommissie is vastgesteld.

  • 2. Indien de landinrichtingscommissie die de lijst der geldelijke regelingen in eerste aanleg heeft vastgesteld op het tijdstip van het indienen van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, op de voet van artikel 232 van de Landinrichtingswet is ontbonden, wordt het verzoek gericht aan gedeputeerde staten. In dat geval stellen gedeputeerde staten overeenkomstig de artikelen 27 en 28 van de Landinrichtingswet opnieuw een landinrichtingscommissie in, waarbij zij zoveel mogelijk de samenstelling van de commissie laten aansluiten op de samenstelling van de eerder ontbonden landinrichtingscommissie. Voor de toepassing van het derde tot en met het vijfde lid wordt onder «landinrichtingscommissie» mede begrepen de op de voet van de eerste volzin opnieuw ingestelde landinrichtingscommissie.

  • 3. Tegen de afwijzing van een verzoek tot herziening de lijst der geldelijke regelingen staat beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

  • 4. Op de herziening van de lijst der geldelijke regelingen, welke voortvloeit uit een verzoek als bedoeld in het eerste lid, dan wel die noodzakelijk is geworden in verband met de toepassing van artikel VII of artikel VIII, zijn de artikelen 210 tot en met 218 van de Landinrichtingswet van overeenkomstige toepassing.

  • 5. De behandeling van bezwaren door de landinrichtingscommissie, bedoeld in artikel 172, juncto artikel 216, onderdeel a, van de Landinrichtingswet, onderscheidenlijk door de rechter-commissaris, bedoeld in artikel 176, juncto artikel 216, onderdeel b, van de Landinrichtingswet, onderscheidenlijk door de rechtbank, bedoeld in de artikelen 178 en 179 junctis artikel 216, onderdeel c, van de Landinrichtingswet alsmede van de cassatie, bedoeld in artikel 217 van de Landinrichtingswet wordt opgeschort indien de landinrichtingscommissie op een verzoek, bedoeld in het eerste lid, besluit tot herziening van de lijst der geldelijke regelingen waarop deze bezwaren onderscheidenlijk deze cassatie betrekking hebben. Afschrift van zodanig besluit wordt daartoe gezonden aan de rechter-commissaris, onderscheidenlijk de rechtbank, onderscheidenlijk de Hoge Raad.

  • 6. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing indien de landinrichtingscommissie besluit tot herziening van een register van schattingsuitkomsten onderscheidenlijk een plan van toedeling dat ten grondslag ligt aan de in het vijfde lid bedoelde lijst der geldelijke regelingen.

ARTIKEL X

  • 1. Onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet treedt deze wet in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdeel JJJ, werkt terug tot en met 1 januari 1998.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 22 april 2004

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker

Uitgegeven de zevenentwintigste mei 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 1985, 299, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 mei 2004, Stb. 215.

XNoot
2

Stb. 1977, 233, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 584.

XNoot
3

Stb. 1977, 694, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 584.

XNoot
4

Stb. 1981, 248, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 mei 2004, Stb. 215.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2002/2003, 2003/2004, 28 967.

Handelingen II 2003/2004, blz. 2013–2030; 2177.

Kamerstukken I 2003/2004, 28 967 (A, B, C, D).

Handelingen I 2003/2004, blz. 1138–1142; 1249–1250.

Naar boven