Besluit van 19 april 2004, houdende wijziging van het Bekostigingsbesluit inburgering nieuwkomers in verband met een eenmalige verhoging van de rijksbijdrage voor 2004

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, van 13 februari 2004, nr. 5269909/04/6;

Gelet op artikel 16 van de Wet inburgering nieuwkomers;

De Raad van State gehoord (advies van 25 februari 2004, no. W03.04.0077/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, van 9 april 2004, nr. 5279487/04/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Bekostigingsbesluit inburgering nieuwkomers1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. Onze Minister: Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie;

b. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.

B

In artikel 2, tweede lid, wordt «Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stellen gezamenlijk de verhouding vast» vervangen door: Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie stelt de verhouding vast.

C

Na artikel 2 wordt een artikel 2a ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

  • 1. De rijksbijdrage, bedoeld in artikel 2, voor 2004 kan eenmalig worden verhoogd.

  • 2. Deze verhoging is afhankelijk van de door de gemeente opgebouwde reserve, bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdeel c, op 31 december 2002 en wordt berekend met de formule: X = Y – ½ Z waarin wordt voorgesteld:

    – met de letter X: het bedrag van de eenmalige verhoging van de rijksbijdrage voor 2004;

    – met de letter Y: het verschil tussen de rijksbijdrage op grond van de meerjarenraming in de rijksbegroting voor 2003 en de rijksbijdrage die voor 2004 is toegekend;

    – met de letter Z: de door de gemeente opgebouwde reserve, bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdeel c, op 31 december 2002.

  • 3. Het bedrag van de eenmalige verhoging van de rijksbijdrage, bedoeld in het tweede lid, wordt verstrekt uiterlijk 1 juni 2004.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad wordt geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 19 april 2004

Beatrix

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M. C. F. Verdonk

Uitgegeven de zevenentwintigste april 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Inleiding

Op grond van het Hoofdlijnenakkoord en het daarbij behorende Financieel kader 2004 – 2007 is het voor de inburgering van nieuwkomers beschikbare landelijke budget in 2004 afgenomen. Aanvankelijk was voor de rijksbijdragen inburgering aan de gemeenten in 2004 een bedrag van € 165 437 000 geraamd (zie de meerjarenraming bij de rijksbegroting voor 2003), uiteindelijk is € 110 000 000 volgens de gebruikelijke systematiek aan de gemeenten uitgekeerd. Afhankelijk van hun specifieke situatie kunnen gemeenten voor de inburgering van nieuwkomers hun reserves inzetten of eigen middelen inzetten om de dienstverlening op het gebied van inburgering op peil te houden.

Het Bekostigingsbesluit inburgering nieuwkomers maakt het mogelijk dat gemeenten geld, dat zij niet direct voor inburgering gebruiken, reserveren om onregelmatigheden in de besteding van inburgeringsgelden ten gevolge van fluctuaties in het aantal nieuwkomers per gemeente te kunnen opvangen. Na de invoering van de Wet inburgering nieuwkomers is gebleken dat de reserves van vele gemeenten van jaar tot jaar zijn toegenomen. Eind 2002 zijn de totale reserves van de gemeenten aangegroeid tot ongeveer € 100 miljoen. Blijkbaar houden deze gemeenten niet alleen een reserve aan om fluctuaties op te vangen, maar bouwen zij tevens een vermogen op.

Eenmalige verhoging van de rijksbijdrage 2004

De bij de gemeenten opgebouwde positieve reserves zijn door het Rijk beschikbaar gesteld voor de inburgering van nieuwkomers. Het ligt voor de hand dat nu, bij een afnemend budget, deze reserves ingezet worden om de dienstverlening op peil te houden. Niet alle gemeenten hebben echter voldoende reserves opgebouwd. De onderhavige wijziging van het Bekostigingsbesluit inburgering nieuwkomers maakt, door invoeging van een nieuw artikel 2a, het mogelijk om gemeenten, die onvoldoende reserves hebben opgebouwd, een eenmalige verhoging van de rijksbijdrage te verstrekken.

Bij het bepalen van deze eenmalige verhoging wordt uitgegaan van de meest recente bekende cijfers: de reserves per 1-1-2003. In 2003 hebben gemeenten, inclusief de in december 2003 uitgekeerde prijscompensatie, samen ongeveer € 183 miljoen ontvangen. Ondanks deze rijksbijdrage is het denkbaar dat de reserve van een gemeente per 1-1-2004 lager is dan die per 1-1-2003. Mogelijk is dat als gevolg daarvan gemeenten niet altijd hun volledige reserve per 1-1-2003 in 2004 zullen kunnen inzetten. Daarom wordt als uitgangspunt de volgende marge aangehouden: van de op 1-1-2003 opgebouwde positieve reserves door gemeenten wordt in 2004 de helft ingezet. Indien in een gemeente sprake is van een negatieve reserve wordt die reserve gelijkgesteld met een reserve van nul.

Dit leidt tot onderstaande systematiek voor het toekennen van de eenmalige verhoging van de rijksbijdrage per gemeente:

– berekend wordt welke rijksbijdrage de gemeente gehad zou hebben op basis van het budget genoemd in de meerjarenraming van de rijksbegroting van 2003 (€ 165 437 000);

– vervolgens wordt het verschil tussen dit bedrag en het daadwerkelijk voor 2004 toegekende bedrag berekend (Y);

– ten aanzien van de reserve wordt uitgegaan van de vastgestelde reserve van de gemeente per 1-1-2003 (Z);

– als de reserve van een gemeente (nog) niet door de Minister is vastgesteld, wordt de eenmalige verhoging 0;

– het bedrag van de eenmalige verhoging X bedraagt Y – ½ Z.

Het bedrag van deze eenmalige verhoging van de rijksbijdrage zal, voor zover van toepassing, zo spoedig mogelijk na inwerkingtreding van dit besluit worden verstrekt, doch uiterlijk voor 1 juni 2004.

Financiële gevolgen

De eenmalige verhoging van de rijksbijdrage wordt uit de begroting van het Ministerie van Justitie gefinancierd uit de voor de inburgering bestemde middelen.

Bevoegdheid van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

Voorts wordt nog een technische wijziging in het Bekostigingsbesluit inburgering nieuwkomers aangebracht.

Bij Koninklijk Besluit van 28 oktober 2002, houdende de herindeling van de ministeriële taak met betrekking tot het verstrekken van de rijksbijdragen aan gemeenten ten behoeve van de inburgering van nieuwkomers en oudkomers is de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie belast met:

a. het aan de gemeenten verstrekken van een rijksbijdrage als bedoeld in artikel 2.3.1, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs voorzover deze taak voor 1 januari 2003 was opgedragen aan Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

b. het aan de gemeenten verstrekken van een rijksbijdrage als bedoeld in artikel 16 van de Wet inburgering nieuwkomers voorzover deze taak voor 1 januari 2003 was opgedragen aan Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Gelet hierop is artikel 1, eerste lid, onderdeel b, gewijzigd in die zin dat in alle artikelen van het Bekostigingsbesluit inburgering nieuwkomers «Onze Minister» moet worden gelezen als: Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, en is artikel 2, tweede lid, aangepast. Aan het schrappen van artikel 1, tweede lid, liggen twee redenen ten grondslag. Ten eerste het genoemde Koninklijk Besluit en ten tweede het feit dat anders dan ten tijde van de totstandkoming van het Bekostigingsbesluit niet de Minister van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk is voor integratie, maar de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M. C. F. Verdonk


XNoot
1

Stb. 1998, 441, gewijzigd bij besluit van 16 november 2001, Stb. 576.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Justitie.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 11 mei 2004, nr. 89.

Naar boven