Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatsblad 2004, 206 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatsblad 2004, 206 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 10 juli 2003, nr. WJZ 3025192;
Gelet op richtlijn nr. 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (PbEG L 108), richtlijn nr. 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (PbEG L 108), richtlijn nr. 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (PbEG L 108), en de artikelen 3.3, negende lid, 3.5, derde en vierde lid, 4.2, tiende lid, 4.10, eerste lid, 4.11, tweede lid, 10.1b en 16.1, eerste lid, van de Telecommunicatiewet;
De Raad van State gehoord (advies van 14 augustus 2003, nr. W 10.03.0306/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 3 mei 2004, nr. WJZ 4028469;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit alternatieve verdeling nummers1 wordt als volgt gewijzigd:
De artikelen 1 tot en met 4 komen te luiden:
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. wet: Telecommunicatiewet;
b. nummers waarop de procedure van veiling van toepassing is: nummers waarvan Onze Minister in een nummerplan heeft vastgesteld dat ze van uitzonderlijke economische waarde zijn en dat de procedure van veiling van toepassing is;
c. nummers waarop de procedure van loten van toepassing is: nummers, niet zijnde nummers waarop de procedure van veiling van toepassing is.
1. Indien er meerdere aanvragen om toekenning van een nummer waarop de procedure van veiling van toepassing is, bij het college zijn ingediend, stelt het college de aanvragers in kennis van het feit dat meerdere aanvragen zijn ingediend en dat de procedure van veiling wordt toegepast.
2. Indien er op dezelfde dag meerdere aanvragen om toekenning van een nummer waarop de procedure van loting van toepassing is, bij het college zijn ingediend, stelt het college de aanvragers in kennis van het feit dat meerdere aanvragen zijn ingediend en dat de procedure van loting wordt toegepast.
3. Bij toepassing van de procedure van veiling of van loting stelt het college het tijdstip vast waarop de veiling of de loting aanvangt alsmede de periode waarbinnen de veiling of de loting moet zijn beëindigd.
4. In de in het eerste en tweede lid bedoelde kennisgevingen wordt door het college mededeling gedaan van:
a. het tijdstip van aanvang van de veiling onderscheidenlijk de loting;
b. de periode waarbinnen de veiling onderscheidenlijk de loting plaatsvindt;
c. de beperkingen waaronder de toekenning wordt verleend;
d. de aan de toekenning te verbinden voorschriften.
1. Tot de veiling worden slechts toegelaten aanvragers die:
a. een aanvraag bij het college hebben ingediend voor toekenning van een nummer waarop de procedure van veiling van toepassing is en aan wie het college overeenkomstig artikel 2 mededeling heeft gedaan, en
b. op grond van bij of krachtens de wet gestelde regels in aanmerking komen voor toekenning van het aangevraagde nummer.
2. Tot de loting worden slechts toegelaten aanvragers die:
a. een aanvraag bij het college hebben ingediend voor toekenning van een nummer waarop de procedure van loting van toepassing is en aan wie het college overeenkomstig artikel 2 mededeling heeft gedaan, en
b. op grond van bij of krachtens de wet gestelde regels in aanmerking komen voor toekenning van het aangevraagde nummer.
1. Indien uit artikel 3, eerste lid, onderdeel b, voorvloeit dat slechts één aanvrager in aanmerking komt voor toekenning van het aangevraagde nummer waarop de procedure van veiling van toepassing is, kent het college dat nummer aan deze aanvrager toe zonder toepassing van een veiling.
2. Indien uit artikel 3, tweede lid, onderdeel b, voortvloeit dat slechts één aanvrager in aanmerking komt voor toekenning van het aangevraagde nummer waarop de procedure van loting van toepassing is, kent het college dat nummer aan deze aanvrager toe zonder toepassing van een loting.
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Bij ministeriële regeling kunnen in het kader van de behandeling van een aanvraag om toekenning van nummers waarop de procedure van veiling van toepassing is, regels worden gesteld omtrent de aanvraagprocedure en de wijze waarop de veiling geschiedt.
2. Het tweede lid, onderdeel h, vervalt.
3. Na het tweede lid wordt een nieuw lid toegevoegd luidende:
3. Bij ministeriële regeling kunnen in het kader van de behandeling van een aanvraag om toekenning van nummers waarop de procedure van loting van toepassing is regels worden gesteld omtrent de wijze waarop de loting geschiedt. Deze regels hebben in elk geval betrekking op maatregelen ten behoeve van een ongestoord verloop van de loting.
Artikel 1 van het Besluit medegebruik omroepzendernetwerken2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «zijn omroepzendernetwerk» vervangen door: zijn openbaar elektronisch communicatienetwerk dat bestaat uit radiozendapparaten die geschikt zijn voor het verspreiden van programma's.
2. In onderdeel c wordt «artikel 3.11, vijfde lid» vervangen door: artikel 3.11, vierde lid.
Het Besluit nummerportabiliteit3 wordt als volgt gewijzigd:
De artikelen 1 tot en met 3 komen te luiden:
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. wet: Telecommunicatiewet;
b. geografisch nummer: nummer uit een door Onze Minister krachtens artikel 4.1, eerste lid, van de wet vastgesteld nummerplan dat krachtens zijn bestemming gebruikt mag worden voor de ontvangst van gesprekken en waarvan een deel van de cijferstructuur een geografische betekenis heeft;
c. niet-geografisch nummer: nummer uit een door Onze Minister krachtens artikel 4.1, eerste lid, van de wet vastgesteld nummerplan dat krachtens zijn bestemming gebruikt mag worden voor de ontvangst van gesprekken, anders dan een nummer waarvan een deel van de cijferstructuur een geografische betekenis heeft;
d. geografisch gebonden dienst: een vaste openbare elektronische communicatiedienst waarbij gebruik wordt gemaakt van een geografisch nummer;
e. niet-geografisch gebonden dienst: een openbare elektronische communicatiedienst waarbij gebruik wordt gemaakt van een niet-geografisch nummer.
Een aanbieder van een geografisch gebonden dienst is verplicht degene die zijn dienst afneemt, de mogelijkheid te bieden het bij hem in gebruik zijnde geografische nummer te blijven gebruiken, indien diegene ervoor kiest om binnen hetzelfde netnummergebied:
a. de geografisch gebonden dienst af te nemen van een andere aanbieder, of
b. van hem de geografisch gebonden dienst af te nemen vanaf een andere locatie of tegen andere contractuele voorwaarden.
Een aanbieder van een niet-geografisch gebonden dienst is verplicht degene die zijn dienst afneemt, de mogelijkheid te bieden het bij hem in gebruik zijnde niet-geografische nummer te blijven gebruiken, indien diegene ervoor kiest om:
a. de niet-geografisch gebonden dienst af te nemen van een andere aanbieder, of
b. van hem de niet-geografisch gebonden dienst af te nemen tegen andere contractuele voorwaarden.
Artikel 7 komt te luiden:
1. Een aanbieder van een geografisch gebonden dienst als bedoeld in artikel 2, of van een niet-geografisch gebonden dienst als bedoeld in artikel 3, mag ter zake van de naleving van de in die artikelen bedoelde verplichtingen van degene die zijn nummer wil blijven gebruiken geen vergoeding verlangen.
2. Van degene die, met een beroep op artikel 2, onderdeel a, of op artikel 3, onderdeel a, met behoud van het gebruik van het reeds bij hem in gebruik zijnde nummer de in die artikelen bedoelde diensten voortaan van een andere aanbieder afneemt, mag door die aanbieder ter dekking van de administratieve kosten van de realisatie van het nummerbehoud een eenmalige vergoeding van ten hoogste € 10,00 worden verlangd.
3. Het in het tweede lid genoemde bedrag kan bij ministeriële regeling worden gewijzigd voor zover het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie daartoe aanleiding geeft.
Het vijfde lid van artikel 15 van het Besluit randapparaten en radioapparaten4 vervalt.
Het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet5 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid worden de onderdelen a tot en met i vervangen door:
a. openbare elektronische communicatienetwerken;
b. openbare elektronische communicatiediensten;
c. systemen voor voorwaardelijke toegang;
d. toegang tot het programma-aanbod;
e. vergunningen als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, en 20.2, eerste lid, van de wet;
f. vergunningen als bedoeld in artikel 20.7, eerste lid, van de wet;
g. nummers;
h. diensten van certificatiedienstverleners.
2. In het derde lid wordt «bedoeld in het tweede lid, onder a tot en met e» vervangen door: bedoeld in het tweede lid, onder a tot en met c.
Artikel 10 komt te luiden:
1. Degene die het college verzoekt een geschil als bedoeld in artikel 12.9 van de wet te beslechten, is ter bestrijding van de kosten aan het college een vergoeding verschuldigd van € 133,00.
2. De hoogte van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, kan bij ministeriële regeling worden gewijzigd voorzover het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie daartoe aanleiding geeft.
3. Het college wijst de aanvrager, bedoeld in het eerste lid, op het verschuldigd zijn van het bedrag en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dagtekening van zijn mededeling moet zijn betaald. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is betaald, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de aanvrager in verzuim is geweest.
4. De artikelen 2 tot en met 9 zijn niet van toepassing op de in dit artikel bedoelde vergoeding.
Het Frequentiebesluit6 wordt als volgt gewijzigd:
In de artikelen 4, tweede lid, en 8, vijfde lid, wordt «openbare telecommunicatienetwerken of openbare telecommunicatiediensten» vervangen door: openbare elektronische communicatienetwerken of openbare elektronische communicatiediensten.
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «openbare telecommunicatienetwerken of het aanbieden van openbare telecommunicatiediensten» vervangen door: openbare elektronische communicatienetwerken of openbare elektronische communicatiediensten.
2. In het tweede lid wordt «16 weken» vervangen door: 32 weken.
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a vervalt.
2. De onderdelen b tot en met g worden geletterd a tot en met f.
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef van het eerste lid wordt «openbare telecommunicatienetwerken of openbare telecommunicatiediensten» vervangen door: openbare elektronische communicatienetwerken of openbare elektronische communicatiediensten.
b. In de onderdelen a tot en met c wordt «telecommunicatienetwerk» vervangen door: elektronische communicatienetwerk.
2. In het tweede lid wordt «openbare telecommunicatiediensten» vervangen door openbare elektronische communicatiediensten, wordt «openbare telecommunicatienetwerk» vervangen door openbare elektronische communicatienetwerk en wordt «openbaar telecommunicatienetwerk en een openbare telecommunicatiedienst» vervangen door: openbaar elektronisch communicatienetwerk en een openbare elektronische communicatiedienst.
1. Indien na het tijdstip waarop dit besluit in werking is getreden, in het jaar 2004 voor de eerste maal krachtens artikel 5 van het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet bij ministeriële regeling een vergoeding voor een categorie van werkzaamheden of diensten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van dat besluit wordt vastgesteld, heeft die vergoeding slechts betrekking op de periode vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van die regeling tot en met 31 december 2004.
2. Indien door de toepassing van artikel 4, tweede lid, van het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet na de inwerkingtreding van het onderhavige besluit een andere vergoeding voor een bij de Regeling vergoedingen OPTA 2004 vastgestelde categorie of subcategorie van gelijksoortige werkzaamheden of diensten wordt vastgesteld, heeft die vergoeding slechts betrekking op de periode vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende ministeriële regeling tot en met 31 december 2004 en vindt er een verrekening plaats met de reeds voor het kalenderjaar 2004 betaalde vergoeding voor het deel dat betrekking heeft op de eerder vermelde periode.
Het Besluit ONP-geschillenbeslechting7 wordt ingetrokken.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Economische Zaken,
L. J. Brinkhorst
Uitgegeven de achttiende mei 2004
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Met dit besluit worden enkele algemene maatregelen van bestuur aangepast aan de Telecommunicatiewet, zoals gewijzigd bij de Wet implementatie Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector 2002.
Het merendeel van de in het onderhavige besluit aangebrachte wijzigingen betreffen terminologische aanpassingen. Daarnaast vloeien de wijzigingen voort uit nieuwe regels inzake het veilen van nummers en inzake nummerportabiliteit (zie de artikelen 4.2 en 4.10 van de Telecommunicatiewet).
De centrale begrippen van de Telecommunicatiewet zijn nu elektronisch communicatienetwerk en elektronische communicatiedienst. Kenmerkend voor de nieuwe regelgeving is dat zij, vanwege de toenemende convergentie van de sectoren telecommunicatie, media (waaronder omroep) en informatietechnologie in een uniform kader beoogt te voorzien, waarvan de werking wordt bepaald door de functionaliteit van diensten en netwerken, en niet door de technologie die daaraan ten grondslag ligt.
In het algemeen deel van de memorie van toelichting bij de Wet implementatie Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector 2002 (Kamerstukken II 2002/03, 28 851, nr. 3), is in paragraaf 11.2 uitvoerig ingegaan op de administratieve lasten. Zoals hiervoor is aangegeven, strekt dit besluit er slechts toe enkele algemene maatregelen van bestuur in overeenstemming te brengen met de Telecommunicatiewet, zoals gewijzigd bij de hiervoor bedoelde wet. Voorzover de in dit besluit gewijzigde algemene maatregelen van bestuur al tot administratieve lasten leiden, worden in de aan die besluiten reeds verbonden administratieve lasten geen wijzigingen aangebracht door het voorliggende besluit.
Het Adviescollege toetsing administratieve lasten heeft bij brief van 12 mei 2003, kenmerk RL/PS/2003/091, medegedeeld af te zien van een Actal-toets op de gevolgen van het voorliggende besluit voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.
Een ontwerp van dit besluit is op grond van artikel 5 van het Informatiestatuut Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit voorgelegd aan het college voor de post- en telecommunicatiemarkt (verder: college). In het kader van de door het college uitgevoerde uitvoeringstoets van het ontwerpbesluit zijn in de brief van 21 mei 2003, kenmerk OPTA/SEC/2003/201950, de volgende opmerkingen gemaakt.
Wijziging Besluit alternatieve verdeling nummers
Het college maakt met betrekking tot de wijziging van het Besluit alternatieve verdeling van nummers een aantal opmerkingen die het ook heeft gemaakt bij het ontwerp van de Wet implementatie Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector 2002. Het college heeft een andere opvatting over de wijze waarop vastgesteld wordt welke nummers geveild kunnen worden. Het college is van mening dat pas op het moment dat er meerdere aanvragen voor een nummer worden ingediend, er een aanwijzing is dat dat nummer van uitzonderlijke economische waarde is. Op dat moment vindt overleg met de marktpartijen plaats, zodat voldaan is aan de consultatieplicht die richtlijn nr. 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische communicatienetwerken en -diensten (PbEG L 108) (Machtigingsrichtlijn) voorschrijft, en kan het nummer worden geveild. Zoals in de memorie van toelichting bij de Wet implementatie Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector 2002 (Kamerstukken II 2002/03, 28 851, nr. 3) uiteen is gezet, is het van belang dat potentiële aanvragers vooraf weten of een bepaald nummer in beginsel door middel van een veiling zal worden toegekend. Dit kan immers van invloed zijn op de keuze om ofwel een dergelijk nummer aan te vragen ofwel een ander nummer. Deze duidelijkheid wordt verkregen door in een nummerplan vast te leggen welke nummers van uitzonderlijke economische waarde zijn. Nummerplannen worden voorbereid volgens de voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Belanghebbenden hebben derhalve de mogelijkheid hun opvattingen over (onder meer) het aanduiden van nummers van uitzonderlijke economische waarde kenbaar te maken. Daarnaast wordt voorkomen dat er met betrekking tot bepaalde nummers tweemaal een consultatie van belanghebbenden gehouden moet worden: namelijk bij het vaststellen of wijzigen van een nummerplan en vervolgens indien voor een bepaald nummer twee of meer aanvragen zijn ingediend.
Het college geeft aan dat het in onvoorziene uitzonderingssituaties de keuze moet hebben om een nummer te loten of te veilen. Daarnaast zou het college in geval van uitvoeringsproblemen van veiling of loting af moeten kunnen zien. De optie om de keuze voor de verdelingsprocedure op ad hoc basis te maken, is niet in overeenstemming met de Machtigingsrichtlijn en met het rechtszekerheidsvereiste. De Machtigingsrichtlijn bepaalt immers dat de procedures voor het verlenen van gebruiksrechten (waaronder nummers) open, transparant en niet-discriminerend moeten zijn. Daarnaast kan de procedure van veiling alleen worden toegepast indien er sprake is van nummers van uitzonderlijke economische waarde. Het is niet duidelijk welke uitvoeringsproblemen het houden van een veiling of een loting in de weg zouden staan.
Het college merkt verder op dat de in de artikelen 2 en 3 genoemde termijnen waarbinnen het college een bericht van kennisgeving aan de aanvrager moet sturen, overbodig zijn. Deze opmerking van het college is overgenomen. Het college moet als de procedure van veilen toepast moet worden, binnen zes weken beslissen op de aanvragen. Het bepalen van de termijnen waarbinnen het college de verschillende stappen van de veilingprocedure moet zetten wordt aan het college overgelaten. De artikelen 2 en 3 zijn op dit punt gewijzigd.
Wijziging Besluit nummerportabiliteit
Het college merkt op dat door een onderscheid te maken tussen geografische en niet-geografische nummers er ook porteringsverplichtingen worden geschapen voor nummers uit andere nummerplannen dan het Nummerplan telefonie- en ISDN-diensten. Het college is van mening dat het opleggen van porteringsverplichtingen voor dergelijke nummers niet volgt uit artikel 30 van richtlijn nr. 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (PbEG L 108) (Universeledienstrichtlijn). Ook binnen het Nummerplan telefonie- en ISDN-diensten worden porteringsverplichtingen opgelegd die volgens het college niet bedoeld zijn (in de 1-serie). Het college stelt voor om nummerportabiliteit te beperken tot nummers die worden gebruikt om aansluitingen van gebruikers van openbare elektronische communicatiediensten (inclusief telefoondiensten) te adresseren. Het college mist het opleggen van nummerportabiliteit voor geografische nummers voor doeleinden waarbij er alleen uitgaande of alleen inkomende oproepen zijn. In het besluit is aangesloten bij artikel 30 van de Universeledienstrichtlijn. Dat artikel bepaalt dat de lidstaten er voor zorgen dat alle abonnees van openbare telefoondiensten, in nader omschreven gevallen, op verzoek hun nummer kunnen behouden. De richtlijn beperkt nummerportabiliteit derhalve tot abonnees van de openbare telefoondienst. De nader omschreven gevallen betreffen het onderscheid tussen geografische en niet-geografische nummers. In het besluit is dit uitgewerkt door op te nemen dat nummerportabiliteit verplicht wordt gesteld aan aanbieders van een openbare elektronische communicatiediensten waarbij gebruik wordt gemaakt van geografische of niet-geografische nummers. Geografische en niet-geografische nummers dienen krachtens hun bestemming in het nummerplan gebruikt te mogen worden voor de ontvangst van gesprekken.
Indien een dienst gebruik maakt van een nummer dat niet voldoet aan de definitie van geografisch of niet-geografisch nummer, is op die dienst nummerportabiliteit niet van toepassing. Dit geldt voor alle nummerplannen, dus niet alleen voor het nummerplan telefonie- en ISDN-diensten. De wijze waarop een lidstaat zijn nummerplannen inricht is immers niet bepalend voor de vraag of nummerportabiliteit wel of niet verplicht is. Door in het besluit een onderscheid aan te brengen tussen geografische en niet-geografische nummers, waarbij het element dat het nummer gebruikt mag worden voor het ontvangen van gesprekken een belangrijke rol speelt, wordt de porteringsplicht in feite beperkt tot diensten waarbij nummers worden gebruikt uit het Nummerplan telefonie- en ISDNdiensten.
Het college stelt verder dat aanbieders geen natuurlijke prikkel hebben om mee te werken aan porteringsverzoeken. Teneinde te voorkomen dat de door de regelgeving geboden verlaagde drempel voor het naar een andere aanbieder overstappen door de te verlaten aanbieder praktisch onmogelijk wordt gemaakt, doet het college een aantal voorstellen. Zo stelt het college onder meer voor om een bepaling in het Besluit nummerportabiliteit op nemen waarin het college de bevoegdheid krijgt een maximum te stellen aan de termijn waarbinnen een porteringsverzoek moet zijn afgehandeld, of om een termijn in het besluit zelf op te nemen. Verder is het college van mening dat de verkooppunten betere informatie over nummerportabiliteit moeten geven en dat door hen geen additionele eisen gesteld mogen worden. Het college stelt voor in het besluit een bepaling op nemen waarmee het college de bevoegdheid krijgt om aanbieders te verplichten om hun verkooppunten naar behoren informatie te laten verschaffen. Op grond van artikel 12.9 van de (gewijzigde) Telecommunicatiewet kan een consument die een geschil heeft met een aanbieder over de wijze waarop nummerportering wordt uitgevoerd het geschil aan het college voorleggen. Dit biedt het college de mogelijkheid om een termijn te bepalen waarbinnen het porteringsverzoek moet zijn afgehandeld. De voorstellen met betrekking tot de verkooppunten vallen buiten de implementatie van de Universeledienstrichtlijn. Dat neemt niet weg dat ik met het college van mening ben dat belemmeringen met betrekking tot daadwerkelijke nummerportabiliteit moeten worden voorkomen. Daarbij verwijs ik naar het kabinetsstandpunt inzake het MDW-rapport van de werkgroep Overstapkosten, «Kosten noch moeite. Drempels slechten voor de switchende consument» (Kamerstukken II 2001/02, 24 036, nr. 259), waarin ook aanbevelingen met betrekking tot nummerportabiliteit zijn gedaan. De door het college aangekaarte problemen inzake nummerportabiliteit zullen in een separaat traject aan de orde komen.
Wijziging Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet
Het college merkt op dat in artikel 4, tweede lid, van het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet niet moet worden volstaan met de categorie systemen voor voorwaardelijke toegang maar dat de categorie «bijbehorende faciliteiten» opgenomen moet worden, zodat ook aanbieders van elektronische programmagidsen meebetalen in de omslag. Het college constateert terecht dat systemen voor voorwaardelijke toegang en elektronische programmagidsen ingevolge de definitie van artikel 1.1, onderdeel j, van de Telecommunicatiewet bijbehorende faciliteiten zijn. Echter, de Telecommunicatiewet noch de daarop gebaseerde regelgeving bevat specifieke verplichtingen voor aanbieders die elektronische programmagidsen aanbieden. Er is derhalve ook geen sprake van het houden van toezicht op die aanbieders. Aanbieders die slechts elektronische programmagidsen aanbieden, behoeven zich dan ook niet te registreren. Dat dit het geval is, blijkt uit het feit dat de categorie elektronische programmagidsen niet in artikel 4, tweede lid, van het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet is opgenomen. Uiteraard zal zodra er wel bij of krachtens de Telecommunicatiewet verplichtingen worden opgelegd aan aanbieders van elektronische programmagidsen, het besluit daaraan worden aangepast.
Artikel VII van het aan het college voorgelegde ontwerp is komen te vervallen. Deze overgangsbepaling is overbodig omdat de Regeling vergoedingen OPTA 2004 wordt aangepast en op hetzelfde tijdstip in werking treedt als de Wet implementatie Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector 2002.
In artikel VII (in het aan het college voorgelegde ontwerp was dat artikel VIII) is aan het eind van het tweede lid, conform het voorstel van het college, de zinsnede «voor het deel dat betrekking heeft op de eerder vermelde periode» toegevoegd.
Een ontwerp van de wijziging van het Besluit nummerportabiliteit is ingevolge de Universeledienstrichtlijn voorgelegd aan het Permanent overlegorgaan post en telecommunicatie (OPT). Het OPT heeft geen rapport van bevindingen uitgebracht. Wel heeft een aantal leden binnen de gestelde reactietermijn opmerkingen over het ontwerp gemaakt. In het besluit is, daar waar relevant, zoveel mogelijk met de door hen gemaakte opmerkingen rekening gehouden.
Het Besluit alternatieve verdeling nummers is aangepast in verband met artikel 4.2, zevende lid, van de Telecommunicatiewet. Indien er voor eenzelfde nummer meerdere aanvragen bij het college worden ingediend, had op grond van het vroegere artikel 4.2, zesde lid, van de Telecommunicatiewet het college de vrijheid om te kiezen of deze aanvragen werden behandeld volgens een procedure van veiling of volgens een procedure van loting. De Telecommunicatiewet bepaalt nu dat voor nummers waarvan de Minister van Economische Zaken in een nummerplan heeft vastgelegd dat deze van bijzondere economische waarde zijn – bij meerdere aanvragen – de procedure van veiling moet worden toegepast. Voor alle andere nummers waarvoor meerdere aanvragen zijn ingediend, moet de procedure van loting worden toegepast.
In artikel 1 van het Besluit alternatieve verdeling nummers worden twee soorten nummers onderscheiden, te weten nummers waarop de veilingprocedure van toepassing is en nummers waarop de lotingprocedure van toepassing is. Alleen nummers die in een nummerplan zijn aangemerkt als nummers van uitzonderlijke economische waarde kunnen worden geveild. Op de voorbereiding van nummerplannen is de voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Marktpartijen worden derhalve geconsulteerd over het voornemen van de Minister van Economische Zaken om bepaalde nummers aan te merken als nummers van bijzondere economische waarde. Alle nummers die niet als zodanig zijn aangemerkt, worden indien daarvoor op dezelfde dag door twee of meer aanvragers een aanvraag is ingediend, toegekend door middel van de procedure van loting.
De artikelen 2, 3 en 4 van het Besluit alternatieve verdeling nummers zijn aangepast aan het onderscheid dat de Telecommunicatiewet maakt tussen nummers waar de veilingprocedure op van toepassing is en nummers waarop de lotingprocedure van toepassing is. Tevens is de keuzevrijheid voor het college om uit de twee procedures te kunnen kiezen, vervangen door de verplichting voor het college om bij nummers waarvan de Minister van Economische Zaken in een nummerplan heeft aangegeven dat ze van uitzonderlijke economische waarde zijn en waarop de veilingprocedure van toepassing is, die nummers toe te kennen door middel van de procedure van veilen indien voor dergelijke nummers door meerdere aanvragers een aanvraag is ingediend. Daarnaast is het college verplicht om in het geval dat voor overige nummers door meerdere aanvragers op dezelfde dag een aanvraag is ingediend, die nummers toe te kennen door middel van de procedure van loten.
Krachtens artikel 4.2, negende lid, van de Telecommunicatiewet kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraagprocedure van nummers waarop de veilingprocedure van toepassing is, met betrekking tot de veilingprocedure en met betrekking tot de lotingprocedure. De mogelijkheid tot het stellen van regels met betrekking tot de aanvraagprocedure voor te veilen nummers is nieuw. Artikel 5 van het besluit wordt in die zin aangepast dat het bij ministeriële regeling mogelijk wordt om regels te stellen omtrent de aanvraagprocedure.
Artikel 4.2, tweede lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt dat op aanvragen waarop de procedure van veiling van toepassing is, binnen zes weken beslist moet zijn. De verlenging van de beslistermijn van zes naar negen weken die in artikel 6 is opgenomen, is in strijd met de wet en is derhalve vervallen.
Artikel 1, onderdeel b, van het Besluit medegebruik omroepzendernetwerken is aangepast aan de nieuwe begrippen van de Telecommunicatiewet. Daarnaast is onderdeel c van artikel 1 van dat besluit aangepast aan de huidige nummering van de onderdelen van artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet.
Als categorie van openbare elektronische communicatiediensten waarop de verplichting van nummerportabiliteit van toepassing is, wordt de openbare elektronische communicatiedienst waarbij gebruik wordt gemaakt van geografische of niet-geografische nummers aangewezen. Geografische nummers zijn die nummers die in een door de Minister van Economische Zaken op grond van artikel 4.1, eerste lid, van de Telecommunicatiewet vastgesteld nummerplan zijn opgenomen en die krachtens hun bestemming mogen worden gebruikt voor de ontvangst van gesprekken en waarvan een deel van de cijferstructuur een geografische betekenis heeft. Niet-geografische nummers zijn die nummers die in een door de Minister van Economische Zaken op grond van artikel 4.1, eerste lid, van de Telecommunicatiewet vastgesteld nummerplan zijn opgenomen en die krachtens hun bestemming gebruikt mogen worden voor de ontvangst van gesprekken en waarvan de cijferstructuur geen geografische betekenis heeft. Er moet derhalve worden voldaan aan twee kenmerken wil een nummer voldoen aan de in dit besluit gegeven definitie van niet-geografisch nummer. De eerste betreft dat in het betreffende nummerplan bij de bestemming van het nummer is bepaald dat het nummer gebruikt moet kunnen worden voor het ontvangen van gesprekken. Het criterium van kunnen ontvangen van gesprekken geeft aan dat het om (spraak)telefonie gaat. Dit criterium beperkt het aantal nummerplannen waar de definitie betrekking op heeft in wezen tot één nummerplan, te weten het Nummerplan telefonie- en ISDN-diensten. In andere nummerplannen, bijvoorbeeld het Nummerplan telexdiensten en het Nummerplan internationale signaleringspuntcodes, is in de bestemming van de nummers niet het element spraak opgenomen. Nummers uit die nummerplannen vallen derhalve niet onder de definitie van niet-geografisch nummer zoals opgenomen in het onderhavige besluit en voor deze nummers geldt dus ook geen porteringsplicht. Het tweede kenmerk houdt in dat de cijferstructuur geen geografische betekenis heeft. Enkele voorbeelden van nummers uit het Nummerplan telefonie- en ISDN-diensten die vallen onder de definitie van niet-geografisch nummer zijn nummers voor mobiele telefonie en nummers voor informatiediensten (0800 en 090x). Bepalend of er sprake is van een geografisch nummer, is het antwoord op de vraag of een deel van de cijferstructuur een geografische betekenis heeft en of het nummer voor het ontvangen van gesprekken mag worden gebruikt. Het daadwerkelijke gebruik is niet relevant. Indien een nummer dat begint met 070 uitsluitend gebruikt wordt voor de ontvangst van faxen is er in het feitelijke gebruik geen sprake van spraaktelefonie, maar toch wordt in dit geval het nummer aangemerkt als een geografisch nummer omdat een 070-nummer krachtens het Nummerplan telefonie- en ISDN-diensten wel voor spraak gebruikt mag worden.
Bij het afnemen van een dienst tegen andere contractuele voorwaarden kan worden gedacht aan bijvoorbeeld de overstap van prepaid naar postpaid of de overstap van analoog naar digitaal.
Omdat de Telecommunicatiewet niet langer een onderscheid maakt tussen vaste telefonie en mobiele telefonie zijn de artikelen van het huidige Besluit nummerportabiliteit waarin dit onderscheid wel werd gemaakt, vervallen. Ook de aparte aanwijzing van openbare telecommunicatiediensten waarbij gebruik wordt gemaakt van gratis nummers, bijzondere gratis nummers, koopnummers of tariefnummers als categorieën van elektronische communicatiediensten waarop de verplichting van nummerportabiliteit rust vervalt, omdat dergelijke nummers vallen onder de noemer van niet-geografische nummers.
De porteringsverplichting rust op grond van het huidige Besluit nummerportabiliteit reeds op aanbieders van diensten waarbij koopnummers, tariefnummers en gratis nummers worden gebruikt en wordt ten aanzien van deze aanbieders derhalve voortgezet.
De bepaling dat de aanbieder die wordt verlaten geen vergoeding mag vragen van de gebruiker van het nummer die er voor kiest naar een andere aanbieder over te stappen, blijft gehandhaafd. De nieuwe aanbieder mag daarentegen wel een eenmalige vergoeding vragen die strekt tot de vergoeding van administratieve kosten. In het geval dat niet van aanbieder maar van dienst wordt gewijzigd, mag de aanbieder geen kosten in rekening brengen.
Artikel 15 van het Besluit randapparaten en radioapparaten behelst de verplichting voor aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken om het college informatie te verschaffen over de technische specificaties van netwerkaansluitpunten en bevat regels over de bekendmaking van die informatie. Aangezien het Besluit ONP huurlijnen en telefonie een vergelijkbare regeling kende, was in het vijfde lid van artikel 15 van het eerstgenoemde besluit geregeld dat informatie die reeds op grond van artikel 26 van het Besluit ONP huurlijnen en telefonie aan het college was verschaft en bekend gemaakt niet nogmaals aan het college behoefde te worden verstrekt. Op deze wijze werd voorkomen dat aanbieders van een openbaar telecommunicatienetwerk dezelfde informatie twee maal zouden moeten verstrekken. Nu het Besluit ONP huurlijnen en telefonie is ingetrokken (zie het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen) is de noodzaak van de uitzondering van artikel 15, vijfde lid, van het Besluit randapparaten en radioapparaten komen te vervallen.
Het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet bevat nadere regels inzake de verschuldigde vergoedingen voor werkzaamheden of diensten van de Minister van Economische Zaken en het college die ingevolge de Telecommunicatiewet worden verricht. Daarbij is, ten behoeve van de toerekening van die kosten, een indeling gemaakt naar de hoofdcategorieën van gelijksoortige werkzaamheden of diensten.
De hoofdcategorieën van werkzaamheden of diensten die door het college (kunnen) worden verricht, zijn opgenomen in artikel 4, tweede lid, van genoemd besluit. Deze indeling is gebaseerd op de Telecommunicatiewet zoals gewijzigd bij de Wet implementatie Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector 2002. De huidige indeling vloeit derhalve voort uit het nieuwe begrippenkader van de Telecommunicatiewet en uit nieuwe taken en bevoegdheden van het college. Een aantal in het vroegere artikel 4, tweede lid, genoemde categorieën van werkzaamheden of diensten, komt in de huidige indeling niet meer als aparte categorie terug. Immers, de categorieën openbare elektronische communicatienetwerken en openbare elektronische communicatiediensten zijn ruimer dan de vroegere categorieën openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten. Zo bestaat de categorie huurlijnen niet langer als een aparte categorie. De vergoeding voor werkzaamheden en diensten voor de uitvoeringstaken alsmede voor de toezichtstaak van het college met betrekking tot huurlijnen behoort thans tot de categorie openbare elektronische communicatiediensten.
Het college kan op grond van artikel 12.9 van de Telecommunicatiewet geschillen beslechten tussen een consument en een aanbieder of onderneming die openbare elektronische communicatienetwerken of openbare elektronische communicatiediensten aanbiedt. Ter bestrijding van de kosten die het beslechten van dergelijke geschillen met zich meebrengt, moet de consument die het geschil bij het college aanhangig maakt een vergoeding betalen. De grondslag voor het vragen van een vergoeding voor deze werkzaamheden van het college is gelegen in artikel 16.1, eerste lid, van de Telecommunicatiewet. Artikel 12.9 van de Telecommunicatiewet voorziet in een laagdrempelige en goedkope geschilbeslechtingsprocedure. Derhalve zal, evenals dat het geval was in het voormalige Besluit ONP-geschillenbeslechting, voor de bepaling van het vergoedingsbedrag de hoogte van het griffierecht als bedoeld in artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht als voorbeeld dienen. De mogelijkheid tot aanpassing van dat bedrag is eveneens ontleend aan genoemd artikel van de Algemene wet bestuursrecht.
Het derde lid van artikel 10 van het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet bepaalt dat het verschuldigde bedrag tijdig moet zijn voldaan. Indien dat niet gebeurt dan wordt de aanvraag niet in behandeling genomen. Dit lijdt uitzondering indien het niet tijdige betalen verschoonbaar is.
Volledigheidshalve wordt hier nog gewezen op het tweede lid van artikel 12.9 van de Telecommunicatiewet. Op grond van dat artikel kan het college bepalen dat indien de consument in het gelijk wordt gesteld, de door hem betaalde vergoeding door de in het ongelijk gestelde partij wordt vergoed.
De wijzigingen van de artikelen 4, tweede lid, 8, vijfde lid en 15, eerste lid, van het Frequentiebesluit vloeien voort uit het nieuwe begrippenapparaat van de Telecommunicatiewet. De termijn waarbinnen op een aanvraag voor een vergunning voor het gebruik van de daar bedoelde frequentieruime moet zijn beslist, wordt geregeld in artikel 5, derde lid, van Richtlijn nr. 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische communicatienetwerken en -diensten (PbEG L 108) (Machtigingsrichtlijn). Op grond van genoemd artikel moet op een aanvraag voor een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte die in het nationaal frequentieplan bestemd is voor een bepaald gebruik binnen zes weken worden beslist. Dit is reeds geregeld in artikel 15, eerste lid, van het Frequentiebesluit. Indien de desbetreffende vergunning wordt verleend door middel van de procedure van vergelijkende toets (met inbegrip van een financieel bod) of veiling, kan die termijn ingevolge artikel 7, vierde lid, van de Machtigingsrichtlijn worden verlengd met een termijn van maximaal acht maanden. De mogelijkheid om de termijn te verlengen waarbinnen op een aanvraag om een vergunning moet zijn beslist, was reeds geregeld in artikel 15, tweede lid, van het Frequentiebesluit. Op grond van artikel 15, tweede lid, van het Frequentiebesluit bedraagt die termijn nu ten hoogste 32 weken.
Artikel 17 van het Frequentiebesluit regelt welke voorschriften en beperkingen, naast die bedoeld in artikel 16 van het besluit, betrekking kunnen hebben op een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte die bestemd is voor het aanbieden van openbare elektronische communicatienetwerken of openbare elektronische communicatiediensten. Deze categorieën van netwerken en diensten zijn ruimer dan de oude categorieën. Nu kunnen ook met betrekking tot een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte die bestemd is voor het aanbieden van openbare elektronische communicatienetwerken die bestaan uit radiozendapparaten en geschikt zijn voor het verspreiden van programma's, voorschriften en beperkingen worden verbonden inzake de dekkingsgraad en de kwaliteit van die netwerken (in de oude terminologie: omroepzendernetwerken).
Het eerste lid bevat een regeling voor het geval in het jaar 2004 voor nieuwe categorieën van werkzaamheden of diensten een vergoeding verschuldigd is. Voor categorieën van werkzaamheden of diensten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet die het oude artikel 4 van dat besluit niet kende, is het mogelijk dat eerst op of na de inwerkingtreding van het onderhavige besluit een vergoeding wordt vastgesteld. Indien dat het geval is, is de vergoeding, in afwijking van artikel 2 van eerder genoemd besluit, slechts verschuldigd voor de periode van inwerkingtreding van de ministeriële regeling waarbij die vergoeding wordt vastgesteld tot en met 31 december 2004.
Het tweede lid bevat een regeling voor het geval in het jaar 2004 de vergoeding voor een reeds vastgestelde categorie of subcategorie van werkzaamheden of diensten wordt gewijzigd. De toepassing van artikel 4, tweede lid, van het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet kan er toe leiden dat er meer werkzaamheden voor de daar bedoelde categorieën worden verricht. Voor de extra kosten die daarvan het gevolg zijn, zal een aanvullende vergoeding in rekening gebracht worden. Die vergoeding geldt alleen voor de periode van inwerkingtreding van de desbetreffende ministeriële regeling tot en met het einde van het jaar 2004. Deze voorziening is nodig aangezien vergoedingen voor het gehele kalenderjaar verschuldigd zijn en bij vooruitbetaling moeten worden voldaan. Indien het tarief niet wijzigt, zal er geen sprake zijn van het voldoen van een extra bedrag. Indien een gewijzigde vergoeding hoger is dan de oorspronkelijke vergoeding, zal een verrekening plaatsvinden met het bedrag dat reeds voldaan is.
De vroegere artikelen 7.1 en 7.7 van de Telecommunicatiewet, vormden mede de grondslag van het Besluit ONP-geschillenbeslechting. Op grond van genoemde artikelen van de Telecommunicatiewet en genoemd besluit, kon een belanghebbende over een geschil met een telecommunicatieaanbieder over een veronderstelde inbreuk van het bij of krachtens de wet bepaalde ter uitvoering van de ONP-huurlijnenrichtlijn (richtlijn nr. 92/44/EG) of de ONP-spraakrichtlijn II (richtlijn nr. 98/10/EG) aan het college verzoeken een oordeel te geven over zo'n veronderstelde inbreuk. Nu deze richtlijnen op grond van artikel 26 van richtlijn nr. 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (PbEG L 108) zijn vervallen, wordt het Besluit ONP-geschillenbeslechting ingetrokken.
De Minister van Economische Zaken,
L. J. Brinkhorst
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2004-206.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.