Besluit van 20 april 2004 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB in verband met wijziging van de systematiek van verdeling van de uitkeringskosten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, drs. Annette D. S. M. Nijs, MBA, van 3 maart 2004, nr. 2004/9671 (3775), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 2.4.1, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 18 maart 2004, nr. W05.04.0099/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, drs. Annette D. S. M. Nijs, MBA, van 15 april 2004, nr. WJZ/2004/15419(3775), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 4.5.2 van het Uitvoeringsbesluit WEB1 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het derde lid onder C wordt «op of na 1 augustus 1998» vervangen door: in de periode tussen 31 juli 1998 en 1 augustus 2004.

b. In het vierde lid wordt aan het slot van onderdeel a «, en» vervangen door: ;.

c. In het vierde lid, onderdeel b, wordt «op of na 1 augustus 1998» vervangen door: in de periode tussen 31 juli 1998 en 1 augustus 2004.

d. In het vierde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door «, en» een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. 100% van de kosten van de uitkeringen in dat kalenderjaar voor gewezen personeel van dat kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven, voor zover deze kosten voortvloeien uit een ontslag dat is geëffectueerd op of na 1 augustus 2004.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 20 april 2004

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

A. D. S. M. Nijs

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Uitgegeven de dertiende mei 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

In dit besluit wordt de term kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven gebezigd. Deze term vervangt de voorheen gebezigde term landelijke organen. Dit is overeenkomstig het wetsvoorstel technische herziening WEB (Kamerstukken I 2002/03, 28 745) dat momenteel in de Eerste Kamer aanhangig is.

Voor de kwaliteit van het beroepsonderwijs is het van groot belang dat het georganiseerde bedrijfsleven medebepalend is voor de inrichting van de verschillende opleidingen. De wezenlijke taak van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (hierna: kenniscentra) is om voor die inbreng namens de sociale partners van de bedrijfstak te zorgen. In nauwe samenwerking met de onderwijsinstellingen houden zij zich onder meer bezig met de opleidingenstructuur in het beroepsonderwijs, en de werving en accreditatie van leerbedrijven. Deze taken zijn wettelijk geregeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB).

Sinds 1 augustus 1998 is het wachtgeldbudget gedecentraliseerd. Dit houdt in dat kenniscentra zelf verantwoordelijk zijn voor de uitkeringskosten van gewezen personeel of als gevolg van suppleties bij arbeidsongeschiktheid. In de rijksbijdrage van de kenniscentra is vanaf deze datum tevens een wachtgeldbudget opgenomen. Aan de basis van de decentralisatie ligt een wachtgeldakkoord uit 1998 tussen de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de Vereniging Colo (als vertegenwoordiger van de kenniscentra, hierna: Colo).

Voor het dragen van de kosten van uitkeringsgerechtigden, ontstaan op of na 1 augustus 1998, gold de volgende verdeling:

– een deel (65%) van de uitkeringskosten wordt door alle kenniscentra collectief betaald (collectief deel), en

– een deel (35%) door het kenniscentrum zelf dat verantwoordelijk is voor deze uitkeringskosten (individueel deel).

Aanleiding voor de wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB is een verzoek van de kenniscentra om de verdelingssystematiek voor de uitkeringskosten van het personeel van de kenniscentra te wijzigen.

Nieuwe systematiek voor verdeling van de uitkeringskosten

Colo heeft namens de kenniscentra voorgesteld om bij nieuwe uitkeringsgerechtigden geen splitsing meer te maken in een collectief en individueel deel: elk kenniscentrum draagt de volledige kosten (100%) van de uitkering.

De oude systematiek kent namelijk als nadeel dat het kenniscentrum dat verantwoordelijk is voor het ontstaan van de uitkeringsgerechtigde niet volledig opdraait voor de kosten; een deel daarvan komt ten laste van het collectief.

De nieuwe systematiek komt aan dit bezwaar tegemoet. Het betekent een eerlijker manier van verdelen van de kosten van de uitkeringen en een impuls om maatregelen te nemen om minder uitkeringsgerechtigden te hebben. Immers, onder de nieuwe systematiek neemt elk kenniscentrum de verantwoordelijkheid en de risico's volledig voor eigen rekening.

De nieuwe systematiek geldt alleen voor uitkeringsgerechtigden die ontstaan op of na 1 augustus 2004. Ten aanzien van gewezen personeel dat nog onder de «oude» systematiek valt, treedt geen wijziging op. Deze groep zal op den duur volledig uitstromen, zodat op termijn alle uitkeringsgerechtigden onder de nieuwe systematiek zullen vallen.

Gevoerd overleg

Een voorontwerp van dit besluit is aan Colo voorgelegd. Colo heeft aan het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap meegedeeld zich met het voorontwerp te kunnen verenigen.

Uitvoeringstoets

Centrale financiën instellingen, de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, acht het ontwerpbesluit uitvoerbaar.

Financiële gevolgen

Aan dit besluit zijn geen financiële gevolgen verbonden.

Artikelsgewijs

Artikel I

Het derde lid, onder C, en vierde lid van artikel 4.5.2 zijn dusdanig gewijzigd dat de uitkeringskosten van gewezen personeel die ontstaan op of na 1 augustus 2004 (de beoogde ingangsdatum van dit besluit) volledig ten laste worden gebracht van het kenniscentrum, dat het ontslag heeft geëffectueerd.

Voor de uitkeringskosten van personeel dat vóór 1 augustus 2004 ontslagen wordt, verandert er niets.

Voor verdere informatie over deze wijziging van de systematiek van de verdeling van de uitkeringskosten verwijs ik naar hetgeen daarover in de algemene toelichting vermeld is.

Artikel II

Het streven is dat het besluit op 1 augustus 2004 in werking treedt.

De onderhavige wijziging van artikel 4.5.2 van het Uitvoeringsbesluit WEB dient op grond van artikel 2.4.1, derde lid, van de WEB na publicatie in het Staatsblad aan de beide Kamers der Staten-Generaal te worden voorgelegd.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

A. D. S. M. Nijs


XNoot
1

Stb. 1999, 368, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 16 augustus 2003, Stb. 354.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven