Besluit van 22 april 2004 tot wijziging van het Besluit tot uitvoering van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met de verdere ontwikkeling van de Nederlandse kenniseconomie en de verbetering van de arbeidsmarktpositie van legaal in Nederland verblijvende vreemdelingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2 december 2003, nr. AAM/ASAM/03/78564;

Gelet op artikel 3 van de Wet arbeid vreemdelingen;

De Raad van State gehoord (advies van 15 januari 2004 nr. W12.03.0513/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 16 april 2004, nr. AAM/ASAM/04/21176

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.

2. De aanhef van onderdeel a van het eerste lid komt te luiden:

a. die zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft en die incidentele arbeid verricht uitsluitend bestaande uit:

3. Subonderdeel 7° van het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

7°. Het werkzaam zijn als artiest, musicus, beeldend kunstenaar, conservator of restorator;

4. Na onderdeel i van het eerste lid worden, onder vervanging van de punt achter onderdeel i door een puntkomma, drie onderdelen toegevoegd, luidende:

j. die met een door of vanwege de Europese Unie, een instituut of instelling voor internationaal onderwijs of onderzoek dat door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen wordt gesubsidieerd, de Nederlandse overheid, of een Nederlandse onderwijs- of onderzoeksinstelling verstrekte beurs in Nederland tijdelijk onderzoek verricht voor de duur van de beurs en degene die in het kader van een bilaterale of multilaterale overeenkomst waarbij Nederland partij is onderzoek verricht voor de duur zoals is bepaald in de bilaterale of multilaterale overeenkomst;

k. die gastcolleges geeft aan een universiteit, hogeschool of instelling voor hoger internationaal onderwijs, of aan een onderzoeksinstelling die gelieerd is aan of werkzaam is op het terrein van een universiteit, hogeschool of instelling voor hoger internationaal onderwijs, voor de duur van maximaal één jaar;

l. die tot Nederland wordt toegelaten om arbeid te verrichten in het kader van een actieprogramma van de Europese Unie dat bekend gemaakt is in het publicatieblad van de Europese Unie voor de duur zoals is bepaald in het programma.

5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Onder incidentele arbeid als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, wordt verstaan:

    a. onder 1° en 2°, arbeid met een maximale duur van 12 weken binnen een tijdsbestek van 36 weken;

    b. onder 2°, 4°, 5°, 6°,7°, arbeid met een maximale duur van vier weken binnen een tijdsbestek van 13 weken.

B

Na artikel 1b wordt een artikel 1c ingevoegd, luidende:

Artikel 1c

Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen, is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling, die beschikt over een vergunning tot verblijf op grond van artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000.

C

Artikel 4a komt te luiden:

Artikel 4a

Behoudens bij ministeriële regeling te bepalen gevallen wordt een verlenging van de tewerkstellingsvergunning die voor minder dan drie jaar is verleend, geweigerd indien:

a. de geldigheidsduur van de tewerkstellingsvergunning, inclusief de verlenging van de tewerkstellingsvergunning de maximale duur van drie jaar heeft bereikt;

b. de maximale toegestane duur van de arbeid wordt overschreden.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op 1 mei 2004.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 22 april 2004

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

M. Rutte

Uitgegeven de negenentwintigste april 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Het kabinet heeft op 28 september 2001 een interdepartementale werkgroep Wet arbeid vreemdelingen (Wav) geïnstalleerd om advies uit te brengen over versnelling en vereenvoudiging van de Wav-procedures en over de wenselijkheid om de toelating van hooggekwalificeerde kennismigranten te versoepelen. Het kabinet heeft op 26 april 2002 ingestemd met het advies van de interdepartementale werkgroep. Het advies is op 24 mei 2002 naar de Tweede Kamer gezonden (SoZa -02-380). Op 20 maart 2003 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het beleid zoals is neergelegd in bovengenoemd advies. Deze wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen betreft deels de implementatie van bovengenoemd advies. De ontheffing van de tewerkstellingsvergunningsplicht voor artiesten en musici die korter dan 4 weken in Nederland werkzaam zijn en voor deelnemers aan uitwisselingsprogramma's van de Europese Unie passen binnen deze vereenvoudiging en versnelling. In het kader van de versoepeling van de toelatingsprocedures voor kennismigranten wordt voorgesteld om de tewerkstellingsvergunningsplicht voor bursalen en ontvangers van stipendia en voor wetenschappelijke gastdocenten af te schaffen. Op deze wijze wordt de internationale mobiliteit van wetenschappers gestimuleerd en kan Nederland op eenvoudiger wijze profiteren van en bijdragen aan de internationale uitwisseling van wetenschappelijke kennis. Bovengenoemde maatregelen zullen twee jaar na inwerkingtreding worden geëvalueerd. Deze wijzigingen vloeien ook voort uit het Actieplan vereenvoudiging SZW-regelgeving (Kamerstukken II 2002/2003, 28 600 XV, nr. 24).

De afschaffing van de tewerkstellingsvergunningsplicht voor vreemdelingen met een vergunning tot bepaalde tijd asiel beoogt (art. 1c) de arbeidsmarktpositie van deze legaal in Nederland verblijvende vreemdelingen te verbeteren. Met het bieden van meer mogelijkheden tot verlenging van de tewerkstellingsvergunning, komt het kabinet tegemoet aan gesignaleerde knelpunten die zich voordoen indien werkzaamheden langer duren dan gepland.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A, onder 1 en 2

De redactie van artikel 1 onderdeel a gaf in de uitvoeringspraktijk aanleiding tot vragen en misverstanden omdat in de regelgeving niet duidelijk was bepaald wat onder de zinsnede «die incidenteel dan wel gedurende een periode van ten hoogste 4 weken in Nederland arbeid verricht» moest worden verstaan Met deze wijziging van artikel 1, onderdeel a, in samenhang met het nieuwe tweede lid wordt in de tekst van de regelgeving zelf duidelijk aangegeven voor welke werkzaamheden welke maximale periode van arbeid geldt. Bij de bepaling van de duur van deze periode is aangesloten bij het huidige uitvoeringsbeleid van de Centrale organisatie voor werk en inkomen. Bovendien wordt aangegeven dat de werkzaamheden zelf een incidenteel karakter dienen te hebben. Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat artikel 1, eerste lid, onderdeel a, niet van toepassing is op structureel werk dat achtereenvolgend door verschillende vreemdelingen wordt verricht, waardoor gesteld zou kunnen worden dat de desbetreffende vreemdelingen, ieder voor zich, de werkzaamheden incidenteel verrichten.

Voor vreemdelingen die tentoonstellingen of stands van een buiten Nederland gevestigde werkgever voorbereiden, inrichten, houden of afbreken is de termijn van 4 weken binnen 13 weken verlengd naar 12 weken binnen 36 weken, aangezien de 4 weken termijn in de praktijk te kort bleek te zijn.

Artikel I, onderdeel A, onder 3

Onder de voorganger van de Wav, de Wet arbeid buitenlandse werknemers gold geen vergunningsplicht voor vreemdelingen die uitvoerende kunst – niet behorende tot de amusementskunst -beoefenden voorzover deze werkzaamheden incidenteel waren. Voor artiesten en musici in het zogenoemde «lichte amusementsgenre» die vanwege het internationaal karakter van hun werkzaamheden niet blijvend tot de Nederlandse arbeidsmarkt zijn toegelaten, gold een versoepeld toelatingsbeleid voorzover de werkzaamheden niet langer dan 6 maanden duurden. Bij de invoering van de Wet arbeid vreemdelingen is voor alle artiesten en musici de tewerkstellingsvergunningsplicht ingevoerd, zij het dat voor artiesten en musici die korter dan 4 weken in Nederland werkzaam zijn een tewerkstellingsvergunning zonder arbeidsmarkttoets wordt afgegeven. In de praktijk blijkt dat de vergunningsplicht voor deze categorie vreemdelingen een onevenredig zware belasting met zich meebrengt voor zowel de werkgever/opdrachtgever als voor de Centrale organisatie werk en inkomen. Gelet op de korte duur van de werkzaamheden is het risico op verdringing van prioriteitsgenietend aanbod niet tot nauwelijks aanwezig. Om te voorkomen dat werkgevers mogelijk via een roulatiesysteem structurele arbeidsplaatsen invullen met vreemdelingen die korte tijd werkzaam zijn, is de vrijstelling van de tewerkstellingsvergunningsplicht alleen van toepassing voorzover er sprake is van incidentele arbeid met een maximale duur van 4 weken. Ook voor beeldende kunstenaars, restoratoren en conservatoren geldt dat zij vanwege hun specifieke kwaliteiten een bijdrage leveren aan het Nederlandse culturele leven. Deze specifieke kwaliteiten en de korte duur van de tewerkstelling leiden er eveneens toe dat de ontheffing van de tewerkstellingsvergunningsplicht geen verdringing van prioriteitsgenietend aanbod tot gevolg zal hebben.

Artikel I, onderdeel A, onder 4

In het kader van de ontwikkeling van de Nederlandse kenniseconomie acht het kabinet internationale mobiliteit van wetenschappelijke onderzoekers van essentieel belang. Een belangrijke doelgroep wordt in dit kader gevormd door «bursalen» en «ontvangers van stipendia», die voor de duur van de beurs in Nederland onderzoek verrichten. Om hen sneller en eenvoudiger naar Nederland te kunnen laten komen is de Wav niet meer op hen van toepassing (onderdeel j).

Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen publiceert jaarlijks in haar begroting een overzicht van gesubsidieerde instituten en instellingen voor internationaal onderwijs respectievelijk onderzoek (Kamerstukken II 2002/2003, 28 600 VIII, nr. 2, pagina 179).

Een en ander geldt ook voor gastdocenten aan een universiteit, hogeschool, instelling van hoger internationaal onderwijs of een daaraan gelieerde onderzoeksinstelling. De maximale duur van de arbeid van één jaar geeft aan dat het gaat om een gastdocentschap en niet om een reguliere arbeidsplaats (onderdeel k).

De Europese Unie kent een aantal uitwisselingsprogramma's die officieel gepubliceerd zijn en op basis waarvan vreemdelingen tijdelijk in Nederland werkzaam zijn, veelal in het kader van het opdoen van werkervaring. Voorbeelden van dergelijke programma's zijn Leonardo da Vinci, Socrates, Tempus of bilaterale uitwisselingsprogramma's op het gebied van hoger onderwijs met Canada en de VS. Thans worden in dit kader tewerkstellingsvergunningen afgegeven zonder arbeidsmarkttoets. Om een optimale uitvoering van deze programma's mogelijk te maken, vervalt voor deelnemers aan deze programma's de tewerkstellingsvergunningsplicht (onderdeel l).

Artikel I, onderdeel A, onder 5

In het nieuwe tweede lid van artikel 1wordt het begrip incidentele arbeid nader gedefinieerd.

Artikel I, onderdeel B

Gelet op de hoge werkloosheid onder vreemdelingen met een vergunning tot verblijf bepaalde tijd asiel, is het wenselijk dat deze vreemdelingen zo min mogelijk belemmeringen ondervinden bij het zoeken van werk. De tewerkstellingsvergunningsplicht voor werkgevers die deze vreemdelingen willen te werk stellen, blijkt zo'n belemmering te zijn. Afschaffing van de tewerkstellingsvergunningsplicht zal derhalve bijdragen aan de vergroting van de arbeidsparticipatie van bovengenoemde categorie vreemdelingen.

Artikel I, onderdeel C

Het verbod op verlenging van de tewerkstellingsvergunning die voor arbeid voor bepaalde duur is verleend, blijkt in de praktijk te leiden tot onwenselijke situaties. Werkzaamheden kunnen uitlopen, waardoor werkgevers gedwongen worden om weer een volledige aanvraagprocedure, inclusief de verplichte vacaturemelding en toetsing aan aanwezigheid van prioriteitgenietend aanbod, te doorlopen, hoewel er feitelijk geen sprake is van nieuwe vacatures. Met het mogelijk maken van een verlenging van de tewerkstellingsvergunning wordt bovengenoemd knelpunt opgelost. Wel wordt de mogelijkheid tot verlenging van de tewerkstellingsvergunning. Beperkt tot die situaties waarin de gehele duur van de tewerkstelling, inclusief de verlenging, minder bedraagt dan drie jaar. Hiermee wordt voorkomen dat de vreemdeling die voor tijdelijke arbeid is geworven, alsnog recht krijgt op permanente toelating tot de Nederlandse arbeidsmarkt. Bovendien wordt uitgesloten dat door verlenging van de tewerkstellingsvergunning het de vreemdeling wordt toegestaan om langer dan de toegestane duur arbeid te verrichten. Dit is onder meer relevant voor stagiaires en praktikanten, voor wie de duur van de arbeid is beperkt.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

M. Rutte


XNoot
1

Stb. 1995, 406, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 6 december 2002, Stb. 604.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven